Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5], V-nummers: [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] en
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, een moeder van vijf minderjarige kinderen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie had echter besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Dit besluit werd genomen op 29 juli 2024.
Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 augustus 2024 behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. L. Sinoo. De minister werd vertegenwoordigd door mr. T. Tichelaar. Tijdens de zitting was ook een tolk, A.E. Abdelrahman, aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL24.29967) die verband houdt met het beroep van verzoekster. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.