ECLI:NL:RBDHA:2014:16686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
9 februari 2015
Zaaknummer
C-09-465619 - FA RK 14-3483
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en gerechtelijke vaststelling vaderschap van verzoekster

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2014 uitspraak gedaan over de vernietiging van de erkenning van verzoekster door de man en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van haar biologische vader. Verzoekster, die zowel de Nederlandse als de Franse nationaliteit bezit, heeft op 9 mei 2014 een verzoekschrift ingediend. De man, die Brits is, heeft ingestemd met het verzoek tot vernietiging van de erkenning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster altijd op de hoogte was dat de man niet haar biologische vader was en dat zij regelmatig contact had met haar biologische vader. De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, aangezien de man zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.

De rechtbank heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld. Hoewel het verzoek tot vernietiging van de erkenning niet binnen de wettelijke termijn was ingediend, oordeelde de rechtbank dat het vasthouden aan deze termijn een ongerechtvaardigde inmenging in het gezinsleven van verzoekster zou opleveren, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft geoordeeld dat de biologische werkelijkheid en het recht op gezinsleven prevaleren boven de rechtszekerheid. Daarom werd verzoekster in haar verzoek ontvangen.

In de inhoudelijke behandeling heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoekster geen biologische dochter van de man is, op basis van een DNA-verwantschapsonderzoek. De rechtbank heeft het verzoek tot vernietiging van de erkenning toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank het vaderschap van verzoekster vastgesteld op basis van het Franse recht, aangezien verzoekster haar gewone verblijfplaats in Frankrijk heeft. De rechtbank heeft ook de geslachtsnaam van verzoekster vastgesteld, zoals verzocht. De beslissing werd genomen door mr. A.M. Brakel, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 14-3483
Zaaknummer: C/09/465619
Datum beschikking: 18 december 2014

Vernietiging erkenning en gerechtelijke vaststelling ouderschap

Beschikking op het op 9 mei 2014 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster],

verzoekster,
wonende te [woonplaats] (Frankrijk),
advocaat mr. G.O. Perquin te Zoetermeer.
Als belanghebbende ten aanzien van het verzoek tot vernietiging van de erkenning wordt aangemerkt:

[de man],

de man,
wonende te[woonplaats].
Als belanghebbende ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van het vaderschap wordt aangemerkt:

[de moeder van verzoekster],

de moeder van verzoekster,
wonende te [woonplaats] (Frankrijk).

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het f-formulier met bijlage d.d. 21 mei 2014 van de zijde van verzoekster;
  • de verklaring tot instemming d.d. 22 mei 2014 van de man;
  • het f-formulier met bijlagen d.d. 3 juni 2014 van de zijde van verzoekster;
  • de brief met bijlagen d.d. 22 augustus 2014 van de zijde van verzoekster;
  • het f-formulier d.d. 30 oktober 2014 van de zijde van verzoekster.
Op 1 december 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekster en haar advocaat alsmede de man.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot:
  • vernietiging van de erkenning van verzoekster door de man;
  • vaststelling van het vaderschap van [naam biologische vader] (overleden op [datum overlijden] te [plaats overlijden]) over verzoekster.
De man heeft schriftelijk en ter zitting ingestemd met het verzoek tot vernietiging van de erkenning.
Verzoekster heeft een schriftelijke verklaring van de moeder in het geding gebracht, waaruit blijkt dat zij instemt met de verzoeken van verzoekster.

Feiten

- Uit de moeder is op[geboortedatum] te [geboorteplaats] verzoekster geboren.
- [naam biologische vader] heeft aangifte gedaan van de geboorte van verzoekster.
  • Verzoekster is op [datum] erkend door de man.
  • Op [datum] is verzoekster gewettigd door het huwelijk tussen de moeder en de man.
- Verzoekster heeft de Nederlandse en de Franse nationaliteit. Zij heeft de Nederlandse nationaliteit verkregen op 5 september 2007 door optie.
- De moeder heeft de Franse nationaliteit.
- De man is Brits burger.
- [naam biologische vader] had de Nederlandse nationaliteit.
- Uit het rapport van DNA-verwantschapsonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 7 november 2013 blijkt dat de kans dat verzoekster een biologische dochter is van [naam biologische vader] meer dan 99,99% is.

