Overwegingen
1. Ingevolge artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan de wederpartij uitstel van betaling verlenen en aan de beschikking tot uitstel van betaling voorschriften verbinden.
2. Ingevolge artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is de belanghebbende, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
3. Ingevolge artikel 31 van de Awir worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot het verlenen van uitstel van betaling voor de terugvordering van een toeslag.
4. Artikel 7, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Awir bepaalt dat de Belastingdienst/Toeslagen de belanghebbende in de gelegenheid stelt een terugvordering te betalen in maandelijkse termijnen van € 40,00, mits hij voldoet aan door de Belastingdienst/Toeslagen nader te stellen voorwaarden. Volgens het derde lid van dit artikel eindigt een betaling van de terugvordering in maandelijkse termijnen uiterlijk op de dag waarop sedert de vervaldag van de voor de terugvordering geldende betalingstermijn
24 maanden zijn verstreken. Indien de omvang van de terugvordering betaling in 24 maandelijkse termijnen van € 40,00 niet toelaat, kan de Belastingdienst/Toeslagen, in afwijking van het eerste en tweede lid, een betaling in maandelijkse termijnen van meer dan € 40,00 verlangen.
5. Op schriftelijk verzoek van de belanghebbende, die aangeeft niet in staat te zijn de terugvordering overeenkomstig de voorgaande leden te betalen, kan de Belastingdienst/Toeslagen een betaling in termijnen toestaan gebaseerd op de betalingscapaciteit. De berekening van de betalingscapaciteit vindt plaats op de voet van artikel 13 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (Uitvoeringsregeling Iw).
6. Belastingdienst/Toeslagen voert voor de toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Iw het beleid neergelegd in de Leidraad Invordering 2008
7. Volgens artikel 79.7 van de Leidraad is uitgangspunt dat de belanghebbende die teveel ontvangen toeslag moet terugbetalen, in de gelegenheid wordt gesteld om het bedrag van de toeslagschuld te voldoen met een standaardbetalingsregeling. De standaardregeling wordt zonder nader onderzoek in te stellen door de Belastingdienst/Toeslagen aangeboden en gaat uit van een af te lossen bedrag van € 20,00 per maand voor iedere terugvordering afzonderlijk. De periode waarover de regeling zich uitstrekt is maximaal 24 maanden te rekenen vanaf één maand na de dagtekening van de terugvorderingsbeschikking. De eerste termijn moet zijn voldaan op de vervaldag van de terugvorderingsbeschikking. Als het teruggevorderde bedrag meer bedraagt dan € 480,00 wordt het maandelijks af te lossen bedrag zodanig verhoogd dat aflossing binnen 24 maanden mogelijk is.
8. Volgens artikel 79.8 van de Leidraad kan de Belastingdienst/Toeslagen een andere betalingsregeling toestaan dan de standaardregeling. Dit kan alleen als de belanghebbende schriftelijk kenbaar maakt dat hij niet in staat is de toeslagenschuld te voldoen onder de condities die gelden voor de standaardregeling. De artikelen 11, 12 en 13 van de Uitvoeringsregeling Iw zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.
9. Eiseres heeft verzocht om een betalingsregeling voor de afbetaling van haar schuld van totaal € 13.061,00. Die schuld is, onder meer, ontstaan door terugvordering van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009. Bij de in beroep bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder een betalingsregeling vastgesteld, die inhoudt dat eiseres maandelijks € 223 dient te betalen. Volgens de uitspraak op bezwaar is dit vastgesteld op grond van de betalingscapaciteit van eiseres. Eiseres heeft in beroep gesteld dat bedrag niet te kunnen betalen en heeft ter zitting een overzicht overgelegd van haar inkomsten en haar vaste lasten per maand. Eiseres verzoekt om nader uitstel van betaling en om aanpassing van het door haar te betalen maandbedrag.
10. Verweerder heeft bij brief van 14 januari 2014 meegedeeld naar aanleiding van de bij het beroepschrift gevoegde stukken uitstel van betaling te hebben verleend en binnen afzienbare termijn een nieuw besluit te zullen nemen over de betalingsregeling. Eiseres heeft desgevraagd verklaard dat zij tot op heden geen nieuwe beslissing op bezwaar dan wel een mededeling over een nieuwe betalingsregeling heeft ontvangen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat geen nieuwe beslissing op bezwaar is genomen.
11. De stukken die eiseres heeft overgelegd, leiden de rechtbank tot de conclusie dat eiseres niet in staat is haar schulden af te lossen volgens de standaardregeling. Dat betekent dat de betalingstermijn van € 223 op een te hoog bedrag is vastgesteld. Uit de brief van verweerder van 14 januari 2014 leidt de rechtbank af dat ook verweerder die conclusie heeft getrokken. Het beroep is daarom gegrond verklaard.
12. Verweerder heeft de stukken van het geding niet overgelegd en is niet ter zitting verschenen. Daardoor is het niet mogelijk het juiste termijnbedrag te berekenen en aldus het geschil definitief te beslechten als bedoeld in artikel 8:41a van de Awb. De stukken die eiseres heeft overgelegd zijn daartoe ontoereikend. Daarom is de zaak teruggewezen naar verweerder.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 4,88 wegens reiskosten (kosten openbaar vervoer). Andere kosten die voor vergoeding op de voet van dat besluit voor vergoeding in aanmerking komen, zijn niet gebleken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Andrea, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op: