In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van Maria Jenneke Alida Turkenburg, die op 29 januari 2013 is overleden. De verzoeker, Leendert Adrianus Turkenburg, heeft het verzoek ingediend via zijn gemachtigde, Kroes & Partners Notarissen. Het verzoekschrift is op 2 juli 2014 ter griffie ingekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek door de vereffenaar, die tevens erfgenaam is, mede namens alle erfgenamen is ingediend, waardoor een mondelinge behandeling niet noodzakelijk was. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek gegrond was en toewijsbaar op basis van artikel 4:209 van het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter heeft overwogen dat er vrijwel geen baten zijn in de nalatenschap en dat het in niemands belang is om kosten te maken voor de publicatie van de opheffing van de vereffening. Aangezien de nalatenschap beneficiair is aanvaard, zouden de kosten van publicatie voor rekening van de Staat komen. De kantonrechter heeft besloten dat de wettelijke publicatieplicht niet hoeft te worden nageleefd, omdat belanghebbenden ook via internet geïnformeerd kunnen worden over de financiële situatie van de nalatenschap. Dit is in de huidige tijd een betere manier van bekendmaking dan de traditionele publicatiemiddelen.
De kantonrechter heeft de reeds gemaakte vereffeningskosten vastgesteld op € 696,75, bestaande uit € 619,75 aan notariskosten en € 77,-- griffierecht. Dit bedrag zal ten laste van de boedel komen, of, indien de boedel onvoldoende is, ten laste van de erfgenamen, voor zover zij met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn. De beschikking is gegeven door mr. J. van der Windt en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.