ECLI:NL:RBDHA:2014:3053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
820159-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf voor scooter rijdende seriedief uit Leiden

De rechtbank Den Haag heeft op 12 maart 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man uit Leiden, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal. De man kreeg een celstraf van veertien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur. De rechtbank oordeelde dat een langere gevangenisstraf de kans op recidive zou vergroten, omdat de man dan zijn woning en werk zou kunnen verliezen. De rechtbank wilde hem de kans geven om zijn leven een positieve wending te geven.

De verdachte had tussen begin oktober en begin november 2013 verschillende vrouwen beroofd van hun tassen terwijl zij op de fiets zaten. Hij volgde hen op een scooter en trok de tassen uit hun fietstassen of van hun bagagedrager. Dit leidde in sommige gevallen tot valpartijen van de slachtoffers. De buit bestond uit contant geld, mobiele telefoons, ID-kaarten en andere persoonlijke bezittingen.

Tijdens de rechtszaak werd de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, afgewezen. De rechtbank vond dat de opgelegde straffen de verdachte de mogelijkheid gaven om zijn leven te verbeteren, terwijl hij tegelijkertijd verantwoordelijk werd gehouden voor zijn daden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele feiten, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, maar ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte werden in de overwegingen meegenomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/820159-13
Datum uitspraak: 12 maart 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [penitentiaire inrichting].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 februari 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.J. Berton en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R.M. Noorlander, advocaat te Leiden, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 november 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, te weten een ID kaart en/of telefoon (merk HTC) en/of een rijbewijs en/of een toegangspas (voor het werk) en/of kentekenbewijzen (deel I en II) en/of meerdere bankpassen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het onder uit trekken van de fiets van die [slachtoffer 1] (tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] boven op haar fiets is gevallen);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 oktober 2013 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tas met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met de brommer dicht achter die [slachtoffer 2] te rijden en/of een harde ruk te geven aan de fiets van die [slachtoffer 2] en/of vervolgens die [slachtoffer 2] mee te trekken naar de andere kant dan die [slachtoffer 2] zou willen (tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val is gekomen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 6 oktober 2013 te Leiden en/of Oegstgeest ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met de brommer achter die Labunh te rijden en/of (vervolgens) een (harde) ruk te geven(tengevolge waarvan die [slachtoffer 3] ten val is gekomen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 28 oktober 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud te weten, een kentekenbewijs en/of een rijbewijs en/of een computer en/of meerdere telefoon(s) en/of meerdere waardepapieren (bankbescheiden en/of creditcard) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 30 oktober 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas met inhoud, te weten een rijbewijs en/of een of meerdere waardepapieren(bankbescheiden) en/of een boek en/of een fotocamera en/of een geldbedrag van 70 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 17 oktober 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas met inhoud (portemonnee, tas, meerdere ing passen, rijbewijs, telefoon nokia, meerdere pennen, sleutel, toegangspas Universiteit Leiden, agenda en geld twv ongeveer 40 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 26 oktober 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een boodschappentas met etenswaren en/of drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
8.
hij op of omstreeks 7 oktober 2013 te Voorschoten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, te weten een ID-kaart en/of een OV-jaarkaart en/of een portemonnee en/of een bos sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
9.
hij op of omstreeks 18 oktober 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, te weten een portemonnee met enig geldbedrag en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of een visitekaarthouder met een of meer visitekaartjes en/of een bloknote en/of een paspoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
10.
hij op of omstreeks 26 oktober 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paspoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
11.
hij op of omstreeks 1 november 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugtas met inhoud, te weten een laptop en/of een toegangspas LUMC en/of een usb stick en/of een notitieblok, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
12.
hij op of omstreeks 5 november 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, te weten een telefoon(merk ipone) en/of een portemonnee en/of vijfentwintig euro, althans enig geldbedrag en/of een ING bankpas en/of een creditcard (Bijenkorf) en/of een rijbewijs en of een bos sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
13.
hij op of omstreeks 16 oktober 2013 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 13], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers heeft verdachte dicht op die [slachtoffer 13] gereden en/of vervolgens aan een/de hengsel(s) van de tas van die [slachtoffer 13] getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
