ECLI:NL:RBDHA:2014:16943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2014
Publicatiedatum
1 juni 2015
Zaaknummer
09-994180-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke overtreding van de meldplicht voor ongebruikelijke transacties in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als belastingadviseur fungeerde. De verdachte werd beschuldigd van het niet melden van meerdere ongebruikelijke transacties, zoals vereist onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De tenlastelegging omvatte transacties die plaatsvonden tussen 3 augustus 2009 en 23 augustus 2011, waarbij aanzienlijke bedragen van en naar verschillende rekeningen werden overgemaakt zonder de vereiste meldingen te doen aan de Financiële Inlichtingen Eenheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk deze meldplicht heeft overtreden, wat heeft geleid tot een aanzienlijke financiële schade in de samenleving.

Tijdens de zittingen op 7 oktober 2013 en 22 december 2014 heeft de officier van justitie, mr. D.E. Kruimel, gepleit voor een bewezenverklaring van de tenlastelegging en een geldboete van € 35.000, waarvan € 10.000 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de opzettelijke overtreding van artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de financiële situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure in aanmerking genomen, wat heeft geleid tot een matiging van de geldboete. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 35.000, waarvan € 10.000 voorwaardelijk is opgelegd, met de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Parketnummer: 09/994180-13
Datum uitspraak: 22 december 2014
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in economische strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

[adres]te [vestigingsplaats].

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 oktober 2013 en 22 december 2014.
De verdachte is ter terechtzitting vertegenwoordigd door [naam], geboren op[geboortedag] 1960, zijnde bestuurder van de verdachte.
De officier van justitie mr. D.E. Kruimel heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding tenlastegelegde feit en gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 35.000,00 waarvan € 10.000,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

zij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 augustus 2009 tot en met 23 augustus 2011, althans in de/het ja(a)r(en) 2009 en/of 2010 en/of 2011, te Arnhem en/of Zoetermeer en/of (elders) in Nederland,
terwijl zij (telkens) als belastingadviseur haar beroepsactiviteiten uitoefende, althans, terwijl zij (telkens) als rechtspersoon of vennootschap in de uitoefening van een juridisch beroep of bedrijf zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig advies gaf of bijstand verleende bij het beheren van geld of andere waarden,
(telkens) opzettelijk (in strijd met de verplichting, geformuleerd in artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) verrichte of voorgenomen ongebruikelijk transactie(s) niet of niet-onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de (voorgenomen) transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan de aan de Financiële inlichtingen eenheid,
immers heeft zij (telkens) opzettelijk geen (onverwijlde) melding gedaan van,
- een op of omstreeks 3 augustus 2009 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een storting/overboeking ten bedrage van EURO 200.008,00, althans enig geldbedrag (van rekening [Rekening 1] op/naar rekening [Rekening 2]); en/of
- een op of omstreeks 4 augustus 2009 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een storting/overboeking ten bedrage van EURO 200.007,00, althans enig geldbedrag (van rekening [Rekening 1] op/naar rekening [Rekening 2]); en/of
- ( een) op of omstreeks 17 augustus 2009 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) storting(en)/overboeking(en) ten bedrage van (in totaal) EURO 400.000,00, althans enig geldbedrag (van rekening [Rekening 2] op/naar rekening[Rekening 3]); en/of
- een op of omstreeks 2 september 2009 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een storting/overboeking ten bedrage van EURO 400.000,00, althans enig geldbedrag (van rekening [Rekening 5] op/naar rekening [Rekening 2]); en/of
- ( een) op of omstreeks 3 september 2009 verrichte ongebruikelijke transactie(s), te weten (een) storting(en)/overboeking(en) ten bedrage van (in totaal)EURO 400.000,00, althans enig geldbedrag (van rekening [Rekening 2]op p/[Rekening 4]).

