ECLI:NL:RBDHA:2014:16285

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
5 januari 2015
Zaaknummer
C-09-459913 - HA ZA 14-207
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over civiele conflicten rondom betonwerkzaamheden met ambtshalve getuigenverhoor

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 24 december 2014 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen [eiser] en Van der Stap Beton B.V. De zaak betreft een conflict over betonwerkzaamheden die door Van der Stap Beton B.V. zijn uitgevoerd voor [eiser] in de nieuwbouw van een woning. De rechtbank heeft een ambtshalve getuigenverhoor bevolen om de relevante feiten vast te stellen, aangezien er aanzienlijke meningsverschillen bestaan tussen de partijen over de uitvoering van de werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende verplichtingen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende schriftelijke bewijsstukken zijn over de feitelijke stellingen van beide partijen. Dit heeft geleid tot de beslissing om een tweede comparitie van partijen te gelasten, waarbij ook getuigen zullen worden gehoord. De rechtbank heeft partijen opgedragen om relevante bewijsstukken te produceren en heeft een datum vastgesteld voor de volgende zitting.

De vorderingen van [eiser] omvatten onder andere de terugbetaling van een bedrag van € 27.530,00 plus BTW wegens wanprestatie door Van der Stap Beton B.V. Daarnaast vordert [eiser] aanvullende schadevergoeding en herstel van gebreken. Van der Stap Beton B.V. heeft in reconventie betaling gevorderd van onbetaalde facturen ter hoogte van € 6.545,00 inclusief BTW. De rechtbank heeft de verdere procedure en de te nemen beslissingen aanhouden, in afwachting van de getuigenverhoren en de productie van bewijsstukken door beide partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel (civiele bodemzaken), zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/459913 / HA ZA 14-0207

Vonnis van 24 december 2014

in de zaak van:

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat: mr. J. Postma te Delft,
tegen

de besloten vennootschap VAN DER STAP BETON B.V.,

gevestigd te Wateringen, gemeente Westland,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens te Den Haag.
De rechtbank zal de procespartijen hierna [eiser] en Van der Stap Beton BV noemen.

De procedure

1.1
De rechtbank heeft bij het wijzen van dit vonnis rekening gehouden met de inhoud van de hierna volgende processtukken, uit welke opsomming ook het procesverloop blijkt:
  • de dagvaarding van 31 januari 2014 tegen de eerste rolzitting van 12 februari 2014, met de producties 1 t/m 20 van [eiser];
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 26 maart 2014;
  • het comparitievonnis van 9 april 2014 en de beschikking datumbepaling van 22 april 2014 van de rechtbank;
  • de op 17 juni 2014 ter griffie ontvangen akte met eiswijziging in conventie;
  • de op 17 juni 2014 ter griffie ontvangen conclusie van antwoord in reconventie;
  • het door de rechtbank achteraf opgemaakte proces-verbaal van de comparitie van partijen van 1 juli 2014;
  • de op 3 juli 2014 ter griffie ontvangen brief van mr. Duijsens met nagezonden productie van Van der Stap Beton BV (kopie van haar algemene voorwaarden);
  • de faxbrief van mr. Postma van 1 augustus 2014;
  • de op 17 september 2014 ter griffie ontvangen akte met wijziging en verduidelijking van eis in conventie van mr. Postma;
  • de rolbeslissing van 1 oktober 2014 van de rechtbank;
  • de op 21 oktober 2014 ter griffie ontvangen antwoordakte van mr. Duijsens.
1.2
De rechtbank heeft de vonnisdatum nader bepaald op vandaag, 24 december 2014.