14.
hij op of omstreeks 27 oktober 2013 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 14], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers heeft verdachte, een duw gegeven tegen de fiets van die [slachtoffer 14] en/of vervolgens aan een/de hengsel(s) van de tas van die [slachtoffer 14] getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Gedurende de maand oktober en deels in de maand november van 2013 heeft een aantal diefstallen plaatsgevonden in Leiden en Voorschoten waarbij fietssters die tassen in hun fietstassen of op hun bagagedrager hadden, van hun tassen - al dan niet vergezeld van geweld - werden beroofd, dan wel dat zulks werd gepoogd. Deze fietsers werden kort voor de diefstal gevolgd door een persoon op een scooter/brommer, welke persoon even later toesloeg en in de meeste gevallen met de tassen van de fietssters het hazenpad koos. In enkele van die gevallen zou de dader richting de Lammenschansweg te Leiden zijn gereden. Hierop heeft de politie die omgeving in de gaten gehouden en is verdachte op 6 november 2013 aldaar staande gehouden omdat hij volgens de politie aan het signalement van de dader(s) voldeed. Nadat – na onderzoek inzake historische telefoongegevens – bij de moeder van verdachte één van de gestolen telefoons was aangetroffen is verdachte op 12 november 2013 aangehouden en heeft hij een deels bekennende verklaring afgelegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de feiten 2, 4, 6, 10 en 13 heeft bekend, en dat de overige feiten - gelet op de overeenkomsten in de modus operandi, het beperkte geografische gebied, het korte tijdsbestek, de gegeven signalementen van de dader, de omschrijvingen van het gebruikte vervoersmiddel en de omstandigheid dat na de staande houding op 6 november 2013 van verdachte dit type berovingen in dit gebied is gestopt - middels schakelbewijs eveneens wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat alleen de door verdachte bekende feiten 2, 4, 6, 10 en 13 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en dat vrijspraak dient te volgen voor de overige feiten. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat in de zaken die verdachte niet heeft bekend de signalementen van de daders niet overeenkomen met het signalement van verdachte, dat de omschrijvingen van de gebruikte vervoersmiddelen niet overeenkomen met de scooter van verdachte, dat de scooter van verdachte niet uniek is en dat de modus operandi van deze feiten niet dermate uniek is dat deze te herleiden is naar verdachte. Voorts heeft de verdediging gesteld dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat er ter zake de feiten 3 en 14 sprake was van een poging tot diefstal.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank gaat uit van de volgende door haar vastgestelde feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag dienen.
3.4.1
Feit 1
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 3 november 2013 omstreeks 20:00 uur op haar fiets reed in de Raamsteeg te Leiden. Zij voelde op enig moment dat haar fiets van achteren werd opgetild, waardoor zij met haar fiets onderuit werd getrokken. Zij keek om en zag schuin achter haar een scooter. Op dat moment zag zij dat de persoon op de scooter haar schoudertas met geweld onder haar snelbinders vandaan trok. Hierdoor is zij met de fiets op haar ook op straat gevallen. Het betrof een man van 30 tot 35 jaar oud, blank, breed/krachtig postuur en met donkerblond kort haar. Hij had geen helm op en reed op een laag model scooter. [2] In haar tas zaten een ID-kaart, een HTC telefoon, een rijbewijs, een toegangspas voor het werk, een kentekenbewijs deel I en II en twee bankpassen. [3] De weggenomen telefoon was van [organisatie]. [4]
3.4.2
Feit 2
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 25 oktober 2013 omstreeks 17:30 uur met haar fiets reed over de Ir. Driessenstraat te Leiden. Er reed op enig moment een brommer dicht achter haar. De bestuurder was een stevige man, rossig haar, Vikingachtig uiterlijk, dragende een donkerblauw petje, donkerblauw jack (bomber) en een licht blauwe spijkerbroek. De brommer bleef achter haar rijden. Zij keek achterom en zag dat de bestuurder van de brommer met zijn handen aan haar fietstassen rukte. Hij probeerde haar mee te trekken. Door die harde ruk voelde zij dat het stuur van haar fiets omhoog kwam, daardoor kwam zij ten val. [5]
3.4.3
Feit 3
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 6 oktober 2013 omstreeks 14:00 uur van Leiden naar Oegstgeest reed op haar fiets. Zij had haar handtas in haar fietstas gedaan en daarop haar rode sjaal gelegd. Op de Rijnsburgseweg (de rechtbank begrijpt: te Leiden) hoorde zij een scooter achter haar rijden. Zij voelde ineens een enorme ruk waardoor zij met de fiets naar links viel. Zij zag daarop een scooter wegrijden. Zij zag dat haar sjaal uit haar fietstas op de weg lag. Zij begreep dat de bestuurder van de scooter haar tas had willen stelen. Thuisgekomen zag zij dat het hengsel van haar tas af was. Zij is 's-avonds teruggegaan naar de plek waar het gebeurd was en daar zag zij het hengsel van haar tas liggen. De jongen was blank, jonger dan 30 jaar en had donker haar, geen helm en hij droeg een donkere jas. [6]
3.4.4
Feit 4
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op 28 oktober 2013 omstreeks 16:20 uur op de parallelweg van de Lammenschansweg te Leiden reed. Vanuit haar ooghoeken zag zij op enig moment haar tas. Zij keek om en zag een jongen op een brommer achter haar rijden, met haar tas in zijn linker hand. Het was een blanke jongen, kort blond haar, 15 tot 17 jaar oud, geen helm, tenger postuur en niet zo lang. [7] Weggenomen waren haar tas, een kentekenbewijs, een rijbewijs, een usb-stick, een HTC telefoon, een iPhone telefoon, twee bankpassen en een creditcard. [8]
3.4.5
Feit 5
