ECLI:NL:RBDHA:2014:3463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
C-09-449204 - HA ZA 13-0934
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid na faillissement van Rhijnveste Projectontwikkeling BV

Op 19 maart 2014 heeft de Rechtbank Den Haag een vonnis gewezen in de zaak van de curator van Rhijnveste Projectontwikkeling BV tegen de bestuurders van deze vennootschap. De curator vorderde betaling van het faillissementstekort, dat was ontstaan door onbehoorlijk bestuur en onrechtmatige daad van de bestuurders. De rechtbank oordeelde dat de bestuurders, die ook de enige aandeelhouders waren, onterecht aanzienlijke bedragen aan zichzelf hadden doorbetaald terwijl de vennootschap in financiële problemen verkeerde. De rechtbank stelde vast dat de vennootschap sinds 2008 slechts één vastgoedproject had verworven en dat de bestuurders in een periode van aanhoudende financiële crisis de inkomsten van de vennootschap vrijwel volledig aan zichzelf hadden uitgekeerd. Dit handelen werd als onbehoorlijk bestuur gekwalificeerd, omdat het de vennootschap in een onhoudbare financiële situatie had gebracht en de belangen van de schuldeisers in gevaar had gebracht.

De rechtbank wees de vorderingen van de curator toe en veroordeelde de bestuurders hoofdelijk tot betaling van het faillissementstekort, dat nader opgemaakt moest worden. Daarnaast moesten de bestuurders een voorschot van € 60.000,- betalen aan de curator. De rechtbank oordeelde dat de bestuurders de proceskosten van de curator moesten vergoeden, die in totaal € 4.907,05 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de curator direct kon overgaan tot uitvoering van de veroordelingen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in situaties van financiële nood en de noodzaak om de belangen van de vennootschap en haar schuldeisers te beschermen. De rechtbank wees erop dat de bestuurders in hun handelen niet alleen hun eigen belangen, maar ook die van de vennootschap en haar schuldeisers in het oog moesten houden. Dit vonnis is een belangrijke reminder voor bestuurders over hun aansprakelijkheid en de gevolgen van onbehoorlijk bestuur.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel, zittingsplaats Den Haag

Vonnis van 19 maart 2014

in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/449204 / HA ZA 13-0934 van:
mr. [curator]als
curatorin het
faillissementvan
Rhijnveste Projectontwikkeling BV,
eiser kantoorhoudende te Alphen aan den Rijn,
advocaat: mr. L. Daum te Alphen aan den Rijn,
tegen
1.
de besloten vennootschap
RHIJNVESTE VASTGOED CONSULTANTS BV,
2.
de heer
[A],
deze twee gedaagden kantoorhoudende / wonende te [plaatsnaam],
3.
de besloten vennootschap
[B] BEHEER BV,
4.
de heer
[C],
deze twee gedaagden kantoorhoudende / wonende te [plaatsnaam],
advocaat: mr. G.J.S. Bouwens te Den Bosch.
De rechtbank zal de procespartijen aan beide zijden hierna kortheidshalve en zo veel mogelijk enerzijds “de curator” en anderzijds “de bestuurders” noemen.

De procedure

1.1 De rechtbank heeft bij het wijzen van dit vonnis rekening gehouden met de inhoud van de volgende processtukken, uit welke opsomming ook het procesverloop blijkt:
  • de twee dagvaardingen van 8 augustus 2013 tegen de eerste rolzitting van 28 augustus 2013, met de producties E1 t/m E11 en met de geproduceerde beslagstukken;
  • de conclusie van antwoord van 9 oktober 2013, met de producties G1 t/m G7;
  • het comparitievonnis van 23 oktober 2013;
  • het op 7 januari 2014 door de griffier aan beide advocaten verzonden verbeterd proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 3 december 2013;
  • de faxbrief van mr. Bouwens van 14 januari 2014;
  • de faxbrief van mr. Daum van 23 januari 2014.
1.2 De vonnisdatum is nader bepaald op vandaag, 19 maart 2014.