Beoordeling

Vernietiging erkenning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de man zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter, gelet op het bepaalde in artikel 3, aanhef en onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met betrekking tot het verzoek tot vernietiging van de erkenning rechtsmacht toe.
Op grond van het bepaalde in artikel 10:96 juncto artikel 10:95 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de vraag op welke wijze een erkenning kan worden tenietgedaan, wat betreft de bevoegdheid van de man en de voorwaarden voor de erkenning, bepaald door het recht van de staat waarvan de man de nationaliteit bezit. Nu de man Brits burger is, is in beginsel het Britse recht van toepassing op het verzoek tot vernietiging van de erkenning. Het Britse recht kent echter de rechtshandeling erkenning als zodanig niet. Nu kennelijk op de erkenning van verzoekster door de man Nederlands recht is toegepast, zal de Nederlandse rechter ook Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vernietiging van de erkenning.
Ontvankelijkheid
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:205 lid 1 aanhef en onder a BW, kan een kind de rechtbank verzoeken de erkenning te vernietigen op de grond dat de erkenner niet zijn biologische vader is. Dit verzoek moet, zo blijkt uit lid 4 van genoemd artikel, worden ingediend binnen drie jaar nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de erkenner vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit, kan het verzoek worden ingediend tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden.
Vast staat dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning niet is ingediend binnen de daartoe in de wet gestelde termijn. Verzoekster heeft, volgens haar eigen verklaring, altijd geweten dat de juridische vader niet haar biologische vader is en zij heeft gedurende haar gehele leven regelmatig contact en omgang gehad met haar biologische vader en zijn familie. Verzoekster is echter van mening dat vasthouden aan de wettelijke termijn voor vernietiging van de erkenning een ongerechtvaardigde inbreuk op haar gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM oplevert. Zij stelt zich op het standpunt dat de biologische werkelijkheid en haar recht op family life in dit geval dienen te prevaleren boven de rechtszekerheid. Volgens haar wordt bovendien geen enkel belang gediend met handhaving van de termijnstelling in deze situatie, met name nu alle betrokkenen instemmen met het verzoek tot vernietiging van de erkenning.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of in het onderhavige geval de toepassing van de in artikel 1:205 lid 4 BW gestelde termijn een ontoelaatbare inmenging op het ‘family life’ van verzoekster oplevert die in strijd is met artikel 8 EVRM. Hierbij wordt vooropgesteld dat het stellen van termijnen noodzakelijk is om de rechtszekerheid te waarborgen en om de belangen van het kind te beschermen. Hoewel het stellen van termijnen in beginsel geen ongerechtvaardigde inmenging is in het familie- en gezinsleven van betrokkenen in de zin van artikel 8 EVRM, is de rechtbank van oordeel dat het vasthouden aan de hiervoor genoemde termijn in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid wel een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van verzoekster oplevert en in zoverre strijdig is met artikel 8 EVRM. Het respect voor het familie- en gezinsleven eist in de onderhavige zaak dat het belang van de biologische en maatschappelijke werkelijkheid prevaleert boven het belang van de strikte hantering van de in artikel 1:205 lid 4 BW gestelde termijn en de daarmee voorgestane rechtszekerheid. De rechtbank zal verzoekster dan ook ontvangen in haar verzoek. De rechtbank heeft daarbij in overweging genomen dat de man – als enige belanghebbende bij het verzoek tot vernietiging van de erkenning – geen bezwaar heeft gemaakt tegen toewijzing van dit verzoek. Bovendien zijn er ook geen andere aanwijzingen dat dat de rechtszekerheid en de belangen van andere betrokkenen dan de rechtstreeks belanghebbenden in het onderhavige geval zullen worden geschaad wanneer niet wordt vastgehouden aan de wettelijke termijn.
Inhoudelijke behandeling
Zoals hiervoor overwogen kan de rechtbank ingevolge artikel 1:205 lid 1 aanhef en onder a BW de erkenning vernietigen op de grond dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind. Uit het rapport van DNA-verwantschapsonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 7 november 2013 blijkt dat verzoekster een biologische dochter is van [naam biologische vader]. Hieruit volgt derhalve dat verzoekster geen biologische dochter van de man is. Het verzoek van verzoekster strekkende tot vernietiging van de erkenning van verzoekster door de man op [datum] is derhalve voor toewijzing vatbaar.