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft verklaard dat zij op 30 oktober 2013 omstreeks 16:20 uur fietste op de Thorbeckeweg te Voorschoten. Er reed een jongen op een scooter schuin naast haar. Zij zag dat de jongen met zijn rechterhand in haar linker fietstas greep. Hij haalde haar handtas uit de fietstas. In de tas zaten haar bankpassen van de ING, een creditcard, een rijbewijs, andere pasjes, een agenda, een fototoestel en € 90,- aan contant geld. De jongen had een blanke huidskleur, 20 tot 25 jaar oud, blond haar in stekeltjes naar boven, een grijze jack met lichtkleurige kraag en een lichtgrijze scooter, met tweemaal een F, een M en een 3 of 03 in het kenteken. [9]
3.4.6
Feit 6
Aangeefster [slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij op woensdag 17 oktober omstreeks 15:45 uur reed op de Hogewoerd te Leiden. Zij merkte dat er een brommer dicht achter haar reed. Zij reed op de Herengracht en hoorde weer een brommer achter zich. De brommer reed steeds achter haar. Zij reed vervolgens het trottoir op en de brommer reed ook het trottoir op. Hij reed met zijn lichaam tegen haar aan. Zij wilde nog iets zeggen, maar de man reed al weg. Op dat moment zag zij dat hij haar tas in zijn hand had. De brommer was een blauwe Vespa, met een zilveren rekje achterop, een scherm voor en de man droeg geen helm. De man was blank, rond de 25 jaar oud en had licht of normaal bruin golvend haar. Hij droeg een donkerblauw gewatteerd jack met een embleem op de linkerborst. [10] Wegenomen waren: een portemonnee, een tas, twee ING passen, een rijbewijs, een geldbedrag van € 40, een telefoon, schrijfgerei, een agenda, een sleutel en een toegangspas van de universiteit van Leiden. [11]
3.4.7
Feit 7
Aangeefster [slachtoffer 7] heeft verklaard dat zij op 26 oktober 2013 omstreeks 20:40 uur reed op haar fiets op de Lorentzkade te Leiden. Zij hoorde een brommer die haar niet inhaalde, maar achter haar bleef rijden. Toen zij omkeek zag zij een jongen met zijn rechterhand in haar linker fietstas grijpen. Hij haalde haar blauwe boodschappentas uit de fietstas. De jongen reed zonder helm, was twintig jaar oud, had blond haar in stekeltjes naar boven, een rond gezicht en droeg een donkerkleurig jack. [12] In de tas zaten groenten en een flesje water. [13]
3.4.8
Feit 8
Aangeefster [slachtoffer 8] heeft verklaard dat zij op 7 oktober 2013 omstreeks 16:50 uur op de Zwaluwweg te Voorschoten reed. Zij werd achtervolgd door een snorfiets en voelde aan de achterkant van haar fiets een soort harde ruk. Zij zag dat de snorfiets op dat moment snel wegreed. Zij zag dat hij haar schoudertas uit haar fietstas had weggenomen. Het was een man, met normaal postuur, donker haar en blauwe kleding. [14] In haar tas zaten een ID-kaart, een OV-jaarkaart, een portemonnee en een bos sleutels. [15]
3.4.9
Feit 9
Aangeefster [slachtoffer 9] heeft verklaard dat zij op 18 oktober 2013 omstreeks 20:30 uur op de Obrechtstraat te Leiden reed. Zij had net twee bankbiljetten van € 10,- gepind. Ze hoorde het geluid van een scooter achter haar en ging langzamer rijden om te kijken wie het was. Zij stond bijna stil en zag dat een man op een scooter links naast haar kwam rijden. Zij zag dat hij haar schoudertas, die zij eerder in haar rechter fietstas had gedaan, in zijn hand had. Het was een blanke man, met normaal postuur, tussen twintig en vijfentwintig jaar oud, 1,65 tot 1,75 meter lang, smal gezicht, kort donker blond netjes haar met mogelijk gel en hij droeg een donkerkleurige iets dikkere jas met tekst op de achterzijde. [16] In de tas zaten een visitekaarthouder met visitekaartjes, een blocnote, een portemonnee, twee bankpassen en een paspoort. [17]
3.4.10
Feit 10
Aangeefster [slachtoffer 10] heeft verklaard dat zij op 26 oktober 2013 omstreeks 21:05 uur op haar fiets over de Hogewoerd te Leiden reed. Zij had het idee dat er iemand achter tegen haar fiets reed. Zij keek om en zag dat een man op een scooter de sporttas uit haar fietstas trok. Hij reed weg. Hij was in de twintig, fors van postuur, de scooter was ook fors en hij droeg geen helm. [18] In de sporttas zat een paspoort. [19]
Getuige [getuige 1] heeft over dit feit verklaard dat hij een man zag op een scooter die links naast een vrouw op een fiets kwam rijden. Hij zag dat de man met zijn rechterhand een tas uit de fietstas van de vrouw griste. Het was een zwarte scooter met een scherm aan de voorzijde, vermoedelijk type Vespa. De man was tussen de dertig en veertig jaren oud, groot van postuur, kort stekeltjeshaar en dragende een donkere jas. [20]
Getuige [getuige 2], die bij getuige [getuige 1] liep, heeft over het signalement van de dader verklaard dat het een man betrof, met blond haar, tussen de eind twintig en half dertig jaar oud, smal hoofd, stekeltjes haar en aan de zijkant opgeschoren, dragende een donkere winterjas en een donkere broek. [21] De scooter was van het type Vespa en donker van kleur. [22]
3.4.11
Feit 11
Aangeefster [slachtoffer 11] heeft verklaard dat zij op 1 november 2013 omstreeks 18:15 uur op haar fiets reed op de Kraaierstraat te Leiden. In haar fietstas zat haar rugzak. Er kwam een scooter naast haar rijden. Opeens voelde zij dat er iets veranderd was aan het gewicht van haar fiets. Zij stopte en zag dat haar rugtas met daarin meerdere goederen was weggenomen uit haar fietstas. De bestuurder van de scooter had een brede rug en vermoedelijk een jas met een bontkraag. Het was een comfortabele scooter, je kon je voeten op een plankje zetten. Zij dacht dat de scooter een windscherm had. [23] In haar rugzak zat een computer, een toegangspas van het LUMC, een usb-stick en een notitieblok. [24]
