ECLI:NL:RBDHA:2014:3471

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
C/09/460328 / KG ZA 14-172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige openbaarmaking excuusbrief door de Halalpolitie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag werd behandeld, vorderde de eiser, een supermarkt in Den Haag, dat de gedaagde, de Halalpolitie, een excuusbrief die door de eiser was opgesteld en openbaar gemaakt op de website van de Halalpolitie, zou verwijderen. De achtergrond van het geschil ligt in een inspectie die de gedaagde op 19 september 2013 bij de supermarkt heeft uitgevoerd, waarbij geconstateerd werd dat er niet-halal vlees werd aangeboden. De gedaagde publiceerde de excuusbrief van de eiser op 21 september 2013, wat leidde tot de vordering van de eiser in kort geding. De eiser stelde dat de publicatie onrechtmatig was, omdat de gedaagde zonder toestemming de excuusbrief openbaar had gemaakt, wat schadelijk was voor de reputatie van de supermarkt. De gedaagde voerde aan dat de eiser instemde met de publicatie van de excuusbrief en dat de inhoud van de brief slechts summierlijk was gewijzigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld, maar dat de gedaagde wel verplicht was om de excuusbrief binnen 48 uur van de website te verwijderen. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij het openbaar maken van informatie die de reputatie van een onderneming kan schaden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/460328 / KG ZA 14-172
Vonnis in kort geding van 21 maart 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiser],
statutair gevestigd en zaak doende te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. T. van den Bout te Den Haag,
tegen:
[gedaagde], h.o.d.n. de Halalpolitie,
wonende en zaak doende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. K. Kasem te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’.

1.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 11 maart 2014 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
[eiser] drijft te Den Haag een supermarkt met een algemeen assortiment voedings- en genotmiddelen, bestaande uit vlees, kip, vis, aardappelen, groente, fruit, levensmiddelen en non-food.
1.2.
Enig aandeelhouder van [eiser] is de heer [A.]. Bestuurders van [eiser] zijn [A.] (algemeen directeur) en de heer [B.]
1.3.
[gedaagde] drijft sinds 1 juni 2009 een eenmanszaak, onder meer onder de naam ‘De Halalpolitie’. De Halalpolitie presenteert zich op haar website www.halalpolitie.nl onder meer als volgt:
De Halalpolitieis eenBelangenorganisatie- in het bijzonder een consumentenorganisatie - die bestaat uit een hecht en enthousiast team van zelfstandige professionals methart voor halal. Ons hoofddoel is het vergroten van hethalalbewustzijnen het behartigen van de belangen van demoslimconsument. Daarbij promoten we ook de levenswijze die past bij halal: dehalal-lifestyle.
Werkterrein
De Halalpolitie is gebouwd op drie pijlers:
• Onderzoek │Het verrichten van onderzoek in de halal-markt, in de breedste zin van het woord. Van research en inspectie tot het monitoren van meldingen die via ons Meldpunt Halalmisbruik binnenkomen.
Voorlichting │Het geven van voorlichting door middel van educatieve filmpjes, reportages, geschreven teksten (artikelen, rapporten en opiniestukken) en het organiseren van workshops, lezingen, seminars, halal-conferenties en congressen.
Advies │Het adviseren van consumenten, producenten, wederverkopers en overheden die zich bewust bezig houden met halal (-gerelateerde) vraagstukken. (…)”
De Halalpolitie heeft op haar website een Halalwijzer opgezet met de navolgende toelichting:
De Halalwijzeris opgezet omtransparantieenopenheidbinnen de halal-markt te bevorderen en islamitisch ondernemerschap te stimuleren. De Halalpolitie isgeen halal-certificeerderen de Halalpolitie-oorkonde isgeen halal-certificaat. De Halalpolitie verklaart dus geen enkel bedrijf halal maar maakt slechtsinzichtelijkof en hoe de halalwaardigheid wordt gegarandeerd. Aan de Halalwijzer kunnen derhalve geen rechten worden ontleend.”
1.4.