De vaststaande feiten

2.1 '
[eiser] heeft op 14 december 2009 bij Van der Stap Beton BV een offerte aangevraagd voor door Van der Stap Beton BV in opdracht van [eiser] uit te voeren specifieke betonwerkzaamheden met isolatie en vloerverwarming bij de nieuwbouw van een vrijstaande woning voor [eiser] te [X]. Van der Stap Beton BV heeft op 18 december 2009 de aangevraagde offerte uitgebracht aan [eiser] voor de in die offerte vermelde gespecificeerde betonwerkzaamheden en gespecificeerde prijzen, met vermelding dat op de overeenkomst de bijgesloten algemene voorwaarden van Van der Stap Beton BV van toepassing zullen zijn. Op 28 december 2009 heeft [eiser] die offerte en een opdrachtbevestiging van Van der Stap Beton BV voor akkoord ondertekend.
2.2
In de zomer en in het najaar van 2010 heeft Van der Stap Beton BV het grootste deel van de door [eiser] opgedragen betonwerkzaamheden met isolatie en vloerverwarming uitgevoerd en heeft [eiser] aan Van der Stap Beton BV daarvoor “ongeveer € 70.000,00” betaald. Eind 2010 of begin 2011 heeft [eiser] de opdracht aan Van der Stap Beton BV tussentijds beëindigd en de resterende betonwerkzaamheden voor zijn nieuwbouwwoning te [X] aan een derde opgedragen.
2.3
In de (na)zomer van 2012 heeft Van der Stap Beton BV opnieuw betonwerkzaamheden voor en bij de inmiddels grotendeels afgebouwde nieuwbouwwoning van [eiser] uitgevoerd. [eiser] heeft Van der Stap Beton BV voor die nieuwe werkzaamheden in 2012 niet betaald.
2.4
In e-mails van 12 september 2012, 9 oktober 2012 en 23 oktober 2012 heeft [eiser] aan de directeur van Van der Stap Beton BV verkort weergegeven de in die e-mails weergegeven opleverpunten gemeld, Van der Stap Beton BV daarvoor in gebreke gesteld en verzocht om een passende en tijdige oplossing van die opleverpunten, onder opschorting van de betaling van een factuur van Van der Stap Beton BV.
2.5
Op 24 oktober 2012 is [eiser] vervolgens op straat in [X] bij een verhitte discussie geslagen en geschopt door de directeur en een medewerker van Van der Stap Beton BV. Bij vonnissen van 3 december 2012 heeft de politierechter van deze rechtbank de directeur en de medewerker van Van der Stap Beton BV veroordeeld wegens openlijke geweldpleging in vereniging tegen [eiser] gepleegd tot werkstraffen en tot de betaling van materiële en immateriële schadevergoeding aan [eiser].
2.6
Bij brief van 15 januari 2013 heeft de ingeschakelde advocaat van [eiser] aan Van der Stap Beton BV een onderzoek door een deskundige naar enkele gestelde gebreken in de betonwerkzaamheden van Van der Stap Beton BV aangekondigd en Van der Stap Beton BV op voorhand aansprakelijk gesteld voor alle schade en kosten van [eiser] als gevolg van die gebreken. Bij brief van 9 september 2013 heeft de advocaat van [eiser] aan Van der Stap Beton BV het door ir. Westgeest op 15 juli 2013 uitgebrachte deskundigenrapport toegezonden, Van der Stap Beton BV gewezen op de daarin vastgestelde gebreken en Van der Stap Beton BV gesommeerd om die door ir. Westgeest vastgestelde gebreken binnen drie weken op eigen kosten te herstellen via een binnen één week in te dienen herstelplan, met aankondiging van de voor [eiser] te nemen rechtsmaatregelen indien Van der Stap Beton BV daarmee (opnieuw) in gebreke zou blijven. Na een telefoongesprek met de directeur van Van der Stap Beton BV, heeft de advocaat van [eiser] bij faxbrief van 23 september 2013 aan Van der Stap Beton BV de overeenkomst ontbonden voor dat gedeelte ten aanzien waarvan Van der Stap Beton BV volgens de advocaat wanprestatie heeft gepleegd en in verzuim is, met aansprakelijkstelling voor alle schade en kosten van [eiser] als gevolg van die gedeeltelijke ontbinding.
2.7
Bij brief van 8 oktober 2013 aan de advocaat van [eiser] heeft een ingeschakelde juriste van ARAG Rechtsbijstand namens Van der Stap Beton BV elke aansprakelijkheid van Van der Stap Beton BV jegens [eiser] gemotiveerd betwist. Ook heeft zij twee onbetaald gelaten facturen van Van der Stap Beton BV aan (de BV van) [eiser] bijgesloten en [eiser] gesommeerd om die twee onbetaalde facturen van in totaal € 6.545,00 inclusief BTW binnen 8 dagen alsnog te betalen.

De geschillen

3.1
Na twee eiswijzigingen vordert [eiser]
in conventie, sterk verkort weergegeven en met meerdere nevenvorderingen, dat de rechtbank primair Van der Stap Beton BV zal veroordelen tot terugbetaling aan [eiser] van € 27.530,00 plus BTW als ongedaanmaking na de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst van partijen wegens wanprestatie (en verzuim) door Van der Stap Beton BV. Ook vordert [eiser] primair dat de rechtbank Van der Stap Beton BV zal veroordelen om aan [eiser] aanvullende schadevergoeding te betalen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, voor zover die terug te betalen € 27.530,00 plus BTW voor [eiser] ontoereikend zal blijken te zijn om deugdelijk herstel van de betonvloer en de vloerverwarming te kunnen laten uitvoeren. De subsidiaire hoofdvorderingen van [eiser] strekken tot veroordeling van Van der Stap Beton BV om alle in het deskundigenrapport van ir. Westgeest geconstateerde gebreken inclusief die aan de vloerverwarming op eigen kosten op een bepaalde termijn en op straffe van een dwangsom deugdelijk te herstellen.
3.2
In reconventievordert Van der Stap Beton BV dat de rechtbank [eiser] zal veroordelen tot betaling aan Van der Stap Beton BV van € 6.545,00 inclusief BTW voor de twee onbetaalde facturen, met nevenvorderingen.
3.3
Voor de exacte weergave van de in conventie en in reconventie ingestelde vorderingen, van de daartoe gestelde nadere feiten en van de daartegen gevoerde verweren, volstaat de rechtbank nu kortheidshalve met een verwijzing naar de inhoud van alle hiervoor door de rechtbank in alinea 1.1 opgesomde processtukken met producties.

