ECLI:NL:RBDHA:2014:14906

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
8 december 2014
Zaaknummer
14 / 26168 - 14 / 26167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublinoverdracht Italië en motiveringsgebrek in asielprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 4 december 2014, gaat het om de asielaanvraag van een alleenstaande man die is afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, conform artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft op 18 november 2014 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te voorkomen totdat op zijn beroep was beslist.

Tijdens de zitting op 4 december 2014, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd de zaak behandeld. De voorzieningenrechter heeft direct na de zitting mondeling uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat het bestreden besluit ondeugdelijk was gemotiveerd, omdat het niet inging op de zienswijze van eiser met betrekking tot de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland. Dit arrest, dat op 4 november 2014 werd uitgesproken, heeft implicaties voor de opvang van asielzoekers in Italië, vooral gezien de toegenomen instroom in 2014.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit niet in stand konden blijven, gezien de nieuwe situatie die was ontstaan na het arrest Tarakhel. De rechter oordeelde dat een hernieuwde beoordeling door verweerder, rekening houdend met recente cijfers over de instroom van asielzoekers en de opvangcapaciteit in Italië, mogelijk tot een andere uitkomst zou kunnen leiden dan de eerdere afwijzing van de asielaanvraag.

Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.461. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 14/26168 (voorlopige voorziening) en 14/26167 (beroep)
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter voor vreemdelingenzaken van 4 december 2014 in de zaak tussen
[naam], eiser,
gemachtigde: mr. G.A.P. Avontuur,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. L. van Es.

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2014 (hierna: het bestreden besluit), genomen in de zogeheten algemene asielprocedure (AA-procedure), is de asielaanvraag van eiser afgewezen met toepassing van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000
(Vw 2000), omdat verweerder Italië verantwoordelijk acht voor de behandeling van de asielaanvraag.
Op 18 november 2014 heeft eiser tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting achterwege te laten totdat op zijn beroep is beslist.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 december 2014. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig Z. Hanina, tolk in de Arabische taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
2. Nader onderzoek kan redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Daarom zal de voorzieningenrechter ook uitspraak doen in het beroep.
3. Niet in geschil is dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat daarin niet is ingegaan op wat in de zienswijze door eiser is aangevoerd met betrekking tot de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland van 4 november 2014 (no. 29217/12), alsmede de toegenomen instroom van asielzoekers in Italië in 2014 en de opnamecapaciteit.
4. In geschil is of de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand moeten blijven.
5. In de zaak Tarakhel heeft het EHRM niet alleen geoordeeld over kwetsbare groepen, maar ook over de problematische opvangsituatie voor asielzoekers in het algemeen. Daarbij is rekening gehouden met de instroom van asielzoekers in Italië in de periode tot en met 2013. Deze instroomcijfers zijn substantieel lager dan die van het eerste halfjaar van 2014.
6. Verweerder heeft ter zitting alsnog gereageerd op de stellingen van eiser, onder meer door verwijzing naar een viertal uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen ’s-Hertogenbosch (twee), Rotterdam en Utrecht, alsmede naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze rechtspraak dateert van ruim voor het arrest Tarakhel en ziet niet op de relevante rechtsoverwegingen in dat arrest. In zoverre is een nieuwe situatie ontstaan.
7. Niet kan worden uitgesloten dat een hernieuwde beoordeling door verweerder, op basis van recente cijfers over instroom van asielzoekers in Italië en de opvangcapaciteit, in het licht van het arrest Tarakhel, moet leiden tot een andere uitkomst dan tot afwijzing van de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van Vw 2000.
8. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
9. Het beroep is gegrond en de voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit omdat het in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
10. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op basis van drie punten vastgesteld op € 1.461.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.461 (veertienhonderdeenenzestig euro), te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 4 december 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.