Op 19 september 2013 heeft [gedaagde] onaangekondigd een bezoek gebracht aan [eiser]. Daarbij heeft [gedaagde] met instemming van [A.] onderzocht of in de supermarkt aanwezige vleeswaren halal zijn, dat wil zeggen afkomstig van reine dieren die volgens Islamitische voorschriften zijn geslacht.
1.5.
[gedaagde] heeft tijdens zijn onderzoek geconstateerd dat in de supermarkt ook niet-halal vlees te koop werd aangeboden. Deze constatering heeft geleid tot het opstellen van een op 20 september 2013 door [A.] en het hoofd-inkoop van [eiser] ondertekende excuusbrief met de volgende inhoud:
“Beste Halalpolitie
Ik schrijf u deze brief naar aanleiding van het uitvoerige gesprek dat ik afgelopen donderdagochtend 19 september 2013 jl. had met[gedaagde], halal-inspecteur en halalconsulent bij de Halalpolitie.
In het door ons aangeboden assortiment van vleeswaren bevinden zich tientallen soorten vleesproducten (rund, kalf, schaap, lam, kip etc.). Op al de door ons aangeboden vleesproducten staat normaal gesproken of een halal-stempel, of er wordt een halal-certificaat bij geleverd. Jammer genoeg zijn sommige van onze vleesproducten buiten de boot gevallen. Zowel mijn personeel als ik waren hier niet van op de hoogte. Deze feiten zijn ons door de halal-inspecteur – na een uitgebreide inspectie – zeer duidelijk gemaakt.
Ik ben – sinds de bovengenoemde halal-inspectie – samen met het werk-team dat direct onder mij valt, onmiddellijk aan de slag gegaan. Ons team heeft iedere factuur nagekeken en al onze leveranciers gebeld. We hebben contact opgenomen met al de leveranciers die kip en/of vleeswaren aan ons leveren en hen verzocht om de bijbehorende halal-certificaten mee te leveren of op te sturen. Als ons verzoek niet wordt ingewilligd dan wordt er in de toekomst ook niet meer bij die leverancier ingekocht. De producten die nog bij ons in de schappen liggen en waarvan o.a. door de halal-inspecteur is geconstateerd dat deze niet aan de halal-eisen voldoen worden per direct uit het assortiment gehaald en geretourneerd of vernietigd.
Bij deze bied ik, [A.] – op 19 september 2013, tijdstip 13.20 te ’s-Gravenhage – namens mijzelf en mijn werk-teamonze welgemeende excuses aan de Moslimgemeenschap, in het bijzonder aan onze klantenkring.Ik heb erg spijt dat ik niet heb opgelet en het personeel niet duidelijk heb gemaakt dat zij eerst de producten moeten nachecken op halalwaardigheid voordat er wordt ingekocht. Vanaf nu zullen er geen misverstanden voorkomen. (…)”
1.6.
[gedaagde] heeft de excuusbrief van [eiser] op 21 september 2013 openbaar gemaakt door deze te plaatsen op de website www.halalpolitie.nl onder de koptekst:
‘Supermarkt [eiser] Den Haag biedt moslimgemeenschap excuses aan’, zulks met de navolgende toelichting:
Actieplan
De Halalpolitie bedankt de heer [A.] (eigenaar van Supermarkt [eiser] Den Haag) voor zijn gastvrijheid en zijn coöperatieve houding gedurende de halal-inspectie. Wij verwelkomen zijn bekentenis en de berouwvolle houding. Zijn meewerkende en schuldbewuste opstelling vormt de basis voor onze steun aan eenstructurele hervormingvan de inkoop van Supermarkt [eiser] in Den Haag.
Afgesproken is dat de Halalpolitie de verantwoordelijken de komende weken zal adviseren omtrent de halal-inkoop (van rauwe vleeswaren). In de (nabije) toekomst zullen wij onaangekondigd langsgaan voor (her)inspecties, om te controleren of het management de daad bij het woord heeft gevoegd. De Halalpolitie heeft inmiddels twee van haar meest ervaren halal-inspecteurs op de zaak gezet.”
[gedaagde] heeft [eiser] tevens opgenomen in de Halalwijzer, allereerst met de aantekening dat de halalwaardigheid van de producten van [eiser] twijfelachtig is en later met een negatieve beoordeling ter zake.
1.7.
De advocaat van [eiser] heeft bij [gedaagde] bij brief en e-mail van 30 oktober 2013 gesommeerd tot – kort gezegd – het staken van onjuiste berichtgeving over [eiser], het verwijderen van de excuusbrief van [eiser] en andere onjuiste informatie betreffende [eiser] van de website www.halalpolitie.nl, het plaatsen en/of doen uitzenden van een rectificatie in de diverse media, waarin onjuist over [eiser] is bericht, en het vergoeden van de door [eiser] geleden schade.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om de excuusbrief met onmiddellijke ingang van de website www.halalpolitie.nl en het internet te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. [gedaagde] te veroordelen om alle overige door hem op de website www.halalpolitie.nl dan wel elders op het internet geplaatste onjuiste en mitsdien onrechtmatige schade berokkende teksten, informatie, artikelen en/of publicaties over en/of met betrekking tot [eiser] met onmiddellijke ingang te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. [gedaagde] te bevelen tot het met onmiddellijke ingang plaatsen van een rectificatie op de website www.halalpolitie.nl, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. [gedaagde] te bevelen tot het met onmiddellijke ingang doen uitzenden van voormelde rectificatie in een (nieuws)uitzending van TV West en het doen plaatsen van deze brief op de website van TV West, in het dagblad AD/Haagsche Courant alsmede op de websites www.Nieuws.Marokko.nl en www.Maghreb.nl, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
V. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een voorschot op de immateriële (reputatie)schadevergoeding ter grootte van € 25.000,--;
VI. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schade wegens omzetderving ter grootte van € 60.000,--;
VII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
2.2.
Daartoe voert [eiser] het volgende aan. [gedaagde] heeft tijdens zijn inspectie uitsluitend voorverpakte vleeswaren gecontroleerd en slechts van één of meer voorverpakte worsten van het merk KOÇ geconstateerd dat deze niet-halal vlees bevat/bevatten. De grotendeels door [gedaagde] geredigeerde excuusbrief is ondertekend in de veronderstelling dat de constatering van [gedaagde] op juistheid berustte, hetgeen achteraf niet het geval bleek nu op de verpakking van de desbetreffende worst in het Arabisch expliciet is vermeld dat het vlees afkomstig is van dieren die volgens de Islamitische regels zijn geslacht. [gedaagde] lijkt er een subjectieve halal-standaard op na te houden, waarvoor een objectieve rechtvaardiging ontbreekt. [gedaagde] heeft de toezegging gedaan dat de excuusbrief uitsluitend in het dossier van de Halalpolitie zou worden gevoegd. [gedaagde] heeft zijn toezegging niet gestand gedaan door de excuusbrief zonder overleg met [A.] en zonder diens instemming openbaar te maken via de website van de Halalpolitie en door contact te zoeken met TV West, AD/Haagsche Courant en de beheerders van de websites www.Nieuws.Marokko.nl en www.Maghreb.nl. en zodoende ruchtbaarheid te geven aan de excuusbrief, waarna ook via deze media onjuist over de vleeswaren van [eiser] is bericht. Daarnaast worden bezoekers van de website van de Halalpolitie misleid doordat bij de berichtgeving over [eiser] een foto is geplaatst waarop uitsluitend vers vlees te zien is en waarmee aldus de indruk wordt gewekt dat het verse vlees van [eiser] niet-halal zou zijn. Bovendien staan op deze website een onjuiste opsomming van leveranciers van [eiser] en een onjuiste vermelding dat [eiser] niet beschikt over de halal-certificaten van haar leveranciers, terwijl [eiser] voorts ten onrechte in de Halalwijzer een negatieve beoordeling heeft gekregen. Van [gedaagde] mocht als halal-deskundige verwacht worden dat hij bekend was met de diverse verpakkingen van halal-vlees. Nu [gedaagde] de KOÇ-worst ten onrechte als niet-halal heeft aangemerkt, heeft hij zich ten onrechte gepresenteerd als halal-deskundige. [gedaagde] heeft hiermee en met de wijze waarop hij vervolgens zijn onjuiste constateringen wereldkundig heeft gemaakt, in strijd gehandeld met de ongeschreven zorgvuldigheidsnormen die betamelijk zijn in het onderlinge verkeer tussen partijen. De reputatie van [eiser] en [A.] is als gevolg van dit onrechtmatig handelen van [gedaagde] ernstig geschaad, hetgeen heeft geleid tot een aanzienlijke omzetdaling, die [eiser] vooralsnog begroot op een bedrag van € 60.000,--. [gedaagde] heeft ondanks daartoe te zijn gemaand, tot op heden geweigerd om de excuusbrief en de overige berichtgeving van de website van de Halalpolitie te verwijderen en verwijderd te houden.
2.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3.De beoordeling van het geschil

3.1.
[gedaagde] heeft in de eerste plaats weersproken dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij het door haar in dit kort geding gevorderde. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] in dit verweer niet nu met de stelling dat [eiser] als gevolg van de uitlatingen van [gedaagde] een nog immer oplopende schade lijdt, het vereiste spoedeisend belang in voldoende mate gegeven is.
3.2.
Ter beoordeling staat in dit kort geding of voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en in het verlengde daarvan of [gedaagde] gehouden is de schade, die [eiser] dientengevolge stelt te lijden, te vergoeden.
3.3.
[gedaagde] heeft zich ten verwere op het standpunt gesteld dat van het door [eiser] gestelde onrechtmatig handelen geen sprake is. Daartoe stelt hij het volgende. De Halalpolitie is een initiatief dat binnen de moslimgemeenschap breed wordt gedragen, getuige onder meer het aan de Halalpolitie verstrekte mandaat tot het verrichten van onderzoek binnen de halal-markt. Aan [A.] is voorafgaand aan het onderzoek in zijn supermarkt een uitgebreide toelichting gegeven op de doelstellingen en werkwijze van de Halalpolitie. Onderzoeken als die bij [eiser] vinden uitsluitend plaats op vrijwillige basis. [A.] heeft uitdrukkelijk ingestemd met het verrichten van onderzoek bij [eiser]. Dit onderzoek heeft zich beperkt tot het verse vleeswarenassortiment. Tijdens dit onderzoek is rund- en kalfsvlees aangetroffen, dat afkomstig is van runderen en/of kalveren die eerst worden geschoten en pas daarna op islamitische wijze worden geslacht of slechts geprikt, alsmede pluimvee dat eerst is vergast alvorens het machinaal is geslacht. Tevens is door [eiser] vlees betrokken van inkooplocaties waarvan de Halalpolitie bekend is dat deze niet-halal slachten. De inkoop door [eiser] van niet-halal vlees werd bevestigd door het feit dat geen halal-certificaten konden worden overgelegd. [A.] heeft uitdrukkelijk ingestemd met het opstellen en op de website van de Halalpolitie publiceren van de excuusbrief om zodoende zijn excuses te kunnen aanbieden aan de moslimgemeenschap. De inhoud van deze brief is slechts summierlijk gewijzigd zonder de inhoud onrecht aan te doen. [A.] heeft de inhoud van de geredigeerde brief voor akkoord ondertekend, zodat geen sprake is van het zonder toestemming van [eiser] aanpassen van de excuusbrief. Er is naar aanleiding van de excuusbrief door de Halalpolitie geen contact opgenomen met dan wel informatie verstrekt aan de door [eiser] genoemde derden.
3.4.