Getuige [getuige 3] heeft over dit feit verklaard dat hij zag dat een scooter naast een fietser kwam en dat de scooterrijder met zijn linkerarm een donkere tas uit een fietstas pakte. Hij zag dat de scooterrijder wegreed in de richting van de Lammenschansweg. Hij zag dat de scooterrijder de tas in zijn linkerhand vasthield. De scooterrijder was donker gekleed, een winterjas, was een klein persoon, droeg geen helm, de scooter was donkerkleurig en had een groot windscherm en kleine wielen. [25]
3.4.12
Feit 12
Aangeefster [slachtoffer 12] heeft verklaard dat zij op 5 november 2013 omstreeks 16:05 uur op haar fiets reed op de Binnevestgracht te Leiden. Zij hoorde dat een scooter vlak achter haar langzaam reed. Zij voelde dat haar fiets een klap van achteren kreeg. Zij keek over haar linkerschouder en zag een zwarte scooter, model Vespa, aan haar linkerzijde rijden. De Vespa had een hoog windscherm. De bestuurder was een blanke, gezette jongen, met kort lichtblond haar, verzorgd en droeg een donkerkleurige jas tot over de heupen, nauwsluitend. Zij zag dat haar handtas tussen de twee benen van de jongen stond, op het voetenbankje. [26] In de tas zaten een telefoon (iPhone), een portemonnee, € 75 aan geld, een ING bankpas, een Bijenkorf Creditcard, een rijbewijs en sleutels. [27]
3.4.13
Feit 13
Aangeefster [slachtoffer 13] heeft verklaard dat zij op 16 oktober 2013 omstreeks 15:45 uur op haar fiets reed op de Cesar Franckstraat te Leiden. Zij hoorde achter zich een scooter rijden, erg dichtbij. Zij keek achterom en zag een blanke man met blond haar aan de hengsels van haar schoudertas trekken, die in haar fietstas bleef steken. Zij remde en de man reed door. De man reed op een donker blauwe retro scooter, blauw kentekenplaatje, met voorop een groot windscherm en de man droeg een blauwe winterjas (bomberjas) en geen helm. De spiegels van de scooter waren zilverkleurig, rechthoekig. [28]
3.4.14
Feit 14
[slachtoffer 14] heeft verklaard dat zij op 27 oktober 2013 omstreeks 17:10 uur op haar fiets reed op de Jan van Goyenkade te Leiden. Zij voelde een duw tegen haar fiets en viel bijna door die duw. Toen zij keek zag zij dat een man doorreed op een scooter. Het was een man, zonder helm, vermoedelijk met licht haar en hij droeg een licht jack met op de achterzijde een grote zwarte S. Zij zag dat de hengsels van haar schoudertas uit haar fietstas hingen. [29]
3.4.15
Ten aanzien van de feiten 2, 4, 6, 10 en 13
Verdachte heeft ter terechtzitting van 26 februari 2014 de onder 2, 4, 6, 10 en 13 tenlastegelegde feiten bekend. [30] De rechtbank is van oordeel dat gelet op de reeds aangehaalde bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.4.16
Schakelbewijs ten aanzien van de feiten 1, 5, 7, 9, 11 en 12
Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden bewijsmiddelen.
Voor de redengevendheid van het schakelbewijs in onderhavige zaken wijst de rechtbank op het signalement van de dader, de omschrijving van het vervoermiddel van de verdachte, de modus operandi, het korte tijdsbestek van enkele weken waarbinnen de feiten hebben plaatsgevonden en de geografische ligging van de plaatsen delict. De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de berovingen wijst de rechtbank op de signalementen van de dader. Met uitzondering van de feiten 3, 8 en 14 beschrijven de signalementen een blanke man van ongeveer 20-25, 30-35 jaar oud, met blond stekeltjes/donkerblond kort haar, breed/krachtig/gezet van postuur en rond gezicht. De rechtbank is van oordeel dat deze signalementen aansluiten bij de uiterlijke kenmerken van verdachte toen hij op 6 november 2013 werd staande gehouden. Immers hebben de verbalisanten verdachte op dat moment omschreven als: man (blank volgens de foto’s van verdachte), 25-30 jaar oud, vadsig van postuur en rossig haar. [31]
Voorts wijst de rechtbank op de omschrijvingen van het door de dader gebruikte vervoermiddel. De omschrijvingen beschrijven een laag model scooter, type Vespa, met een (hoog) windscherm, licht grijs/zwart van kleur en met een F, M, 3 en/of 03 in het kenteken. De rechtbank is van oordeel dat deze omschrijvingen aansluiten bij de uiterlijke kenmerken van de scooter van verdachte toen hij op 6 november 2013 werd staande gehouden. Immers hebben de verbalisanten die scooter op dat moment omschreven als: Vespa scooter, mat grijs/blauw van kleur, windscherm aan de voorzijde, voorzien van een kenteken (F537BR, volgens de foto’s van de scooter). [32] De rechtbank overweegt dat de onderdelen van het signalement en van de omschrijving van het vervoersmiddel ieder op zich zelf genomen wellicht als weinig typerend kunnen overkomen, maar dat de combinatie van alle kenmerken in samenhang bezien een overtuigend geheel vormen.
De rechtbank overweegt verder dat sprake is van een soortgelijke modus operandi.
Verdachte heeft bij de door hem bekende berovingen (feiten 2, 4, 6, 10 en 13) een werkwijze gehanteerd, die op essentiële punten overeenkomt, ook met de werkwijze bij de feiten 1, 5, 9, 11 en 12:
- alle slachtoffers rijden op een fiets;
- alle slachtoffers zijn van achteren door een scooter/brommer benaderd;
- alle slachtoffers hadden aan de achterzijde van hun fiets een tas waar zij geen zicht op hadden (voornamelijk in een fietstas);
- alle slachtoffers zijn vrouw;
- alle (pogingen tot) berovingen zien op het buit maken van tassen.
Daarnaast wijst de rechtbank op het korte tijdsbestek waarin de berovingen hebben plaatsgehad, te weten ongeveer een maand en een week. Daarnaast zijn de plaatsen delict dichtbij elkaar gelegen; de feiten hebben plaatsgevonden in Leiden en het daarnaast gelegen Voorschoten. De berovingen hangen derhalve ook in geografisch opzicht met elkaar samen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de onder 1, 5, 7, 9, 11 en 12 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Deze beslissing is zowel gegrond op de ten aanzien van die feiten weergegeven bewijsmiddelen, als op het schakelbewijs bestaande uit de bewijsmiddelen die ten grondslag hebben gelegen aan het bewijs van de feiten 2, 4, 6, 10 en 13.
3.4.17
