ECLI:NL:RBDHA:2014:14953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
C-09-478393 - KG ZA 14-1446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot verbod op toelating van zout water in natuurgebied Rammegors

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag werd behandeld, hebben eiseressen, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De eiseressen vorderden een verbod op het openen van de schuiven in de inlaat onder de Krabbenkreekdam, waarmee zout water in het natuurgebied Rammegors kan worden toegelaten. De zaak werd behandeld op 3 december 2014, en op 4 december 2014 werd er een verkort vonnis uitgesproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het natuurgebied Rammegors, gelegen in Zeeland, een beschermd natuurgebied is dat sinds 1990 als staatsnatuurmonument is aangewezen. Rijkswaterstaat, als onderdeel van het ministerie, is bezig met projecten om de natuurkwaliteit van de Oosterschelde te verbeteren, waaronder het project 'Rammegors en schorherstel Oosterschelde'. De rechtbank oordeelde dat de vergunningen die door de gedeputeerde staten van Zeeland zijn verleend voor de werkzaamheden in het Rammegors, onherroepelijk zijn geworden na een uitspraak van de Raad van State op 9 april 2013, die de beroepen tegen deze vergunningen niet-ontvankelijk verklaarde.

De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van eiseressen op onrechtmatig handelen zijn gebaseerd, maar dat de vergunningen formele rechtskracht hebben en rechtmatig zijn. Bovendien werd vastgesteld dat eiseressen niet voldoende belang hadden bij hun vorderingen, zoals vereist door artikel 3:303 BW. De rechtbank wees de vorderingen van eiseressen af en veroordeelde hen in de proceskosten, die op € 1.424,-- werden begroot, inclusief advocaatkosten en griffierecht.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/478393 / KG ZA 14-1446
Vonnis in kort geding van 4 december 2014
in de zaak van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

1. B.V. DE BEDOELING,

2. INTERNATIONALE MEDISCHE CONSTRUCTIE ASSOCIATED TO

INTERNATIONAL LAW B.V.,

3. INTERNATIONAAL OPVANGINSTITUUT SINT PHILIPSLAND

ASSOCIATED TO INTERNATIONAL LAW B.V.,

4. ALT TRÉ B.V.,

5. INTERNATIONALE MEDISCHE VOETSPECIALISATIE ASSOCIATED

TO INTERNATIONAL LAW B.V.,

6. 'T GRIP B.V.,

7. BEDDEN GOED B.V.,

8. INTERNATIONAAL MEDISCH PSYCHOLOGISCH CENTRUMASSOCIATED TO INTERNATIONAL LAW B.V.,

9. MAERLOO III ACCORDING TO INTERNATIONAL LAW B.V.,

10. INTERNATIONAAL KINDEROPVANGCENTRUM DE MERELASSOCIATED TO INTERNATIONAL LAW B.V.,
11. INTERNATIONALE MEDISCHE OPVOEDKUNDE ASSOCIATED TOINTERNATIONAL LAW B.V.,

12. MOSJE B.V.,

13. INTERNATIONALE MEDISCHE STRUCTUURBOUW ASSOCIATED TOINTERNATIONAL LAW B.V.,

14. 'T SPINNEWIEL B.V.,

15. CREATIEVE RUIMTE B.V.,

16. INTERNATIONAAL MEDISCH CONTACT BUREAU ASSOCIATED TOINTERNATIONAL LAW B.V.,

17. RXW B.V.,

18. INTERNATIONAAL MEDISCH MICROSCOPISCH ONDERZOEK

ASSOCIATED TO INTERNATIONAL LAW B.V.,

19. STRALEND EVENWICHT B.V.,

20. KINDERHAND B.V.,

21. INTERNATIONAAL MEDISCH SOCIAAL EVENWICHT ASSOCIATEDTO INTERNATIONAL LAW B.V.,

22. 8 B.V.,

23. SAMVINNA B.V.,

24. INTERNATIONAAL ETHISCH CONTACT BUREAU ASSOCIATED TOINTERNATIONAL LAW B.V.,

25. LAMAAN B.V.,

26. ZWANENDONCK B.V.,

27. ROSETTA B.V.,

28. SECRET B.V.,

29. SATURNUS B.V.,

30. TREKVOGELS B.V.,

gevestigd te Steensel (sub 1), Sint Philipsland (sub 2, 3, 5, 6, 7, 10, 11, 13, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 26, 27, 28, 29 en 30), Ossendrecht (sub 4 en 23), Roosendaal (sub 8), Etten-Leur (sub 9), Scharendijke (sub 12), Sint Willebrord (sub 14) en Ulvenhout (sub 25),
eiseressen,
advocaat mr. R.H.M. Madou te Sint Philipsland,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(ministerie van Infrastructuur en Milieu),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. H.J.M. Besselink te Den Haag.

