In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een bevoegdheids- en vrijwaringsincident in het faillissement van OSV Projectontwikkeling en Exploitatie B.V. De curator, mr. [curator], heeft vorderingen ingesteld tegen [A] c.s. op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur en onrechtmatig handelen. De rechtbank Assen had eerder OSV in staat van faillissement verklaard en mr. R. Cats benoemd tot rechter-commissaris. De curator houdt [A] c.s. hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort in de boedel van OSV.
[A] c.s. hebben in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, stellende dat de rechtbank Noord-Nederland bevoegd zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat op basis van artikel 106 Rv, dat een alternatieve bevoegdheidsregeling biedt in faillissementszaken, de rechtbank Den Haag relatief bevoegd is om van de vorderingen van de curator kennis te nemen. De incidentele vordering tot onbevoegdheid is dan ook afgewezen.
Daarnaast hebben [A] c.s. gevorderd om in vrijwaring [B], Steenberco en [C] op te roepen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende grond is om deze vorderingen toe te wijzen, aangezien er niet kan worden uitgesloten dat [A] c.s. verhaal hebben op deze partijen indien zij in de hoofdzaak aansprakelijk worden gesteld. De vordering tot vrijwaring van [D] is echter afgewezen, omdat er geen rechtsverhouding is vastgesteld die recht geeft op verhaal.
De rechtbank heeft de proceskosten in het incident aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak en de zaak verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling. Dit vonnis is uitgesproken door mr. D.R. Glass op 10 december 2014.