ECLI:NL:RBDHA:2014:1887

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2014
Publicatiedatum
17 februari 2014
Zaaknummer
C-09-457672 - JE RK 14-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2014 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. Het verzoekschrift was ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, met betrekking tot een minderjarige die geboren is in 2000 en feitelijk bij de vader verblijft. De kinderrechter heeft kennisgenomen van diverse documenten, waaronder een hulpverleningsplan en brieven van de ouders. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de belangen van de minderjarige en de ouders besproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, en dat het in het belang van de minderjarige is om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van één jaar. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader verlengd voor dezelfde periode. De kinderrechter heeft benadrukt dat de moeder, indien zij contactherstel met de minderjarige wenst, moet accepteren dat de minderjarige bij de vader woont en dat zij respectvol moet optreden tegenover de vader. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-13
Zaaknummer: C/09/457672
Datum beschikking: 10 februari 2014

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 3 januari 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Delft/Westland/Oostland (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2000 te[geboorteplaats]
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[A],
de vader,
wonende te [woonplaats],
en
[B],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk bij de vader.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift, met als bijlage het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling;
- de op 30 januari 2014 ter griffie van de rechtbank ontvangen brieven van de moeder;
- de op 6 februari 2014 ter griffie van de rechtbank ontvangen brief, met bijlage, van de
vader.
Op 10 februari 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de heer [X], namens Bureau Jeugdzorg;
- de advocaat van de moeder, mr. M.P. Friperson.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 12 februari 2013 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 23 februari 2013 tot
23 februari 2014.
Voorts heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking d.d. 29 oktober 2013 aan Bureau Jeugdzorg machtiging verleend de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader van 29 oktober 2013 tot 23 februari 2014.

Verzoek

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling, thans voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Mr. Friperson heeft verklaard dat de moeder akkoord gaat met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing is mr. Friperson van oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten daarvoor. Zij meent in de huidige situatie een civiele procedure, zijnde wijziging hoofdverblijfplaats minderjarige, meer aangewezen. Zij heeft nog aangegeven dat de moeder het betreurt dat er geen contact meer is tussen haar en de minderjarige.
De heer [X] heeft verklaard dat de minderjarige en de vader akkoord gaan met het verzochte en dat zij niet ter zitting zullen verschijnen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat haar is gebleken dat de minderjarige op dit moment in een positieve ontwikkeling verkeert en dat zij de rust heeft gekregen om zich verder leeftijdsadequaat te ontwikkelen. Het is derhalve in haar belang dat, ondanks het gegeven dat de rechtbank in haar beslissing van 10 maart 2010 heeft bepaald dat de minderjarige haar hoofverblijfplaats bij de moeder zal hebben, haar verblijf bij de vader voortgezet wordt. Nu niet is gebleken dat de moeder zich verzet tegen een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en niet is gebleken dat er een procedure tot wijziging hoofdverblijfplaats van de minderjarige aanhangig is gemaakt door de vader, is een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk om een voortzetting van het verblijf van de minderjarige bij de vader te kunnen waarborgen. Tot slot overweegt de kinderrechter dat de moeder, als zij contactherstel met de minderjarige wenst, moet accepteren dat de minderjarige met plezier bij de vader woont en dat zij jegens de vader respectvol moet optreden.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige van 23 februari 2014 tot
23 februari 2015 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg;
verlengt de aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden verleende machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader van 23 februari 2014 tot 23 februari 2015, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C. Koekman, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2014, in tegenwoordigheid van A.U. Hatuina als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.