ECLI:NL:RBDHA:2014:1754
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van onderhoudsbijdrage en fictieve onderhoudsbijdrage
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank over de toekenning van kinderbijslag krachtens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Eiser had aanvankelijk kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen over het tweede, derde en vierde kwartaal van 2012. Het primaire besluit van de Sociale Verzekeringsbank, waarin de aanvraag voor de derde en vierde kwartalen werd afgewezen, werd gedeeltelijk herzien in het bestreden besluit, waarbij aan eiser alsnog kinderbijslag voor het tweede kwartaal werd toegekend, maar de aanvragen voor de andere kwartalen werden ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zes kinderen heeft, die bij zijn echtgenote in Egypte verblijven. De kern van het geschil was of eiser recht had op kinderbijslag voor het derde kwartaal van 2012, gezien de onderhoudsbijdrage die hij had geleverd. De rechtbank oordeelde dat de onderhoudsbijdrage gelijkelijk moest worden verdeeld over alle kinderen waarvoor aanspraak op kinderbijslag kan bestaan. Dit betekent dat de onderhoudsbijdrage van eiser, die € 1.750,- bedroeg, moest worden verdeeld over alle zes kinderen, wat resulteerde in een bijdrage van € 291,67 per kind. Dit bedrag voldeed niet aan de minimale onderhoudsbijdrage van € 408,- per kwartaal, waardoor de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor kinderbijslag.
Daarnaast heeft de rechtbank de stelling van eiser dat de fictieve onderhoudsbijdrage in aanmerking genomen moest worden, verworpen. Eiser had niet aangetoond dat hij in de drie kwartalen voorafgaand aan zijn verblijf in Egypte aan de onderhoudsvoorwaarde had voldaan. De rechtbank concludeerde dat de Sociale Verzekeringsbank terecht geen kinderbijslag voor het derde kwartaal had geweigerd en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzekerden om aan de wettelijke voorwaarden te voldoen om aanspraak te maken op kinderbijslag, en dat het beleid van de Sociale Verzekeringsbank consistent moet worden toegepast.