ECLI:NL:RBDHA:2014:16944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2014
Publicatiedatum
1 juni 2015
Zaaknummer
09-994186-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over niet gemelde ongebruikelijke transacties in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere ongebruikelijke transacties niet heeft gemeld bij de Financial Intelligence Unit, zoals vereist onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De verdachte, geboren in 1983 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het niet melden van transacties die in totaal aanzienlijke bedragen betroffen, variërend van contante betalingen van duizenden euro's door verschillende bedrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk in strijd heeft gehandeld met de meldplicht en dat zijn handelen de overheid heeft belemmerd in het opsporen van mogelijke criminaliteit.

Tijdens de zitting op 8 december 2014 heeft de officier van justitie een geldboete van € 150.000,00 geëist, met een voorwaardelijke straf voor een deel van het bedrag. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat de beschrijving van de transacties niet altijd voldoende duidelijk was, wat leidde tot een gedeeltelijke nietigheid van de dagvaarding. Desondanks heeft de rechtbank voldoende bewijs gevonden voor de bewezenverklaring van de opzettelijke overtreding van de meldplicht.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ondanks dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld, heeft de rechtbank geoordeeld dat de financiële schade die witwassen in de samenleving veroorzaakt groot is. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 150.000,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling, en een voorwaardelijke straf voor een deel van het bedrag, onder de voorwaarde dat hij zich gedurende twee jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Parketnummer: 09/994186-13
Datum uitspraak: 22 december 2014
Verstek

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in economische strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] [geboorteland]) op [geboortedag] 1983,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 december 2014.
De officier van justitie mr. D.E. Kruimel heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding tenlastegelegde feit en gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 150.000,00, subsidiair de daarmee corresponderende vervangende hechtenis, waarvan € 30.000,00, subsidiair de daarmee corresponderende vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij [Bedrijf 1]), in de periode van 18 augustus 2011 tot en met 20 augustus 2012, althans in 2011 en/of 2012 en/of 2013, te Zoetermeer en/of Rotterdam en/of elders in Nederland,
(telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen (edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag voor een bedrag van 15.000 Euro of meer,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk in strijd met de verplichting, geformuleerd in artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, 166, althans een groot aantal, in elk geval één of meer verrichte ongebruikelijk transactie(s), niet nadat het ongebruikelijke karakter van deze transactie(s) bekend is geworden heeft gemeld aan het meldpunt,
immers heeft hij (telkens) opzettelijk geen melding gedaan van (onder meer),
- een op of omstreeks 26 augustus 2011 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van (in totaal) 50.970,05 Euro, door[Bedrijf 2] / [Bedrijf 3] (D-013), en/of
- een op of omstreeks 17 november 2011 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van (in totaal) 91.567,20 Euro, door[Bedrijf 2] / [Bedrijf 3] (D-078), en/of
- een op of omstreeks 08 februari 2012 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van (in totaal) 30.208,75 Euro, door [Bedrijf 2] / [Bedrijf 3](D-110), en/of
- een op of omstreeks 10 mei 2012 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van (in totaal) 42.714,38 Euro, door [Bedrijf 2] / [Bedrijf 3] (D-172), en/of
- een op of omstreeks 06 augustus 2012 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van (in totaal) 26.682,84 Euro, door[Bedrijf 2] / [Bedrijf 3] (D-179), en/of
- een of meer andere ongebruikelijke transactie(s) (waarbij het contant te betalen bedrag 25.000 of meer bedraagt).

De geldigheid van de dagvaarding

Ingevolge artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn. Het tweede lid voegt daaraan toe dat de dagvaarding tevens de omstandigheden vermeldt waaronder het feit zou zijn begaan. Uit bestendige jurisprudentie volgt dat de beschrijving van het feit onvoldoende duidelijk is wanneer de tenlastelegging een onvoldoende geconcretiseerde feitenomschrijving behelst. De beschuldiging moet in voldoende precieze termen worden geformuleerd, zodat de verdachte daaruit kan begrijpen waarvoor hij zich moet verantwoorden, en zodat hij zich op een adequate wijze tegen de aanklacht kan verdedigen.
In onderhavige zaak is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij – kort gezegd – opzettelijk in strijd met de verplichting geformuleerd in artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme 166 ongebruikelijke transacties niet heeft gemeld bij de Financial Intelligence Unit te Zoetermeer. Vijf van deze transacties zijn in de tenlastelegging feitelijk omschreven.
De rechtbank is van oordeel dat uit de tenlastelegging onvoldoende duidelijk is welke 161 transacties naast de vijf nader omschreven transacties precies worden bedoeld. De rechtbank zal de dagvaarding ten aanzien van deze 161 niet nader omschreven transacties dan ook partieel nietig verklaren.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij, [Bedrijf 1], in de periode van 18 augustus 2011 tot en met 20 augustus 2012 te Zoetermeer en Rotterdam,
telkens als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen (edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag voor een bedrag van
25.000,00euro of meer,
meermalen, telkens opzettelijk in strijd met de verplichting, geformuleerd in artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, verrichte ongebruikelijke transacties, niet nadat het ongebruikelijke karakter van deze transacties bekend is geworden heeft gemeld aan het meldpunt,
immers heeft hij telkens opzettelijk geen melding gedaan van
- een op 26 augustus 2011 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal
40.000,00euro, door[Bedrijf 2]/ [Bedrijf 3] en
- een op 17 november 2011 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal
38.958,87euro, door [Bedrijf 2] /[Bedrijf 3] en
- een op 08 februari 2012 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 30.208,75 euro, door [Bedrijf 2] / [Bedrijf 3] en
- een op 10 mei 2012 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 42.714,38 euro, door [Bedrijf 2] / [Bedrijf 3] en
- een op 06 augustus 2012 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van in totaal 26.682,84 euro, door[Bedrijf 2] / [Bedrijf 3]
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, meermalen gepleegd.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft nagelaten om meerdere ongebruikelijke transacties als bedoeld in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme te melden bij het daartoe bestemde meldpunt. Hij heeft met zijn handelen de overheid de mogelijkheid ontnomen om zicht te krijgen op geldstromen die kunnen duiden op criminaliteit en om achterliggende strafbare feiten op te sporen. De financiële schade die witwassen in de samenleving veroorzaakt is groot.
Hoewel de bewezenverklaring betrekking heeft op een beperkt aantal transacties, houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het grootschalige karakter van het delict zoals dit uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken; de partiële nietigheid van de dagvaarding staat daaraan niet in de weg (vgl. ECLI:NL:HR:2011:BS1739).
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 september 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank een geldboete zoals door de officier van justitie gevorderd passend en geboden.

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
  • 23, 24, 24c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig, voor zover de daarin ten laste gelegde transacties niet feitelijk zijn omschreven;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een geldboete van € 150.000,00 (honderdvijftig duizend euro);

bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van die geldboete, groot
€ 30.000,00 (dertigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 185 (honderdvijfentachtig) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het eind van de hierbij op 2 (twee) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mr. M.L. Ruiter, rechter,
mr. M. Enthoven, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.L.D. Timmermans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2014.