De door de rechtbank vastgestelde feiten

2.1 Per 30 januari 2008 waren de twee gedaagde rechtspersonen Rhijnveste Vastgoed Consultants BV en [B] Beheer BV de twee enige bestuurders en (ieder) 50 % aandeelhouders van de rechtspersoon Rhijnveste Projectontwikkeling BV te Alphen aan den Rijn. Die laatstgenoemde rechtspersoon (hierna te noemen: “de vennootschap”) hield zich sinds april 2000 bezig met projectontwikkeling van commercieel vastgoed. De twee gedaagde natuurlijke personen, de heren [A] en [C], zijn van beroep projectontwikkelaar en in dat verband directeur en/of grootaandeelhouder van hun voornoemde twee gedaagde rechtspersonen te Voorschoten respectievelijk te Utrecht, die sinds 30 januari 2008 de direct bestuurders en aandeelhouders van de voornoemde vennootschap te Alphen aan den Rijn waren. Aldus waren [A] en [C] sinds 30 januari 2008 indirect bestuurders van die vennootschap Rhijnveste Projectontwikkeling BV door middel van welke vennootschap zij sindsdien als projectontwikkelaars samenwerkten. Zij waren ook de twee enige werkzame personen bij of voor de vennootschap. Zoals hiervoor al vermeld zal de rechtbank de vier gedaagde procespartijen hierna kortheidshalve zo veel mogelijk aanduiden als “de bestuurders” van de vennootschap.
2.2 Op 12 februari 2008 hebben de bestuurders namens de vennootschap een samenwerkingsovereenkomst met AM Wonen BV ondertekend voor door de vennootschap te verwerven en daarna gezamenlijk met AM Wonen BV te ontwikkelen vastgoedprojecten.
2.3 Op 4 maart 2008 hebben de bestuurders namens de vennootschap een door een advocaat van Blom Advocaten opgestelde overeenkomst van geldlening ondertekend, waarbij verkort weergegeven de vennootschap als geldnemer verklaarde van Bons Architecten BV als geldgever te hebben geleend € 60.360,02 “welk bedrag geldnemer verklaart van geldgever ontvangen te hebben middels cessie van een aantal vorderingen van geldgever op [D] c.q. Bouwplaneet Beheer BV”, dat verschuldigde bedrag van
€ 60.360,02 volgens de overeenkomst van geldlening door de vennootschap vermeerderd met 4 % rente per jaar terug te betalen aan Bons Architecten BV uiterlijk op 1 maart 2011.
2.4 Na en door het medio 2008 uitbreken van de economische crisis op met name de vastgoedmarkt hebben de bestuurders namens de vennootschap op 16 december 2008 een afwikkelingsovereenkomst met AM Wonen BV ondertekend, waarbij kort weergegeven de samenwerkingsovereenkomst (zie hiervoor bij 2.2) werd beëindigd wegens de verslechterde marktomstandigheden en waarbij AM Wonen BV aan de vennootschap in verband met het enige concreet verworven gezamenlijke vastgoedproject Verde Vista te Zoeterwoude aan de vennootschap “ter dekking van de gemiste algemene kosten” een overeengekomen afkoopsom moest betalen van per saldo nog € 300.000,- plus BTW, aan de vennootschap te betalen in twee termijnen van ieder € 150.000,- plus BTW per 1 juli 2009 en per 1 juli 2010.
2.5 Op 9 juli 2009 heeft de vennootschap van AM Wonen BV de voormelde eerste afkooptermijn van € 150.000,- plus BTW ontvangen en hebben de bestuurders van de vennootschap daarvan op diezelfde dag € 148.000,- plus BTW doorbetaald aan de twee direct bestuurders van de vennootschap, ieder € 74.000,- plus BTW. Op 6 augustus 2010 heeft de vennootschap vervolgens de tweede door AM Wonen BV betaalde afkooptermijn van € 150.000,- plus BTW ontvangen. Op 12 augustus 2010 hebben de bestuurders van de vennootschap die door de vennootschap ontvangen € 150.000,- plus BTW doorbetaald aan de twee direct bestuurders van de vennootschap, ieder € 75.000,- plus BTW. De vier facturen van de twee direct bestuurders (de twee gedaagde rechtspersonen) van juli 2009 en augustus 2010 aan de vennootschap vermeldden als reden voor die vier (door)betalingen medio 2009 en medio 2010 telkens “declaratie conform afwikkelingsovereenkomst d.d. 16-12-08 Rhijnveste / AM.”