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 3, 8 en 14
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder 3, 8 en 14 tenlastegelegd. Zij overweegt daartoe dat in die zaken de verklaringen van de aangevers omtrent de persoon van de dader – met name het signalement – onvoldoende herleidbaar zijn tot verdachte om (middels schakelbewijs) tot een bewezenverklaring te komen. De enkele omstandigheid dat volgens de politie tussen het staande houden van verdachte op 6 november 2013 en 24 november 2013 geen soortgelijke feiten zijn gemeld bij de politie is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende redengevend.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van onder meer de feiten 3 en 14 komt zij niet toe aan de vraag van de verdediging of er in die zaken sprake was van een poging tot diefstal.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
1.
hij op 3 november 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een tas met inhoud, te weten een ID kaart en telefoon (merk HTC) en een rijbewijs en een toegangspas (voor het werk) en kentekenbewijzen (deel I en II) en bankpassen, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het onder uit trekken van de fiets van die [slachtoffer 1] (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] boven op haar fiets is gevallen);
2.
hij op 25 oktober 2013 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 2], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld, te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door een harde ruk te geven aan de fiets van die [slachtoffer 2] en vervolgens die [slachtoffer 2] mee te trekken naar de andere kant dan die [slachtoffer 2] zou willen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val is gekomen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 28 oktober 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud te weten, een kentekenbewijs en een rijbewijs en telefoons en waardepapieren (bankbescheiden en creditcard), toebehorende aan [slachtoffer 4];
5.
hij op 30 oktober 2013 te
Voorschotenmet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas met inhoud, te weten een rijbewijs en waardepapieren (bankbescheiden) en een boek en een fotocamera en een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 5];
6.
hij op 17 oktober 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een handtas met inhoud (portemonnee, tas, meerdere ING passen, rijbewijs, telefoon
Nokia, meerdere pennen, sleutel, toegangspas Universiteit Leiden, agenda en geld ongeveer 40 euro, toebehorende aan [slachtoffer 6];
7.
hij op 26 oktober 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een boodschappentas met etenswaren en drank, toebehorende aan [slachtoffer 7];
9.
hij op 18 oktober 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, te weten een portemonnee met enig geldbedrag en bankpassen en een visitekaarthouder met visitekaartjes en een
blocnoteen een paspoort, toebehorende aan [slachtoffer 9];
10.
hij op 26 oktober 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paspoort, toebehorende aan [slachtoffer 10];
11.
hij op 1 november 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugtas met inhoud, te weten een laptop en een toegangspas LUMC en een usb stick en een notitieblok, toebehorende aan [slachtoffer 11];
12.
hij op 5 november 2013 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud, te weten een telefoon (
iPhone) en een portemonnee en enig geldbedrag en een ING bankpas en een creditcard (Bijenkorf) en een rijbewijs en een bos sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 12];
13.
hij op 16 oktober 2013 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 13], immers heeft verdachte dicht op die [slachtoffer 13] gereden en vervolgens aan een hengsel van de tas van die [slachtoffer 13] getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij GGZ reclassering Palier;
- een behandelverplichting bij de Forensische Polikliniek van Palier en
- een behandeling bij Brijder Verslavingszorg, met een korte klinische opname van maximaal zeven weken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat maximaal een gevangenisstraf dient te worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de duur van de voorlopige hechtenis, met een voorwaardelijk deel, al dan niet in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte veel problemen heeft op persoonlijk gebied en dat de reclassering de gemotiveerde verdachte daarbij kan helpen. Het delictsgedrag lijkt volgens de verdediging voort te komen uit die persoonlijke problemen, verdachte is niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld en zal waarschijnlijk zijn huis verliezen en nog langer zijn dochter niet zien als hij vast blijft zitten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan negen diefstallen van tassen, waarvan één met geweld, en twee pogingen daartoe, uit fietstassen van rijdende fietssters. Met zijn handelen heeft verdachte het ongestoord eigendomsrecht en gebruiksgenot van de slachtoffers aangetast. Verdachte heeft hen op een heimelijke manier ontdaan van hun spullen, dan wel willen ontdoen. Verdachte heeft daarbij in een aantal gevallen door een ruk aan de tas de slachtoffers in gevaar gebracht. Immers konden, en zijn, slachtoffers daardoor ten val (ge)komen en hadden zij in het ergste geval met ander verkeer of straatmeubilair in botsing kunnen komen, met alle gevolgen van dien. Een straatroof, ook als deze heimelijk wordt gepleegd, is een ernstig feit dat naast financiële schade ook emotionele schade kan berokkenen bij de slachtoffers. Dat dergelijke emotionele schade is berokkend blijkt ook wel uit de aangiften en de verklaring ter terechtzitting van slachtoffer en benadeelde partij [slachtoffer 5]. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan evenzeer als de omstandigheid dat hij zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Verdachte is - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 13 november 2013 - niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport reclasseringsadvies van Palier d.d. 9 januari 2014, opgesteld door reclasseringswerker S. Knibbe. Verdachte voelt zich soms somber en weet niet om te gaan met de conflicten tussen zijn vrouw, met wie hij een dochter heeft, en zijn moeder. Verdachte heeft vervolgens zijn toevlucht gezocht in cocaïnegebruik. Ongeveer een half jaar geleden heeft verdachte een suïcide poging gepleegd, middels een overdosis aan paracetamol en slaappillen. De vader van verdachte heeft zichzelf van het leven beroofd, toen verdachte vijftien jaar oud was. Na de poging van verdachte is hij een week opgenomen geweest bij GGZ Rivierduinen en is hij naar de Brijder verslavingszorg gegaan om een ambulante behandeling voort te zetten. Blijkens diagnostiek na de opname in de Brijder kliniek is gebleken dat verdachte licht verstandelijk gehandicapt is. Verdachte komt over als een rustige jongen die niet weet om te gaan met tegenslagen of frustratie en zijn copingmechanisme lijkt dan ook beperkt. Hij lijkt anderen niet tot last te willen zijn, cijfert zich hierdoor weg en lost zijn problemen op door drugsgebruik. Er is dan ook sprake van verslavingsproblematiek. Verdachte ziet in dat hij hulp nodig heeft en staat open voor hulpverlening met betrekking tot middelengebruik en psychische problematiek. Verdachte lijkt van goede wil te zijn, wil zijn leven een andere wending geven en hoopt zijn huwelijk te kunnen redden. De kans op recidive wordt gemiddeld ingeschat indien hulpverlening uitblijft. Behandeling inzake copingvaardigheden en problematische emotieregulatie is dan ook geïndiceerd, naast de reeds gestarte behandeling inzake verslavingsproblematiek bij de Brijder verslavingszorg. Zulks met een meldplicht bij de reclassering. Voorts, gezien de zorgelijke situatie omtrent verdachte, is tevens een korte klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en diagnostiek geïndiceerd. Dit dient dan binnen een ambulant behandeltraject plaats te vinden. De reclassering adviseert tot oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij GGZ Reclassering Palier, een behandelverplichting bij de Forensische Polikliniek van Palier en een behandeling bij de Brijder verslavingszorg, met een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken.
Verdachte heeft ter terechtzitting ter zake zijn beweegredenen om de feiten te plegen de rechtbank geen verklaring kunnen geven. Zijn drugsgebruik was volgens zijn eigen zeggen op dat moment al gestopt. Volgens zijn verklaring heeft hij het buitgemaakte geld dan ook enkel gebruikt voor kleine aankopen en boodschappen. Verdachte heeft voorts zijn spijt betuigd voor de feiten die hij heeft bekend en heeft verklaard dat hij inziet dat hij problemen heeft waar de reclassering hem mee kan helpen. Hij heeft zijn volledige medewerking aan alle door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden toegezegd. Het contact dat hij heeft met zijn vrouw is negatief en staat voornamelijk in het teken van hun dochter, die hij reeds drie maanden niet heeft gezien. Voorts loopt hij een maand achter met zijn hypotheek en is het hem er aan gelegen zijn baan te behouden. Dat één van zijn slachtoffers ten val was gekomen heeft hij, volgens zijn verklaring, niet gemerkt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met alle geadviseerde bijzondere voorwaarden, en een geheel onvoorwaardelijke werkstraf van de maximale duur gepast is. De rechtbank is van oordeel dat de ernst en de hoeveelheid aan feiten de eis van de officier van justitie in beginsel rechtvaardigen en dat indien de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen andere aanleiding hadden gegeven de gevorderde straf naar het oordeel van de rechtbank meer dan op zijn plaats zou zijn geweest. De rechtbank is echter van oordeel dat een dermate lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf de persoonlijke situatie van de relatief jonge verdachte te negatief zou beïnvloeden, met name gelet op zijn toekomst. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van een minder lange duur dan geëist verdachte nog de kans geeft zijn leven een goede wending te geven. Verdachte kan gelet op die kortere duur van de op te leggen gevangenisstraf mogelijk nog zaken regelen omtrent zijn woning en zijn baan. Na detentie zal verdachte de ernst van de feiten blijven merken door het uitvoeren van de taakstraf en de boven zijn hoofd hangende voorwaardelijke gevangenisstraf. Als verdachte zich volledig inzet inzake alle hulpverlening die hem wordt aangeboden heeft hij de kans zijn leven op orde te brengen en zich te richten op een meer positieve toekomst. Indien verdachte deze kans niet zou worden geboden zou hij, na een langer verblijf in detentie, waarschijnlijk in nog slechtere omstandigheden op zoek moeten gaan naar een woning en een baan. Onder die negatieve omstandigheden is de kans op een positieve volbrenging van de hulpverlening minder groot en is de kans op recidive waarschijnlijk groter dan deze nu is. De rechtbank volgt dan ook niet de eis van de officier van justitie en legt daarom een strafrechtelijke sanctie op die - naast de ernst en hoeveelheid van de feiten - beter past bij de persoon van verdachte.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp (scooter) zal worden verbeurdverklaard en dat het onder 2 genummerde voorwerp (telefoon) zal worden teruggegeven aan [slachtoffer 4].
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit tot teruggave aan verdachte van de onder 1 genummerde scooter.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp (scooter).
Voorts zal de rechtbank, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, de teruggave aan rechthebbende [slachtoffer 4] gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp (telefoon).