1.Het procesverloop

Eiseressen hebben gedaagde op 2 december 2014 doen dagvaarden om op 3 december 2014 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die zitting ook behandeld. Op 4 december 2014 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 3 december 2014 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Natuurgebied het Rammegors is gelegen in de provincie Zeeland (tussen de voormalige eilanden Sint Philipsland en Tholen). Het is ruim 40 jaar geleden ontstaan door indijking van een open zeearm (Oosterschelde/Eendracht). Op 23 mei 1990 is het - als onderdeel van het gebied "Oosterschelde-binnendijks" - aangewezen als beschermd natuurgebied en op 20 december 1990 als staatsnatuurmonument. Nadien is nog een aanwijzing ingevolge "Natura 2000" gevolgd.
2.2.
Teneinde de natuurkwaliteit van de Oosterschelde te verbeteren voert Rijkswaterstaat, een onderdeel van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, projecten uit waarbij nieuwe schorren worden gecreëerd en bestaande schorren worden behouden. Één daarvan betreft het project "Rammegors en schorherstel Oosterschelde". De scope daarvan is onder meer (i) het ontwerpen en aanbrengen van een doorlaatmiddel in een waterkering om getij in het Rammegors te brengen, (ii) het natuurtechnisch inrichten van het Rammegors om zout intergetijdennatuur te creëren en (iii) het ontwerpen en aanbrengen van een schor(rand)bescherming.
2.3.
In het kader van de uitvoering van voormeld project hebben gedeputeerde staten van de provincie Zeeland op 11 en 18 oktober 2012 aan Rijkswaterstaat vergunningen verleend voor respectievelijk werkzaamheden voor het terugbrengen van het getijregime in het Rammegors en het uitvoeren van ontgrondingswerkzaamheden in het Rammegors.
2.4.
Op 9 april 2013 heeft de Raad van State de beroepen tegen voormelde besluiten van 11 en 18 oktober 2012 niet-ontvankelijk verklaard, kort gezegd omdat de appellante niet als belanghebbende bij de bestreden besluiten kan worden aangemerkt.
2.5.
In het kader van de uitvoering van de werkzaamheden ter zake van het project "Rammegors en schorherstel Oosterschelde" is een doorlaatmiddel aangebracht onder de Krabbenkreekdam, waarmee zout water kan worden toegelaten tot het Rammegors.
2.6.
Rijkswaterstaat is voornemens de schuiven in de in- c.q. doorlaat onder de Krabbenkreekdam op 5 december 2014 te openen, zodat het zoute water uit de Oosterschelde het Rammegors kan instromen.

3.Het geschil

3.1.
Eiseressen vorderen - zakelijk weergegeven - gedaagde op straffe van verbeurte van een dwangsom te:
I. verbieden de schuiven in de inlaat onder de Krabbenkreekdam op 5 december 2014 te openen;
II. gebieden de schuiven in die inlaat gesloten te houden en geen zout zeewater in het Rammegors te laten instromen;
een en ander met veroordeling van gedaagde in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Samengevat voeren eiseressen daartoe het volgende aan.
Rijkswaterstaat handelt onrechtmatig door op 5 december 2014 de schuiven in de inlaat onder de Krabbenkreekdam te openen, waardoor onomkeerbare schade wordt toegebracht aan het natuurgebied het Rammegors.
Daarvoor is allereerst van belang dat gedeputeerde staten van de provincie Zeeland niet bevoegd waren de vergunningen van 11 en 18 oktober 2012 te verlenen. Toekenning van bestuursbevoegdheid over het - door omdijking en inpoldering ontstane - nieuwe gebied het Rammegors is namelijk nooit aan een bestuursorgaan toegekend en dus ook niet aan de provincie Zeeland.
Daarnaast mag de Krabbenkreekdam ingevolge de Waterwet alleen in zeer uitzonderlijke situaties worden doorbroken. Daarvan is geen sprake.
3.3.
Gedaagde heeft de vorderingen van eiseressen gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal zijn verweer hierna worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Eiseressen gronden hun vorderingen op onrechtmatig handelen. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de civiele rechter - in dit spoedeisende geval de voorzieningenrechter in kort geding - gegeven.
4.2.
Nadat de Raad van State op 9 april 2013 de beroepen tegen de op 11 en 18 oktober 2012 afgegeven vergunningen niet-ontvankelijk had verklaard, zijn die vergunningen onherroepelijk geworden. Daarmee hebben zij formele rechtskracht. Gelet hierop moet worden aangenomen dat de vergunningen - zowel voor wat betreft de totstandkoming als de inhoud - rechtmatig zijn.
4.3.
Bovendien stranden de vorderingen van eiseressen, voor zover deze zijn gegrond op de onbevoegdheid van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland tot het verlenen van de vergunningen, op de afwezigheid van het relativiteitsvereiste ex artikel 6:163 van het Burgerlijk Wetboek ('BW'). Die (bevoegdheids)norm strekt immers ter bescherming van de belangen van een ander bestuursorgaan dat meent bevoegd te zijn tot verlening van de vergunningen en niet (ook) ter bescherming van de belangen van eiseressen.
4.4.
Tot slot is van belang dat eiseressen - mede gelet op het gemotiveerde verweer van gedaagde - niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij voldoende belang hebben bij hun vorderingen in de zin van artikel 3:303 BW. De enkele door eiseressen aangevoerde, maar niet nader onderbouwde, stelling dat zij - althans een aantal van hen - zich (mede) bezig houden op het gebied van natuurbescherming en/of gezondheidszorg, kan het ingevolge dat artikel vereiste belang niet meebrengen. Te minder nu alle eiseressen besloten vennootschappen betreffen en aangenomen moet worden dat zij een commercieel belang dienen en niet andermans belangen, dan wel een ideëel en/of algemeen belang.
4.5.
De slotsom is dat de vorderingen van eiseressen zullen worden afgewezen.
4.6.
Eiseressen zullen - als de in het ongelijk gestelde partij - worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen van eiseressen af;
- veroordeelt eiseressen in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.424,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 608,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2014.
jvl