2.6 In maart 2011 heeft Bons Architecten BV het volgens de overeenkomst van geldlening van maart 2008 (zie hiervoor bij 2.3) door de vennootschap verschuldigde
bedrag van € 60.360,02 plus contractuele rente bij de vennootschap opgeëist. Eind maart 2011 hebben de bestuurders rechtsbijstand ingeroepen door een advocaat van Van Riet Advocaten, die in correspondentie met (de advocaat van) Bons Architecten BV vervolgens heeft getracht om Bons Architecten BV ervan te overtuigen dat er sprake was van dwaling van (de bestuurders van) de vennootschap bij het in maart 2008 gehaast ondertekenen van de volgens hen slechts fictieve overeenkomst van geldlening van € 60.360,02 en dat er voorts sprake was van een zo nodig nog te verrekenen tegenvordering op Bons Architecten BV van € 34.135,- wegens een gezamenlijk bouwproject uit 2007.
2.7 Deze correspondentie van Van Riet Advocaten in de periode van april t/m oktober 2011 heeft niet tot een oplossing voor de vennootschap geleid van het conflict met Bons Architecten BV. De advocaat van Bons Architecten BV heeft vervolgens eind december 2011 of begin januari 2012 een dagvaarding aan de vennootschap doen betekenen. De bestuurders hebben toen “door een eenvoudige afweging van kosten” geen verweer laten voeren door Van Riet Advocaten tegen de naar hun mening onterechte vordering van Bons Architecten BV en dus verstek te laten gaan. Daarna heeft deze rechtbank bij verstekvonnis van 22 februari 2012 de vennootschap veroordeeld om aan Bons Architecten BV wegens de geldlening € 60.360,02 te betalen vermeerderd met rente en kosten. Dat verstekvonnis is op 8 maart 2012 aan de vennootschap betekend met bevel tot betaling.
2.8 De bestuurders hebben vervolgens bij deze rechtbank het eigen faillissement van de vennootschap aangevraagd. Dat faillissement is op 3 april 2012 door deze rechtbank uitgesproken, met benoeming van eiser tot curator. Bij e-mail van 24 mei 2012 heeft de curator aan de twee indirect bestuurders van de failliete vennootschap onder meer opheldering gevraagd over de hiervoor bij 2.5 vastgestelde vier doorbetalingen van in totaal € 298.000,- plus BTW door de vennootschap aan haar twee direct bestuurders. Bij brief van 3 juli 2012 hebben de bestuurders daarop een inhoudelijke reactie aan de curator gegeven.
2.9 De curator heeft vervolgens na onderzoek geconstateerd dat de vennootschap vanaf de start van de samenwerking van de bestuurders per 30 januari 2008 tot aan het faillissement per 3 april 2012 weliswaar door inspanningen heeft getracht om meerdere vastgoedprojecten te verwerven, maar dat de vennootschap er slechts in was geslaagd om in die periode daadwerkelijk één concreet vastgoedproject te verwerven en te ontwikkelen, namelijk het hiervoor bij 2.4 vermelde Verde Vista te Zoeterwoude. De curator constateerde ook dat de enige daadwerkelijk door de vennootschap gegenereerde omzet vanaf 30 januari 2008 tot 3 april 2012 bestond uit de in twee termijnen ontvangen afkoopsom voor Verde Vista van € 300.000,- exclusief BTW, die na ontvangst nagenoeg geheel en onmiddellijk door de vennootschap is doorbetaald aan haar bestuurders (zie hiervoor bij 2.5). Het faillissementstekort bestaat volgens de curator uit zijn nu nog niet exact te begroten boedelkosten inclusief salaris en drie concurrente crediteuren: Bons Architecten BV voor
€ 63.312,- wegens de geldlening en het verstekvonnis zoals voormeld, de Kamer van Koophandel voor € 11,- en Van Riet Advocaten voormeld voor € 1.442,-.
2.10 Na daartoe op 22 juli 2013 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank op verzoek van de curator verleend verlof, heeft de curator op 26 en 29 juli 2013 meerdere conservatoire beslagen doen leggen ten laste van de bestuurders voor een geldvordering die is begroot op € 83.545,- inclusief rente en kosten.