8.De vordering van benadeelde partij Stichting ActiVite

Stichting ActiVite, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 159,95.
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van benadeelde partij Stichting ActiVite en gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 159,95, subsidiair drie dagen hechtenis ten behoeve van die benadeelde partij.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van benadeelde partij Stichting ActiVite niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens met de door de verdediging bepleite vrijspraak voor feit 1.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is door de verdediging niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij Stichting ActiVite rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel, ondanks dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd (ontbreken bewijs van aanschafdatum en-prijs), dat een schadebedrag van 50% van die gevorderde schade redelijk en billijk is om toe te wijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 79,98.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 79,98, ten behoeve van benadeelde partij Stichting ActiVite.

9.De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4]

, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 302,94.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] en gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 302,94, subsidiair zes dagen hechtenis ten behoeve van die benadeelde partij.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4] ten aanzien van de posten onder 1 tot en met 5 kan worden toegewezen en dat het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het onvoldoende is onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten 1 tot en met 5, is door de verdediging niet betwist en is voldoende onderbouwd door benadeelde partij [slachtoffer 4]. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Voorts is de rechtbank is van oordeel, ondanks dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel onvoldoende is onderbouwd (ontbreken bewijs van aanschafdatum en-prijs), dat een schadebedrag van 50% van de betwiste schade redelijk en billijk is om toe te wijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 231,02.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 28 oktober 2013 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 231,02, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 oktober 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4].

10.De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5]

, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.064,50.
10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5] en gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.064,50, subsidiair twintig dagen hechtenis ten behoeve van die benadeelde partij.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens met de door de verdediging bepleite vrijspraak voor feit 5.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is door de verdediging niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 5 bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat de posten NS OV-kaart, bibliotheekkaart, twee ING-passen, fototoestel, rijbewijs en contant geld voldoende zijn onderbouwd. Voorts is de rechtbank van oordeel, ondanks dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel onvoldoende is onderbouwd (ontbreken bewijs van aanschafdatum en-prijs), dat een schadebedrag van 50% van die gevorderde schade redelijk en billijk is om toe te wijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 709,45.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 30 oktober 2013 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 709,45, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 oktober 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 5]

11.De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 6]

, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 433,40.
11.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 6] en gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 433,40, subsidiair acht dagen hechtenis ten behoeve van die benadeelde partij.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat die onvoldoende is onderbouwd.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 6 bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel dat de posten 3, 6 en 7 op de vordering voldoende zijn onderbouwd. Voorts is de rechtbank van oordeel, ondanks dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel onvoldoende is onderbouwd (ontbreken bewijs van aanschafdatum en-prijs), dat een schadebedrag van 50% van die gevorderde schade redelijk en billijk is om toe te wijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 263,43.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 6 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 263,43, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 6].

12.De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7]

, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 13,51.
12.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7] en gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 13,51, subsidiair één dag hechtenis ten behoeve van die benadeelde partij.
12.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens met de door de verdediging bepleite vrijspraak voor feit 7.
12.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is door de verdediging niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 7 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 13,51.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 7 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 13,51, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 7].

13.De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 11]

, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.534,36.
13.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing (ten aanzien van de posten 1, 3 tot en met 7 en 9) van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van €1.634,36 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.634,36, subsidiair 26 dagen hechtenis ten behoeve van die benadeelde partij.
13.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens met de door de verdediging bepleite vrijspraak voor feit 11.
13.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is door de verdediging niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat benadeelde partij [slachtoffer 11] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 11 bewezenverklaarde feit. De rechtbank is van oordeel, ondanks dat de vordering van de benadeelde partij voor de posten 4, 5, 6, en 7 onvoldoende is onderbouwd (ontbreken bewijs van aanschafdatum en-prijs), dat een schadebedrag van 50% van die gevorderde schade redelijk en billijk is om toe te wijzen.
Ten aanzien van post 1 (rugzak) is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de gebruikelijke afschrijving van 5 jaar (zijnde 20% per jaar), 60% van de schade redelijk en billijk is om toe te wijzen.
Ten aanzien van de posten 2 (papieren aantekeningen), 8 (e-mailberichten) en 9 (digitale documenten) is de rechtbank van oordeel dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd, daar op grond van hetgeen is overgelegd naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden vastgesteld wat de waarde van deze deels onstoffelijke goederen is geweest. Voorts lenen deze posten zich, gelet op de aard van de posten, niet zonder enige nadere onderbouwing voor een redelijke of billijke schadeschatting en -toekenning.
Ten aanzien van post 3 (laptop) is de rechtbank van oordeel dat deze post onvoldoende onderbouwd is (ontbreken bewijs aanschafdatum en -prijs) en dat gelet op de hoogte van het gevorderde bedrag deze post zich gelet op die omstandigheden niet leent voor een redelijke of billijke schadeschatting en -toekenning.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 86,50.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 11 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 86,50, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 11].

