ECLI:NL:RBDHA:2014:16524
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een vordering tot medewerking aan een onderhandse schuldregeling in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 december 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de besloten vennootschap BRAND BIERBROUWERIJ B.V. [eiser] vorderde dat Brand zou meewerken aan de totstandkoming van een onderhandse schuldregeling. [eiser] had een eenmanszaak, InterLab Music, geëxploiteerd en had aanzienlijke schulden, waaronder een vordering van Brand. Ondanks een aanbod van een derde partij om een bedrag van € 25.000,-- beschikbaar te stellen voor de sanering van de schulden, weigerde Brand in te stemmen met de schuldregeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had bij zijn vordering, omdat de overige schuldeisers dreigden hun instemming met de regeling in te trekken. De rechter benadrukte dat een schuldeiser in beginsel recht heeft op integrale voldoening van zijn vordering, maar dat deze bevoegdheid niet misbruikt mag worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat Brand in redelijkheid niet kon weigeren om in te stemmen met de schuldregeling, vooral gezien het feit dat de vordering van Brand slechts 2% van de totale schuldenlast van [eiser] bedroeg. De rechter oordeelde dat de voorgestelde regeling het hoogst haalbare was voor de schuldeisers en dat handhaving van de weigering door Brand misbruik van recht zou opleveren. De voorzieningenrechter heeft Brand veroordeeld om mee te werken aan de schuldregeling en een dwangsom opgelegd voor het geval Brand niet zou voldoen aan deze veroordeling. Tevens werd Brand veroordeeld in de proceskosten van [eiser].