De beoordeling

4.1
Voor de rechtbank zijn de in conventie en in reconventie ingestelde vorderingen en de daartegen gevoerde verweren tot dusver niet goed te beoordelen. Dat komt omdat partijen grondig van mening verschillen over vele daarvoor relevante nadere feiten, voorts omdat [eiser] en vooral Van der Stap Beton BV tot dusver relatief weinig schriftelijke bewijsstukken hebben geproduceerd van hun eigen (door de wederpartij betwiste) feitelijke stellingen, en ook omdat in deze kwestie door deze twee Westlandse contractspartijen sowieso relatief weinig schriftelijk lijkt te zijn vastgelegd en relatief veel mondeling nader lijkt te zijn besproken en/of afgesproken.
4.2
Alles afwegende zal de rechtbank daarom met het oog op de voor de te nemen beslissingen noodzakelijke nadere feitenvaststelling in deze zaak een tweede comparitie van partijen gelasten, met daarbij ook een op de voet van wetsartikel 166 Rv ambtshalve te gelasten getuigenverhoor van (eerst) de twee partijgetuigen, dat wil zeggen enerzijds [eiser] en anderzijds de directeur en naamgever van Van der Stap Beton BV.
4.3
Tijdens dat ambtshalve getuigenverhoor onder ede van de twee partijgetuigen zullen (niet uitsluitend maar) in ieder geval aan de orde komen de hierna volgende (enerzijds gestelde maar anderzijds betwiste) relevante nadere feiten en bewijsthema’s:
  • zijn de algemene voorwaarden van Van der Stap Beton BV niet of niet tijdig ter hand gesteld aan [eiser], ondanks zijn handtekening onder de offerte ?
  • welke werktekeningen en overige nadere instructies heeft [eiser] aan Van der Stap Beton BV gegeven voor en bij het uitvoeren van de werkzaamheden in 2010 ?
  • heeft Van der Stap Beton BV [eiser] tijdens de uitvoering in 2010 mondeling gewaarschuwd dat (het buitengedeelte van) de betonvloer beneden op afschot moest liggen als maatregel tegen wateroverlast bij regenval, maar heeft [eiser] Van der Stap Beton BV desondanks mondeling opgedragen om (ook het buitengedeelte) van de betonvloer beneden vlak te storten, en dat alles zo ja, hoe en wanneer precies ?
  • heeft [eiser] als “regisseur” tijdens de betonwerkzaamheden in 2010 aan Van der Stap Beton BV aangewezen en/of vastgelegd waar exact de tempexplaten en de lussen van de vloerverwarming door Van der Stap Beton BV moesten worden aangelegd en/of heeft [eiser] het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat Van der Stap Beton BV geen schriftelijk “slangenplan” van de vloerverwarming behoefde te leveren, en zo ja, hoe en wanneer precies ?
  • wanneer en waarom exact moest er in 2010 een “werkvloer onder de kooibewapening” worden gestort, is dit meerwerk of is dit werk begrepen in de overeenkomst van december 2009, en wanneer precies heeft [eiser] deze onbetaald gelaten factuur van € 3.570,00 inclusief BTW van 3 augustus 2010 van Van der Stap Beton BV voor het storten van die “werkvloer onder de kooibewapening” voor het eerst ontvangen ?
  • hoe en wanneer precies heeft [eiser] (voldoende duidelijk en tijdig?) geklaagd en gereclameerd bij Van der Stap Beton BV over exact welke door Van der Stap Beton BV in 2010 uitgevoerde betonwerkzaamheden inclusief vloerverwarming ?
  • zijn de door Van der Stap Beton BV in de (na)zomer van 2012 bij [eiser] uitgevoerde werkzaamheden herstelwerkzaamheden of nieuwe werkzaamheden (meerwerk)? Welke werkzaamheden heeft Van der Stap Beton BV in 2012 precies uitgevoerd en op 5 september 2012 aan de BV van [eiser] voor € 2.975,00 gefactureerd (alleen de zogenaamde nieuwe dekvloer buiten op alsnog afschot, of ook de afrit/oprit van/naar de openbare weg ?) en wanneer precies heeft [eiser] die factuur voor het eerst ontvangen ? Bedoelt [eiser] deze factuur of een andere factuur (en zo ja, welke andere factuur) van Van der Stap Beton BV in zijn e-mails van 9 en 23 oktober 2012 aan Van der Stap Beton BV over “opschorting van betaling” ?