Vaststelling vaderschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Gelet op bovengemelde feiten acht de rechtbank de zaak voldoende verbonden met de rechtssfeer van Nederland. Derhalve komt de rechtbank – gelet op het bepaalde in artikel 3, aanhef en onder c, Rv – rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van het vaderschap.
Op grond van het bepaalde in artikel 10:97 BW lid 1 wordt de vraag of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man gerechtelijk kan worden vastgesteld, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de moeder, of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar de man en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben, of indien ook dit ontbreekt door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Ingevolge lid 3 van artikel 10:97 BW is voor de toepassing van lid 1 bepalend het tijdstip van indiening van het verzoek. Is de man of de moeder op dat tijdstip overleden, dan is, bij gebreke van een gemeenschappelijke nationaliteit op het tijdstip van zijn overlijden, toepasselijk het recht van de staat waar de man en de moeder op dat tijdstip elk hun gewone verblijfplaats hadden of, indien ook dat ontbreekt, het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind op het tijdstip van indiening van het verzoek.
[naam biologische vader] en de moeder hadden ten tijde van het overlijden van [naam biologische vader] geen gemeenschappelijke nationaliteit noch een gemeenschappelijke gewone verblijfplaats. Nu verzoekster haar gewone verblijfplaats in Frankrijk heeft, is derhalve Frans recht van toepassing op het verzoek tot vaststelling van het vaderschap.
Inhoudelijke beoordeling
Het Franse recht (artikel 313 van de Code Civil) kent de mogelijkheid van gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, ook op verzoek van het kind zelf.
Uit het overgelegde rapport van DNA-verwantschapsonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 7 november 2013 blijkt dat met meer dan 99,99% zekerheid is aangetoond dat [naam biologische vader] de biologische vader is van verzoekster. Nu van overige bezwaren niet is gebleken, zal de rechtbank het verzoek tot vaststelling van het vaderschap van [naam biologische vader] over verzoekster toewijzen.
Geslachtsnaam
Ingevolge het bepaalde in artikel 10:20 BW worden de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit, ongeacht de vraag of hij nog een andere nationaliteit heeft, bepaald door het Nederlandse recht. Dit geldt ook indien vreemd recht van toepassing is op de familierechtelijke betrekkingen waarvan het ontstaan of het tenietgaan gevolgen kan hebben voor de geslachtsnaam.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:5 lid 6 BW verklaart een kind dat op het tijdstip van het ontstaan van de familierechtelijke betrekking met beide ouders zestien jaar of ouder is, zelf ten overstaan van de rechter of het de geslachtsnaam van de ene of de andere ouder zal hebben. Van deze verklaring wordt melding gemaakt in de rechterlijke uitspraak inzake gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
Verzoekster heeft ten overstaan van de rechtbank verklaard dat zij de geslachtsnaam
[naam biologische vader]wenst te dragen. De rechtbank zal hiervan melding maken in het dictum van deze beschikking.

Beslissing

De rechtbank:
*
vernietigt de erkenning – gedaan op [datum] op het [plaats] – door:
[de man], geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
van:
[verzoekster], geboren op[geboortedatum] te [geboorteplaats],
uit:
[de moeder van verzoekster], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
*
stelt – op voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging van de erkenning van verzoekster door de man in kracht van gewijsde is gegaan – het vaderschap vast van:
[naam biologische vader],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], overleden op [datum overlijden] te [plaats overlijden],
van:
[verzoekster], geboren op[geboortedatum] te [geboorteplaats],
uit:
[de moeder van verzoekster], geboren op [geboortedatum] te
[geboorteplaats];
onder vermelding van de verklaring van verzoekster dat zij de geslachtsnaam
[naam biologische vader]zal dragen;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
*
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2014.