ECLI:NL:RBDHA:2014:4003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
AWB-13_9328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • T. van Rij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping aanmaningskosten en proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, die de aanmaningskosten had herroepen. Eiser was van mening dat hij recht had op een proceskostenvergoeding, aangezien deze aanvankelijk niet was toegekend. Na het indienen van het beroep heeft verweerder alsnog een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend. De rechtbank heeft het beroep van eiser echter niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang, omdat er geen geschil meer bestond over de aanmaningskosten. De rechtbank oordeelde dat eiser geen schade had geleden die verder ging dan de proceskosten. Desondanks heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 243,80, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/9328

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2014 in de zaak tussen

[X], wonende te [Z], eiser(gemachtigde: [A]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 7 november 2013 op het bezwaar van eiser tegen de door verweerder in rekening gebrachte aanmaningskosten in verband met de voor het jaar 2010 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2014.
Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B].

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 243,80;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1.
Bij beschikking van 21 mei 2013 heeft verweerder in verband met een aanmaning wegens niet tijdig betalen van bovengenoemde aanslag € 15 aanmaningskosten in rekening gebracht. Tegen deze beschikking heeft eiser bezwaar gemaakt.
2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aanmaningskosten in het geheel herroepen. Omdat geen proceskostenvergoeding was toegekend en hier wel om was gevraagd, heeft eiser tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
3.
Nadat beroep was ingesteld, heeft verweerder alsnog een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend.
4.
Hierdoor is niet langer sprake van een geschil met betrekking tot de beschikking van 21 mei 2013. De rechtbank heeft daarom het door eiser ingestelde beroep tegen de uitspraak op het bezwaar wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaard, in aanmerking nemend dat eiser niet heeft gesteld dat hij als gevolg van de in rekening gebrachte aanmaningskosten schade heeft geleden die uit iets anders bestaat dan proceskosten.
5.
Omdat verweerder geheel aan het beroep van eiser is tegemoetgekomen, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 243,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 0,25). De rechtbank gaat uit van een wegingsfactor 0,25 omdat in beroep slechts de vergoeding van proceskosten voor de bezwaarfase in het geding was.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. van Rij, rechter, in aanwezigheid van mr. B.H. Suijkerbuijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2014.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.