De geschillen van partijen

3.1 Bij dagvaardingen van 8 augustus 2013 vordert de curator als eiser sterk samengevat dat de rechtbank de gedaagde vier bestuurders van de failliete vennootschap wegens onrechtmatige daad, kennelijk onbehoorlijk bestuur, onverschuldigde betaling en/of wanprestatie hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van het gehele faillissementstekort, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en tot betaling van een voorschot daarop van € 60.000,-, met nevenvorderingen.
3.2 De bestuurders voeren daartegen diverse verweren, die hierna bij de beoordeling van de rechtbank voor zover nodig en relevant aan de orde zullen komen.

De beoordeling door de rechtbank

4.1 Naar het oordeel van de rechtbank falen de verweren van de bestuurders en moeten de hoofdvorderingen van de curator uit hoofde van onrechtmatige daad en kennelijk onbehoorlijk bestuur worden toegewezen. Daartoe is het volgende redengevend.
4.2 Naar het oordeel van de rechtbank betoogt de curator terecht dat het van onbehoorlijk bestuur getuigt en onrechtmatig is jegens de voorzienbare schuldeisers van de vennootschap om in een situatie zoals deze, waarin de vennootschap wegens de sinds medio 2008 ingetreden en daarna aanhoudende financieel-economische crisis op de vastgoedmarkt er slechts in was geslaagd om daadwerkelijk inkomsten te genereren uit slechts één commercieel vastgoedproject, al die inkomsten nagenoeg geheel en onmiddellijk door te doen betalen aan de bestuurders zelf. Door deze vier doorbetalingen in juli 2009 en vooral in augustus 2010 aan de bestuurders zelf tijdens de toen evident aanhoudend slechte marktomstandigheden voor projectontwikkeling, waarbij door de vennootschap al sinds januari 2008 ondanks alle inspanningen en gemaakte algemene kosten nog steeds geen enkele andere concrete inkomsten waren verworven of concreet uitzicht daarop bestond, behield de vennootschap sinds in ieder geval de doorbetalingen van augustus 2010 zelf geen enkele financiële reserve om haar voor de bestuurders toen al voorzienbare schuldeisers te kunnen betalen zoals Bons Architecten BV uit de ondertekende geldlening, de Kamer van Koophandel wegens registratiekosten en Van Riet Advocaten voor rechtsbijstand. Voor die laatste twee voorzienbare kostenposten (registratiekosten Kamer van Koophandel en rechtsbijstand door een advocaat) behoort immers iedere bestuurder van een vennootschap een financiële voorziening te treffen of zodra mogelijk inkomsten te reserveren. Voor de eerste kostenpost (de geldlening van Bons Architecten BV) hadden de bestuurders in maart 2008 zelf getekend. Die drie voor de bestuurders toen al voorzienbare schuldeisers zijn thans dan ook de enige drie door hun gefailleerde vennootschap onbetaald gelaten concurrente crediteuren in het faillissement.
4.3 Geen redelijk denkend en redelijk handelend bestuurder zou naar het oordeel van de rechtbank wellicht al in juli 2009, maar in ieder geval in augustus 2010 aldus hebben gehandeld en aldus onverantwoorde financiële risico’s voor deze vennootschap en haar voorzienbare schuldeisers hebben genomen. In de specifieke omstandigheden van dit geval behoorden de bestuurders ook toen al te beseffen dat de vennootschap niets aan haar voorzienbare toekomstige schuldeisers zou kunnen betalen indien de bestuurders de enige op dat moment redelijkerwijs te verwachten daadwerkelijke inkomsten van de vennootschap nagenoeg geheel en onmiddellijk zouden doorbetalen aan zichzelf. Daarmee handelden de bestuurders immers primair in hun eigen belang en niet in het door hen primair te dienen belang van de vennootschap en haar in de nabije toekomst voorzienbare schuldeisers. Van dat aldus onrechtmatig handelen en onbehoorlijk bestuur kan en moet aan deze bestuurders naar het oordeel van de rechtbank en zoals de curator terecht betoogt in de specifieke omstandigheden van dit geval een ernstig verwijt worden gemaakt.
4.4 Aan dit eindoordeel van de rechtbank op basis van de door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden doen de door de bestuurders gevoerde algemene verweren onvoldoende af. De meeste van die gevoerde algemene verweren zijn na en door de voorgaande eindoordelen van de rechtbank in navolging van de desbetreffende standpunten van de curator feitelijk al weerlegd. Juist is immers weliswaar in algemene zin dat de rechter terughoudendheid moet betrachten bij het voetstoots aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid en moet waken voor wijsheid achteraf en/of het bestraffen van het nemen van redelijke ondernemersrisico’s, maar in dit specifieke geval onderschrijft de rechtbank de stellingen van de curator dat deze bestuurders met hun voornoemde specifieke ernstig verwijtbare handelswijze de grenzen van behoorlijk bestuur hebben overschreden waardoor een faillissement van deze vennootschap op afzienbare termijn onafwendbaar werd. Niet nodig is dat in juli 2009 en/of augustus 2010 de naderhand in het faillissement gebleken schulden al opeisbaar waren; voldoende is dat zij toen al redelijkerwijs voorzienbaar waren voor een redelijk denkend en handelend bestuurder.
4.5 Het feit dat de bestuurders “door een eenvoudige afweging van kosten” (zie hiervoor bij 2.7) er in 2012 voor hebben gekozen of hebben moeten kiezen om namens de vennootschap door hun toen kennelijk ook al onbetaald gelaten advocaat geen verweer meer te laten voeren tegen de bij dagvaarding door schuldeiser Bons Architecten BV ingestelde vordering en om na de betekening van het veroordelend verstekvonnis het eigen faillissement van de vennootschap aan te vragen bevestigt en illustreert slechts het hiervoor door de rechtbank al vastgestelde eerdere financieel onbehoorlijk bestuur van de vennootschap in juli 2009 en augustus 2010. Deze omstandigheden kunnen de bestuurders in dit geval dus niet disculperen. Voor voorzienbare tegenvallers zoals advocatenkosten waarmee ieder redelijk denkend en handelend bestuurder rekening behoort te houden hadden zij als bestuurders van de vennootschap nu juist in juli 2009 en/of augustus 2010 een relevant deel van de enige concrete inkomstenbron van de vennootschap moeten reserveren.
4.6 Het verweer dat de bestuurders van mening waren dat de geldvordering van Bons Architecten BV uit geldlening en/of cessie van vorderingen in werkelijkheid niet bestond en dat zij in maart 2008 in alle hectiek en haast hadden gedwaald of waren misleid bij het ondertekenen van die onjuiste overeenkomst van geldlening en/of cessie van vorderingen kan hen ook niet baten. Het getuigt immers ook van onbehoorlijk bestuur om in maart 2008 kennelijk onbezonnen een feitelijk en/of juridisch onjuiste overeenkomst namens een vennootschap te ondertekenen. Haast en hectiek vormen geen rechtvaardigingsgrond. Steekhoudende feiten of omstandigheden die de bestuurders overigens nog zouden kunnen disculperen voor het ondertekenen van deze voor de vennootschap zeer nadelige verplichting uit geldlening en/of cessie van vorderingen in verband met de kwestie [D] en/of Bouwplaneet Beheer BV zijn niet gesteld of gebleken. Ook kunnen de bestuurders in de omstandigheden van dit geval de curator niet verwijten dat hij niet op de laatst mogelijke dag kort na het faillissement verzet heeft ingesteld tegen het in hun ogen onterechte verstekvonnis waarbij de geldvordering van Bons Architecten BV uit geldlening is toegewezen; daartoe wijst de rechtbank kortheidshalve naar al het voorgaande bij 4.5.
4.7 Aan de voorgaande ernstige verwijten aan de bestuurders doet ook onvoldoende af het enkele verweer dat het de bestuurders vrij zou hebben gestaan om zodra de vennootschap de afkoopsommen van AM Wonen BV van in totaal € 300.000,- ontving al hun reeds gemaakte eigen algemene kosten te facturen aan de vennootschap en daarvoor aldus verschuldigde betaling te ontvangen, nog daargelaten dat de curator bij gebreke van een behoorlijke specificatie van die algemene kosten terecht betwist dat de vennootschap daarvoor toen in totaal al € 298.000,- verschuldigd was aan haar bestuurders mede omdat de facturen van de bestuurders daarover slechts vermeldden “declaratie conform afwikkelingsovereenkomst d.d. 16-12-08 Rhijnveste / AM.” Terecht betoogt de curator immers dat de bestuurders bij die forse doorbetalingen in juli 2009 en augustus 2010 aan zichzelf in de specifieke omstandigheden van dit geval hoe dan ook veel meer terughoudendheid in acht hadden moeten nemen en meer oog hadden moeten hebben voor de belangen van de vennootschap en haar voorzienbare schuldeisers dan uitsluitend voor het eigen belang van betaling van eventueel al voor de vennootschap verrichte eigen werkzaamheden, gemaakte verwervingskosten en algemene eigen onkosten van projectontwikkeling en acquisitie daarvan.
4.8 Het feit dat de curator ruim een jaar niet reageerde op de inhoudelijke brief van de bestuurders van 3 juli 2012 en hen daarna ”rauwelijks” overviel met conservatoire beslagen en de dagvaarding in deze bodemprocedure verdient wellicht niet de schoonheidsprijs, maar kan tot slot ook niet afdoen aan de aansprakelijkheid van de bestuurders voor het faillissementstekort uit onrechtmatige daad en kennelijk onbehoorlijk bestuur. Die hoofdvordering van de curator moet dus worden toegewezen, evenals het gevorderde voorschot van € 60.000,-. Terecht betogen de bestuurders dat de door de curator nog gevorderde dwangsom over dat voorschot gelet op art. 611a Rv moet worden afgewezen. Bij de nog gevorderde verklaringen voor recht heeft de curator naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende belang naast toewijzing van zijn hoofdvorderingen die strekken tot betaling van geldsommen, zodat de rechtbank ook die nevenvorderingen zal afwijzen. De overige geschilpunten van partijen kan en zal de rechtbank na het voorgaande bij gebrek aan belang buiten beoordeling laten.
4.9 Als de in relevante mate in het ongelijk gestelde partij moeten de bestuurders de proceskosten van de curator betalen. De rechtbank begroot die proceskosten van de curator inclusief beslagkosten en forfaitaire nakosten op € 1.252,05 voor de gespecificeerde deurwaarderskosten, € 842,- betaald griffierecht rechtbank en € 2.813,- forfaitair (na)salaris advocaat, dat is in totaal € 4.907,05, nog te vermeerderen met € 68,- forfaitair nasalaris advocaat in geval van betekening van dit vonnis aan de bestuurders.

De beslissingen

De rechtbank:
- veroordeelt de vier gedaagde bestuurders hoofdelijk tot betaling aan de curator van het totale tekort in het faillissement van de besloten vennootschap Rhijnveste Projectontwikkeling BV, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- veroordeelt de vier gedaagde bestuurders hoofdelijk om aan de curator een voorschot op dat faillissementstekort te betalen van € 60.000,-;
- veroordeelt de vier gedaagde bestuurders hoofdelijk tot betaling van in totaal € 4.907,05 aan de curator voor zijn proceskosten inclusief de beslagkosten en de nakosten, nog te vermeerderen met € 68,- nasalaris advocaat in geval van betekening van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het door de curator meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2014.