ECLI:NL:RBDHA:2014:14953
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vorderingen tot verbod op toelating van zout water in natuurgebied Rammegors
In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag werd behandeld, hebben eiseressen, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De eiseressen vorderden een verbod op het openen van de schuiven in de inlaat onder de Krabbenkreekdam, waarmee zout water in het natuurgebied Rammegors kan worden toegelaten. De zaak werd behandeld op 3 december 2014, en op 4 december 2014 werd er een verkort vonnis uitgesproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het natuurgebied Rammegors, gelegen in Zeeland, een beschermd natuurgebied is dat sinds 1990 als staatsnatuurmonument is aangewezen. Rijkswaterstaat, als onderdeel van het ministerie, is bezig met projecten om de natuurkwaliteit van de Oosterschelde te verbeteren, waaronder het project 'Rammegors en schorherstel Oosterschelde'. De rechtbank oordeelde dat de vergunningen die door de gedeputeerde staten van Zeeland zijn verleend voor de werkzaamheden in het Rammegors, onherroepelijk zijn geworden na een uitspraak van de Raad van State op 9 april 2013, die de beroepen tegen deze vergunningen niet-ontvankelijk verklaarde.
De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eiseressen op onrechtmatig handelen zijn gebaseerd, maar dat de vergunningen formele rechtskracht hebben en rechtmatig zijn. Bovendien werd vastgesteld dat eiseressen niet voldoende belang hadden bij hun vorderingen, zoals vereist door artikel 3:303 BW. De rechtbank wees de vorderingen van eiseressen af en veroordeelde hen in de proceskosten, die op € 1.424,-- werden begroot, inclusief advocaatkosten en griffierecht.