4.2De voorzieningenrechter stelt vast dat het voorliggende besluit – voor zover het betreft de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd materieel vergelijkbaar is met het eerdere afwijzende besluit van 6 oktober 2010, waardoor voormeld toetsingskader van toepassing is.
5. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag, zoals toegelicht ter zitting, het volgende aangevoerd. Verzoeker is Yezidi en is afkomstig uit de provincie Mosul in Irak. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit een identiteitskaart en nationaliteitsverklaring overgelegd. De veiligheidssituatie in Irak is zodanig verslechterd dat thans sprake van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (hierna: richtlijn 2004/83). Verzoeker vreest voorts dat hij als Yezidi zal worden vermoord door de IS. Als Yezidi kan verzoeker ook niet in de Koerdisch Autonome Regio (KAR) leven, omdat de Koerden Yezidi’s evenmin accepteren. Ter onderbouwing van zijn betoog dat hij Yezidi is, verwijst eiser naar voornoemde nationaliteitsverklaring en de brief van het Yezidisch cultureel centrum Amsterdam van 4 november 2014 met bijlagen.
6. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen op de volgende gronden. Verweerder heeft het gestelde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bij de beoordeling van de aanvraag betrokken. In de vorige procedure is in rechte vast komen te staan dat het ontbreken van identiteits- en nationaliteitsdocumenten verzoeker zijn toe te rekenen. Er wordt nog steeds geen geloof gehecht aan de gestelde identiteit, herkomst en afkomst van verzoeker. De inbreng van de - met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echte - nationaliteitsverklaring en identiteitskaart maakt dat niet anders. Niet wordt ingezien dat hij deze documenten niet eerder had kunnen laten toezenden. Bovendien is over de inhoud van deze documenten geen uitspraak gedaan en heeft verzoeker tijdens zijn gehoor ontkend dat zijn juiste persoonlijke gegevens in de documenten staan, nu volgens hem ten onrechte is opgenomen dat hij is geboren in [A] /[B] / [C], terwijl hij stelt afkomstig te zijn uit Centraal-Irak ([X 1]). Verder is onduidelijk of de door verzoeker overgelegde documenten inderdaad op hem toezien.
Verzoeker komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.
Verzoeker komt evenmin in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw. Hoewel moet worden geconcludeerd dat de veiligheidssituatie in Centraal- en Zuid-Irak is verslechterd, is het geweldsniveau nog niet vergelijkbaar met de situatie in 2006 en 2007. Verder is van belang dat niet aannemelijk is gemaakt dat verzoeker afkomstig is uit een gebied dat in handen is van IS, dan wel een gebied waar op dit moment een felle strijd met IS plaatsvindt.
7. Gelet op het onder rechtsoverwegingen 4 en 4.1 vermelde toetsingskader, ziet de voorzieningenrechter zich allereerst gesteld voor de vraag of in het onderhavige geval sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden, waarvan niet op voorhand is uitgesloten dat deze kunnen afdoen aan het eerdere afwijzende besluit.
8. Verzoeker heeft aangevoerd dat de algemene veiligheidssituatie in Irak in zijn geheel zodanig is verslechterd voor iedere Iraakse burger, dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub 3, Vw. Ter onderbouwing van deze stelling heeft verzoeker verwezen naar het rapport van UNHCR van oktober 2014, getiteld “UNHCR position on returns to Iraq”.