De voorzieningenrechter constateert dat partijen lijnrecht tegenover elkaar staan daar waar het hun lezingen betreft van hetgeen zich feitelijk voorafgaand, tijdens en na afloop van het onderzoek van [gedaagde] heeft afgespeeld. Zonder nader feitelijk onderzoek en/of bewijslevering, hetwelk het bestek van de onderhavige procedure in kort geding te buiten gaat, kan op basis van hetgeen partijen thans hebben gesteld en hetgeen zij ter onderbouwing van die stellingen hebben aangevoerd, niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld waar het onderzoek van [gedaagde] precies betrekking op heeft gehad (vers vlees, voorverpakt vlees dan wel beide) en of daarbij al dan niet met juistheid door [gedaagde] is geconstateerd dat door [eiser] niet-halal vlees te koop werd aangeboden. Evenmin kan met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld of [A.] al dan niet heeft ingestemd met het op 21 september 2013 door [gedaagde] plaatsen van de door [A.] ondertekende excuusbrief op de website van de Halalpolitie en of [gedaagde] verantwoordelijk kan worden gehouden voor de overige negatieve publiciteit die [eiser] ten deel is gevallen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [A.] de excuusbrief met de inhoud als weergegeven in rov. 1.5 heeft ondertekend. Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat de inhoud van deze excuusbrief, meer in het bijzonder de daarin verwoorde excuses aan de moslimgemeenschap en meer specifiek aan de klantenkring van [eiser], een erkenning door [eiser] lijkt te impliceren van de door [gedaagde] geconstateerde verkoop van niet-halal vlees. Daarnaast vormt de ondertekening van de excuusbrief een indicatie voor het bestaan van de door [gedaagde] gestelde toestemming. Het maken van de in de brief bedoelde excuses vereist immers zowel een overtreding van een in de Islamitische wereld geldend voorschrift als een actieve benadering van de moslimgemeenschap en de klantenkring van [eiser], zodat het onlogisch voorkomt dat – zoals [eiser] heeft betoogd – deze brief uitsluitend in het dossier van de Halalpolitie zou worden gevoegd. Het op 21 september 2013 plaatsen van de brief op de website van de Halalpolitie kan echter niettemin onrechtmatig jegens [eiser] zijn indien [A.] daarmee niet heeft ingestemd en [A.] er – zoals hij heeft aangevoerd – gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat, uitgaande van de juistheid van zijn stelling dat slechts het voorverpakte vlees door [gedaagde] aan een onderzoek is onderworpen en daarbij door hem uitsluitend de KOÇ-worst niet-halal is bevonden, de door hem ondertekende excuusbrief slechts zou worden gepubliceerd wanneer deze bevinding van [gedaagde] door de resultaten van (eigen) onderzoek zouden worden bevestigd en van dit laatste aantoonbaar geen sprake is. Dit alles kan echter vanwege het hiervoor geschetste beperkte bestek van deze procedure in kort geding eerst in een eventuele bodemprocedure worden beoordeeld. Aldus is het bestaan van de door [gedaagde] gestelde vorderingen uit onrechtmatige daad in dit kort geding onvoldoende aannemelijk. Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen als weergegeven in rov. 2.1 onder II tot en met VI voor afwijzing gereed liggen.
3.5.
Echter, ook indien voorshands wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling van [gedaagde] dat [A.] uitdrukkelijk met het plaatsen van de excuusbrief op de website van de Halalpolitie heeft ingestemd, blijkt uit de stellingen van [eiser] genoegzaam dat zij zich thans niet langer met die plaatsing kan verenigen. Gelet hierop, komt aan [gedaagde] niet langer de bevoegdheid toe om deze excuusbrief op de website van de Halalpolitie te handhaven en is hij gehouden voor verwijdering zorg te dragen. [eiser] vordert onmiddellijke verwijdering van de excuusbrief. De voorzieningenrechter bepaalt deze termijn redelijkerwijs op 48 uur na datum van dit vonnis. Nu in deze procedure niet kan worden vastgesteld of [gedaagde] verantwoordelijk is geweest voor de verdere verspreiding van de excuusbrief op het internet, kan hij niet worden verplicht tot verwijdering van deze brief van andere internetpagina’s. De daartoe strekkende vordering is dan ook niet toewijsbaar. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van voormelde veroordeling, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
3.6.
[eiser] zal, als de overwegende in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om de excuusbrief met de inhoud als weergegeven in rov. 1.5 binnen 48 uur na datum van dit vonnis van de website www.halalpolitie.nl te verwijderen en verwijderd te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 25.000,--;
- bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 3.5 is vermeld;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.098,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 282,-- aan griffierecht;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2014.