Uitspraak
(gemachtigde: [A]),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2014 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, [X], tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning. De zaak betreft de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland als verweerder. De WOZ-waarde was vastgesteld op € 799.000 per waardepeildatum 1 januari 2012 voor het kalenderjaar 2013. Eiseres stelde dat de waarde te laag was en bepleitte een WOZ-waarde van € 845.000. Ze voerde aan dat de heffingsambtenaar niet in de woning was geweest en geen sluitende onderbouwing had gegeven voor de vastgestelde waarde. Eiseres betoogde dat de WOZ-waarde ook van belang is voor niet-fiscale doeleinden, zoals het verkrijgen van een hypotheek of de verkoop van de woning.
De rechtbank oordeelde dat de Wet WOZ enkel betrekking heeft op de waardebepaling ten behoeve van belastingheffing en dat er geen fiscaal belang is bij een hogere WOZ-waarde. De rechtbank verwees naar het verbod op reformatio in peius, wat inhoudt dat het instellen van beroep niet mag leiden tot een slechtere financiële positie voor de eiser. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat een verhoging van de WOZ-waarde zou leiden tot een hogere aanslag onroerende-zaakbelastingen, wat in strijd zou zijn met de wet.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.