14.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 45, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

15.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 3, 8 en 14 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 12 en 13 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
ten aanzien van de feiten 2 en 13
poging tot diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van de feiten 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11 en 12:
diefstal, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
8 (acht) maandenniet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich meldt bij GGZ Reclassering Palier (Witte Singel 8 te Leiden) en daarna gedurende de proeftijd zo frequent en zolang de reclassering zulks nodig acht;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij de Forensische Polikliniek van Palier op de tijden en plaatsen als door of namens zorginstelling aan te geven, teneinde mee te werken aan diagnostiek en zich te laten behandelen inzake nader te indiceren behandeling;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij de de Brijder Verslavingszorg op de tijden en plaatsen als door of namens zorginstelling aan te geven, teneinde zich laten behandelen inzake zijn verslavingsproblematiek, en dat de veroordeelde meewerkt aan een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken, binnen een ambulant behandeltraject.
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 (tweehonderdveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) DAGEN;
gelast de
teruggave aan verdachtevan het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
#1: een scooter, merk Paggio, type C38, met kenteken F-537-BR;
gelast de
teruggave aan [slachtoffer 4]van het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten:
#2: een telefoontoestel, merk Apple, type 3GS;
wijst de vordering tot schadevergoedingvan de benadeelde partij
gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
ActiVite, een bedrag van
€ 79,98;
bepaalt dat
de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijkis en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op
de verplichting tot betaling aan de Staatvan een bedrag groot
€ 79,98ten behoeve van benadeelde partij
ActiVite;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoedingvan de benadeelde partij
gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 4], een bedrag van
€ 231,02, vermeerderd met de gevorderde
wettelijke rentedaarover vanaf 28 oktober 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat
de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijkis en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op
de verplichting tot betaling aan de Staatvan een bedrag groot
€ 231,02ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 4], vermeerderd met de gevorderde
wettelijke rentedaarover vanaf 28 oktober 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van vier dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoedingvan de benadeelde partij
gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 5], een bedrag van
€ 709,45, vermeerderd met de gevorderde
wettelijke rentedaarover vanaf 30 oktober 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat
de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijkis en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op
de verplichting tot betaling aan de Staatvan een bedrag groot
€ 709,45ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 5], vermeerderd met de gevorderde
wettelijke rentedaarover vanaf 30 oktober 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoedingvan de benadeelde partij
gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 6], een bedrag van
€ 263,43;
bepaalt dat
de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijkis en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op
de verplichting tot betaling aan de Staatvan een bedrag groot
€ 263,43ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 6];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van vijf dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoedingvan de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 7], een bedrag van
€ 13,51;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op
de verplichting tot betaling aan de Staatvan een bedrag groot
€ 13,51ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 7];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één dag;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoedingvan de benadeelde partij
gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 11], een bedrag van
€ 86,50;
bepaalt dat
de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijkis en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op
de verplichting tot betaling aan de Staatvan een bedrag groot
€ 86,50ten behoeve van benadeelde partij
[slachtoffer 11];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één dag;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Steenhuis, voorzitter,
mrs. T.L. Fernig-Rocour en M. Enthoven, rechters
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1640-2013155108, van de regiopolitie Hollands Midden (doorgenummerd blz. 1 t/m 472).
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 272 en 273.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], bijlage weggenomen goederen, p. 275 en 276.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 273.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], p. 129 en 130.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3], p. 197 en 198.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4], p. 23-25.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4], bijlage weggenomen goederen, p. 27 en 28.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5], p. 30 en 31, met bijlage weggenomen goederen, p. 33 en 34.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6], p. 122 en 123.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6], bijlage weggenomen goederen, p.125 t/m 127.
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7], p. 132 en 133.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7], bijlage weggenomen goederen, p. 135.
14.Proces-verbaal van aangifte, [slachtoffer 8], p. 201.
15.Proces-verbaal van aangifte , [slachtoffer 8], bijlage weggenomen goederen, p. 204.
16.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9], p. 222.
17.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9], bijlage weggenomen goederen, p. 225 en 226.
18.Proces-verbaal van aangifte, [slachtoffer 10], p. 237 en 238.
19.Proces-verbaal van aangifte, [slachtoffer 10], bijlage weggenomen goederen, p. 239.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 240 en 241.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 243.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 242.
23.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 11], p. 148 en 149
24.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 11], bijlage weggenomen goederen, p. 151.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 153.
26.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 12], p. 156 en 157
27.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 12], bijlage weggenomen goederen, p. 159 en 160.
28.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 13], p. 209.
29.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 14], p. 245 en 246.
30.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 februari 2014.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65; Geschrift, te weten foto van verdachte, p. 69.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65 en 66; Geschriften, te weten foto’s van scooter, p. 67 en 68.