Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[chirurg],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2014 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen een verzoeker en een stichting, verbonden aan een chirurg. De verzoeker, die in oktober 2012 een operatie onderging, stelde de stichting aansprakelijk voor schade die hij had geleden door het onrechtmatig filmen van zijn operatie door de chirurg met een privé-telefoon, zonder voorafgaande toestemming. De verzoeker vorderde een smartengeldvergoeding van € 5.000,--, maar de kantonrechter oordeelde dat het verzoek niet geschikt was voor behandeling in een deelgeschilprocedure, omdat het verzoek niet slechts een deelvraag betrof, maar het gehele geschil. De rechter wees het verzoek af op grond van artikel 1019w Rv, omdat het verzoek niet voldeed aan de vereisten voor een deelgeschil. Bovendien oordeelde de kantonrechter dat, zelfs als het verzoek inhoudelijk was beoordeeld, de verzoeker onvoldoende bewijs had geleverd van de door hem geleden immateriële schade. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van geestelijk letsel dat rechtvaardigde dat smartengeld werd toegewezen. De kosten van de procedure werden niet voor vergoeding in aanmerking gebracht, omdat het indienen van het verzoek als onterecht werd beschouwd. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. J.L.M. Luiten.