  • wat zijn ieders (vereiste) aanvullende bewijsmogelijkheden naast alleen partijgetuigen?
4.4
Op de voet van wetsartikel 22 Rv moet de advocaat van [eiser] voorts bij akte na dit tussenvonnis alsnog alle beschikbare maar nog niet eerder geproduceerde relevante schriftelijke bewijsstukken van de eigen feitelijke stellingen produceren, met per nieuwe productie een korte toelichting op de relevantie daarvan. In ieder geval moet de advocaat van [eiser] aldus alsnog produceren:
  • een kopie van de in zijn eigen productie 1 (de offerte van 18 december 2009) vermelde aanvraag van [eiser] van 14 december 2009 met de bijlagen W-02 en W-03, en voorts een goed leesbare kopie van alle (overige) werktekeningen (zo mogelijk op A3 formaat) die [eiser] voor of tijdens de werkzaamheden in 2010 aan Van der Stap Beton BV ter beschikking heeft gesteld, zo mogelijk met gedateerde ontvangstbewijzen;
  • beter leesbare kopieën (zo mogelijk op A3 formaat) van alle bij zijn eigen productie 10 (het rapport van ir. Westgeest) behorende werktekeningen W-01 en W-02;
  • gedateerde betalingsbewijzen van alle door [eiser] wel aan Van der Stap Beton BV voor alle betonwerkzaamheden verrichte betalingen.
Tenslotte moet de advocaat van [eiser] in zijn akte na dit tussenvonnis met het oog op de datumbepaling van de te houden tweede comparitie van partijen met ambtshalve partijgetuigenverhoor opgeven alle relevante gezamenlijke verhinderdata van [eiser] en zichzelf op de donderdagmiddagen in de maanden maart t/m juni 2015.
4.5
Op de voet van wetsartikel 22 Rv moet de advocaat van Van der Stap Beton BV voorts bij akte na dit tussenvonnis alsnog alle beschikbare maar nog niet eerder geproduceerde relevante schriftelijke bewijsstukken van de eigen feitelijke stellingen produceren, met per nieuwe productie een korte toelichting op de relevantie daarvan. In ieder geval moet de advocaat van Van der Stap Beton BV aldus alsnog produceren:
  • een behoorlijke specificatie van de onbetaalde facturen van Van der Stap Beton BV van € 3.570,00 van 3 augustus 2010 en van € 2.975,00 van 5 september 2012, met zo mogelijk gedateerde ontvangstbewijzen door [eiser];
  • een kopie van alle wel door [eiser] betaalde facturen van Van der Stap Beton BV, met behoorlijke specificaties van de gefactureerde werkzaamheden en leveranties;
  • beter leesbare kopieën (zo mogelijk op A3 formaat) van alle bij productie 16 van de wederpartij (de brief van ARAG Rechtsbijstand van 8 oktober 2013 namens Van der Stap Beton BV) behorende vier werktekeningen.
Tenslotte moet de advocaat van Van der Stap Beton BV in zijn akte na dit tussenvonnis met het oog op de datumbepaling van de te houden tweede comparitie van partijen met ambtshalve partijgetuigenverhoor opgeven alle relevante gezamenlijke verhinderdata van de directeur van Van der Stap Beton BV en zichzelf op de donderdagmiddagen in de maanden maart t/m juni 2015.
4.6
De roldatum voor de hiervoor in de alinea’s 4.4 en 4.5 vermelde akten na tussenvonnis van beide advocaten tegelijkertijd zal de rechtbank vaststellen op woensdag
11 februari 2015. Een uitstel zal dan als hoofdregel niet meer worden verleend. Daarna zal de rechtbank in beginsel bij rolbeslissing van woensdag 18 februari 2015 de datum voor de tweede comparitie van partijen met ambtshalve verhoor van de twee partijgetuigen bepalen op een donderdagmiddag in de maanden maart t/m juni 2015. Iedere verdere beslissing zal de rechtbank alles afwegende aanhouden.

De beslissingen

De rechtbank:
- verwijst deze procedure naar de rolzitting van woensdag 11 februari 2015 voor een akte door beide advocaten tegelijkertijd zoals hiervoor bepaald in alinea 4.6;
- bepaalt het verdere procesverloop zoals hiervoor ook is vermeld in alinea 4.6 en houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien, en in het openbaar en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken op woensdag 24 december 2014.