In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en KITE CAPITAL B.V. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot vernietiging van een borgtochtovereenkomst die op 7 juli 2011 was gesloten door A.S.O.J. Management B.V., de vennootschap waarvan de echtgenoot van [eiseres] statutair bestuurder en enig aandeelhouder is. De vordering van [eiseres] is gebaseerd op artikel 1:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat stelt dat een echtgenoot toestemming van de andere echtgenoot nodig heeft voor bepaalde rechtshandelingen, waaronder het aangaan van een borgtocht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de borgtocht is aangegaan door A.S.O.J. Management B.V. en niet door de echtgenoot van [eiseres] als individu. Hierdoor is er volgens de rechtbank geen sprake van een rechtshandeling waarvoor de toestemming van [eiseres] vereist was. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van [eiseres] tot vernietiging van de borgtochtovereenkomst niet rechtsgeldig is, omdat deze niet voldoet aan de vereisten van de artikelen 3:50 en 3:51 BW. De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.376,00, te vermeerderen met wettelijke rente.
De uitspraak benadrukt het belang van de juridische structuur van vennootschappen en de rol van echtgenoten in rechtshandelingen. De rechtbank concludeert dat de borgtocht niet vernietigbaar is, omdat de handeling niet door de echtgenoot van [eiseres] is verricht, maar door de vennootschap zelf. Dit vonnis heeft implicaties voor de aansprakelijkheid van echtgenoten in vennootschapsstructuren en de noodzaak van toestemming voor bepaalde rechtshandelingen.