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

De rechtbank leest hetgeen de verdachte ten laste is gelegd met verbetering van de daarin voorkomende typ- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad. In het bijzonder geldt dat – ten gevolge van een kennelijke verschrijving – in de tenlastelegging onder het derde gedachtestreepje staat vermeld “17 augustus 2009” in plaats van “13 augustus 2009” en onder het vierde gedachtestreepje staat vermeld “[Rekening 5]” in plaats van “[Rekening 3]”. De rechtbank herstelt deze kennelijke verschrijvingen aldus en overweegt daarbij dat bij de verdachte geen onduidelijkheid kan hebben bestaan met betrekking tot hetgeen haar wordt verweten. Het gaat om verbeteringen van ondergeschikte betekenis, die - mede gelet op de ten laste gelegde periode - geen wezenlijke wijziging in de feitelijke omschrijving van het feit hebben teweeggebracht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
zij op tijdstippen in de periode van 3 augustus 2009 tot en met 23 augustus 2011 te Arnhem en Zoetermeer,
terwijl zij telkens als belastingadviseur haar beroepsactiviteiten uitoefende,
telkens opzettelijk, in strijd met de verplichting, geformuleerd in artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, verrichte ongebruikelijke transacties niet heeft gemeld aan de aan de Financiële inlichtingen eenheid,
immers heeft zij telkens opzettelijk geen melding gedaan van
- een op 3 augustus 2009 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een storting/overboeking ten bedrage van EURO 200.008,00 van rekening [Rekening 1] op/naar rekening [Rekening 2]; en
- een op 4 augustus 2009 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een storting/overboeking ten bedrage van EURO 200.007,00 van rekening [Rekening 1] op/naar rekening [Rekening 2]; en
- op
13augustus 2009 verrichte ongebruikelijke transacties, te weten stortingen/overboekingen ten bedrage van in totaal EURO 400.000,00 van rekening [Rekening 2] op/naar rekening [Rekening 3]; en
- een op 2 september 2009 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een storting/overboeking ten bedrage van EURO 400.000,00 van rekening
[Rekening 3]op/naar rekening [Rekening 2]; en
- op 3 september 2009 verrichte ongebruikelijke transacties, te weten stortingen/overboekingen ten bedrage van in totaal EURO 400.000,00 van rekening [Rekening 2] op/naar[Rekening 4].

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft nagelaten om meerdere ongebruikelijke transacties als bedoeld in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme te melden bij het daartoe bestemde meldpunt. Zij heeft door haar handelen de overheid de mogelijkheid ontnomen om zicht te krijgen op geldstromen die kunnen duiden op criminaliteit en om achterliggende strafbare feiten op te sporen. De financiële schade die witwassen in de samenleving veroorzaakt is groot.
De vertegenwoordiger van de verdachte heeft verklaard dat hij – in zijn hoedanigheid van belastingadviseur – op de hoogte is van voornoemde meldplicht. Desalniettemin heeft de verdachte twee grote bedragen op haar bankrekening vanaf een onbekende Zwitserse bankrekening ontvangen, heeft zij het totaalbedrag doorgestort naar een derdenrekening van een notariskantoor en heeft zij, nadat het was teruggestort omdat de notaris de herkomst van de gelden onvoldoende kon verifiëren, dit bedrag in twee delen doorgestort naar een derdenrekening van een ander notariskantoor, terwijl dergelijke overboekingen buiten haar gebruikelijke dienstverlening vielen. De verdachte heeft er steeds bewust voor gekozen deze transacties niet te melden. Dat is een ernstig strafbaar feit, waarvoor een aanzienlijke onvoorwaardelijke geldboete in beginsel op zijn plaats is.
Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete houdt de rechtbank, naast de financiële situatie waarin de verdachte verkeert, rekening met de omvang van het bedrag waarvan meermalen geen melding is gemaakt, te weten een bedrag van (in totaal) € 400.000,00.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 september 2013, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke geldboete van € 40.000,00 passend.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Zij overweegt hiertoe als volgt. De vertegenwoordiger van de verdachte is op 9 augustus 2011 voor het eerst als verdachte gehoord met betrekking tot (onder andere) deze zaak. Naar het oordeel van de rechtbank is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM op deze datum aangevangen. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bepaalde bijzondere omstandigheden. Nu de rechtbank van dergelijke bijzondere omstandigheden niet is gebleken en er heden, 22 december 2014, vonnis wordt gewezen, stelt zij vast dat de redelijke termijn met ruim 16 maanden is overschreden.
Gelet op voormelde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de op te leggen geldboete matigen en deels voorwaardelijk opleggen. Dit resulteert erin dat de rechtbank de eis van de officier van justitie zal volgen.

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 23, 24, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een geldboete van € 35.000,00 (vijfendertig duizend euro);

bepaalt dat een gedeelte van die geldboete, groot
€ 10.000,00 (tienduizend euro), niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het eind van de hierbij op twee (2) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mr. M.L. Ruiter, rechter,
mr. M. Enthoven, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.L.D. Timmermans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2014.