ECLI:NL:RBDHA:2014:16946

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2014
Publicatiedatum
1 juni 2015
Zaaknummer
09-994178-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding meldingsplicht ongebruikelijke transactie door feitelijk leidinggever van vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die als feitelijk leidinggever van een vennootschap werd beschuldigd van het niet melden van een ongebruikelijke transactie. De verdachte heeft nagelaten om een transactie van € 87.500,00, die plaatsvond op 12 november 2010, te melden bij het meldpunt zoals vereist onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn handelen de overheid de mogelijkheid heeft ontnomen om zicht te krijgen op mogelijke criminaliteit en de achterliggende strafbare feiten te onderzoeken. De officier van justitie heeft een geldboete van € 20.000,00 geëist, subsidiair vervangende hechtenis. Tijdens de zitting op 8 december 2014 heeft de verdachte verklaard op de hoogte te zijn van de meldingsplicht, maar desondanks heeft hij de ongebruikelijke transactie niet tijdig gemeld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijke overtreding van artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in de zaak. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn heeft de rechtbank de geldboete verlaagd naar € 19.000,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 130 dagen bij niet-betaling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot deze geldboete en heeft de overige tenlasteleggingen verworpen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Parketnummer: 09/994178-14
Datum uitspraak: 22 december 2014
Verstek

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in economische strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag]1941,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 december 2014.
De officier van justitie mr. D.E. Kruimel heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding tenlastegelegde feit en gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 20.000,00, subsidiair de daarmee corresponderende vervangende hechtenis.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Automobielbedrijf J[Bedrijf X] in de periode van 12 november 2010 tot en met 26 november 2011, althans in 2010 en/of 2011, te Zoetermeer en/of Rotterdam en/of elders in Nederland,
(telkens) als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen (voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag voor een bedrag van 15.000 Euro of meer,
opzettelijk in strijd met de verplichting, geformuleerd in artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, een verrichte ongebruikelijk transactie, niet (binnen 14 dagen) nadat het ongebruikelijke karakter van deze transactie bekend is geworden heeft gemeld aan het meldpunt,
immers heeft zij opzettelijk geen melding gedaan van een op of omstreeks 12 november 2010 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van (in totaal) 87.500,- Euro, door A[naam]Bijlage Nr. 5, 1105101339.D01),
tot het plegen van welk bovenomschreven feit verdachte opdracht heeft gegeven dan wel aan welk bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Automobielbedrijf J[Bedrijf X] periode van 12 november 2010 tot en met 26 november 2011 te Zoetermeer en Rotterdam,
als beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper van goederen (voertuigen), voor zover betaling van deze goederen in contanten plaatsvindt voor een bedrag van
25.000,00euro of meer,
opzettelijk in strijd met de verplichting, geformuleerd in artikel 16 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, een verrichte ongebruikelijke transactie niet (binnen 14 dagen) nadat het ongebruikelijke karakter van deze transactie bekend is geworden heeft gemeld aan het meldpunt,
immers heeft zij opzettelijk geen melding gedaan van een op 12 november 2010 verrichte ongebruikelijke transactie, te weten een contante betaling van 87.500,00 euro door A.[naam]
aan welk bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, als feitelijk leidinggever van een vennootschap, nagelaten om een ongebruikelijke transactie als bedoeld in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme te melden bij het daartoe bestemde meldpunt. Hij heeft door zijn handelen de overheid de mogelijkheid ontnomen om zicht te krijgen op geldstromen die kunnen duiden op criminaliteit en om achterliggende strafbare feiten op te sporen. De financiële schade die witwassen in de samenleving veroorzaakt is groot.
De verdachte heeft verklaard dat hij op de hoogte is van de meldingsplicht en andere ongebruikelijke transacties wel (tijdig en op juiste wijze) heeft gemeld. Desalniettemin heeft de verdachte een groot contant geldbedrag in ontvangst genomen dan wel laten nemen en ervoor gekozen om dit niet (tijdig) te doen melden. Dat is een ernstig feit, waarvoor een aanzienlijke onvoorwaardelijke geldboete op zijn plaats is.
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen geldboete houdt de rechtbank voorts rekening met de omvang van het niet-gemelde transactiebedrag van € 87.500,00.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 september 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegende acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke geldboete zoals door de officier van justitie gevorderd passend.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop in deze zaak. Zij overweegt hiertoe als volgt. De verdachte is op 4 juli 2012 aangehouden en gehoord als verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM op deze datum aangevangen. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bepaalde bijzondere omstandigheden. Nu de rechtbank van dergelijke bijzondere omstandigheden niet is gebleken en er heden, 22 december 2014, vonnis wordt gewezen, stelt zij vast dat de redelijke termijn met bijna 6 maanden is overschreden.
De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt dat bij een overschrijding van de redelijke termijn met zes maanden of minder een vermindering van de op te leggen straf met 5% plaatsvindt. Derhalve zal de rechtbank de hiervoor vermelde geldboete met dit percentage verminderen en aan de verdachte een geldboete van € 19.000,00 opleggen.

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
  • 23, 24, 24c en 51 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijke overtreding van het voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een geldboete van € 19.000,00 (negentienduizend euro);

bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 130 (honderddertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mr. M.L. Ruiter, rechter,
mr. M. Enthoven, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.L.D. Timmermans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2014.