Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van 24 december 2014
[eiser],
de besloten vennootschap VAN DER STAP BETON B.V.,
De procedure
- de dagvaarding van 31 januari 2014 tegen de eerste rolzitting van 12 februari 2014, met de producties 1 t/m 20 van [eiser];
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 26 maart 2014;
- het comparitievonnis van 9 april 2014 en de beschikking datumbepaling van 22 april 2014 van de rechtbank;
- de op 17 juni 2014 ter griffie ontvangen akte met eiswijziging in conventie;
- de op 17 juni 2014 ter griffie ontvangen conclusie van antwoord in reconventie;
- het door de rechtbank achteraf opgemaakte proces-verbaal van de comparitie van partijen van 1 juli 2014;
- de op 3 juli 2014 ter griffie ontvangen brief van mr. Duijsens met nagezonden productie van Van der Stap Beton BV (kopie van haar algemene voorwaarden);
- de faxbrief van mr. Postma van 1 augustus 2014;
- de op 17 september 2014 ter griffie ontvangen akte met wijziging en verduidelijking van eis in conventie van mr. Postma;
- de rolbeslissing van 1 oktober 2014 van de rechtbank;
- de op 21 oktober 2014 ter griffie ontvangen antwoordakte van mr. Duijsens.
De vaststaande feiten
De geschillen
in conventie, sterk verkort weergegeven en met meerdere nevenvorderingen, dat de rechtbank primair Van der Stap Beton BV zal veroordelen tot terugbetaling aan [eiser] van € 27.530,00 plus BTW als ongedaanmaking na de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst van partijen wegens wanprestatie (en verzuim) door Van der Stap Beton BV. Ook vordert [eiser] primair dat de rechtbank Van der Stap Beton BV zal veroordelen om aan [eiser] aanvullende schadevergoeding te betalen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, voor zover die terug te betalen € 27.530,00 plus BTW voor [eiser] ontoereikend zal blijken te zijn om deugdelijk herstel van de betonvloer en de vloerverwarming te kunnen laten uitvoeren. De subsidiaire hoofdvorderingen van [eiser] strekken tot veroordeling van Van der Stap Beton BV om alle in het deskundigenrapport van ir. Westgeest geconstateerde gebreken inclusief die aan de vloerverwarming op eigen kosten op een bepaalde termijn en op straffe van een dwangsom deugdelijk te herstellen.
De beoordeling
- zijn de algemene voorwaarden van Van der Stap Beton BV niet of niet tijdig ter hand gesteld aan [eiser], ondanks zijn handtekening onder de offerte ?
- welke werktekeningen en overige nadere instructies heeft [eiser] aan Van der Stap Beton BV gegeven voor en bij het uitvoeren van de werkzaamheden in 2010 ?
- heeft Van der Stap Beton BV [eiser] tijdens de uitvoering in 2010 mondeling gewaarschuwd dat (het buitengedeelte van) de betonvloer beneden op afschot moest liggen als maatregel tegen wateroverlast bij regenval, maar heeft [eiser] Van der Stap Beton BV desondanks mondeling opgedragen om (ook het buitengedeelte) van de betonvloer beneden vlak te storten, en dat alles zo ja, hoe en wanneer precies ?
- heeft [eiser] als “regisseur” tijdens de betonwerkzaamheden in 2010 aan Van der Stap Beton BV aangewezen en/of vastgelegd waar exact de tempexplaten en de lussen van de vloerverwarming door Van der Stap Beton BV moesten worden aangelegd en/of heeft [eiser] het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat Van der Stap Beton BV geen schriftelijk “slangenplan” van de vloerverwarming behoefde te leveren, en zo ja, hoe en wanneer precies ?
- wanneer en waarom exact moest er in 2010 een “werkvloer onder de kooibewapening” worden gestort, is dit meerwerk of is dit werk begrepen in de overeenkomst van december 2009, en wanneer precies heeft [eiser] deze onbetaald gelaten factuur van € 3.570,00 inclusief BTW van 3 augustus 2010 van Van der Stap Beton BV voor het storten van die “werkvloer onder de kooibewapening” voor het eerst ontvangen ?
- hoe en wanneer precies heeft [eiser] (voldoende duidelijk en tijdig?) geklaagd en gereclameerd bij Van der Stap Beton BV over exact welke door Van der Stap Beton BV in 2010 uitgevoerde betonwerkzaamheden inclusief vloerverwarming ?
- zijn de door Van der Stap Beton BV in de (na)zomer van 2012 bij [eiser] uitgevoerde werkzaamheden herstelwerkzaamheden of nieuwe werkzaamheden (meerwerk)? Welke werkzaamheden heeft Van der Stap Beton BV in 2012 precies uitgevoerd en op 5 september 2012 aan de BV van [eiser] voor € 2.975,00 gefactureerd (alleen de zogenaamde nieuwe dekvloer buiten op alsnog afschot, of ook de afrit/oprit van/naar de openbare weg ?) en wanneer precies heeft [eiser] die factuur voor het eerst ontvangen ? Bedoelt [eiser] deze factuur of een andere factuur (en zo ja, welke andere factuur) van Van der Stap Beton BV in zijn e-mails van 9 en 23 oktober 2012 aan Van der Stap Beton BV over “opschorting van betaling” ?
- wat zijn ieders (vereiste) aanvullende bewijsmogelijkheden naast alleen partijgetuigen?
- een kopie van de in zijn eigen productie 1 (de offerte van 18 december 2009) vermelde aanvraag van [eiser] van 14 december 2009 met de bijlagen W-02 en W-03, en voorts een goed leesbare kopie van alle (overige) werktekeningen (zo mogelijk op A3 formaat) die [eiser] voor of tijdens de werkzaamheden in 2010 aan Van der Stap Beton BV ter beschikking heeft gesteld, zo mogelijk met gedateerde ontvangstbewijzen;
- beter leesbare kopieën (zo mogelijk op A3 formaat) van alle bij zijn eigen productie 10 (het rapport van ir. Westgeest) behorende werktekeningen W-01 en W-02;
- gedateerde betalingsbewijzen van alle door [eiser] wel aan Van der Stap Beton BV voor alle betonwerkzaamheden verrichte betalingen.
- een behoorlijke specificatie van de onbetaalde facturen van Van der Stap Beton BV van € 3.570,00 van 3 augustus 2010 en van € 2.975,00 van 5 september 2012, met zo mogelijk gedateerde ontvangstbewijzen door [eiser];
- een kopie van alle wel door [eiser] betaalde facturen van Van der Stap Beton BV, met behoorlijke specificaties van de gefactureerde werkzaamheden en leveranties;
- beter leesbare kopieën (zo mogelijk op A3 formaat) van alle bij productie 16 van de wederpartij (de brief van ARAG Rechtsbijstand van 8 oktober 2013 namens Van der Stap Beton BV) behorende vier werktekeningen.
11 februari 2015. Een uitstel zal dan als hoofdregel niet meer worden verleend. Daarna zal de rechtbank in beginsel bij rolbeslissing van woensdag 18 februari 2015 de datum voor de tweede comparitie van partijen met ambtshalve verhoor van de twee partijgetuigen bepalen op een donderdagmiddag in de maanden maart t/m juni 2015. Iedere verdere beslissing zal de rechtbank alles afwegende aanhouden.