ECLI:NL:RBDHA:2014:4275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
8 april 2014
Zaaknummer
09-827089-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf voor verkrachting en mishandeling in recreatiegebied Dobbeplas

De rechtbank Den Haag heeft op 9 april 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man uit Delft, die werd beschuldigd van verkrachting en mishandeling van twee vrouwen in de omgeving van de Dobbeplas in Pijnacker-Nootdorp. De man kreeg een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan acht maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de man op 29 juli 2013 een vrouw van haar fiets had getrokken en haar onder bedreiging van geweld seksuele handelingen had opgedrongen. Op 4 augustus 2013 volgde hij een tweede vrouw op de fiets en vertoonde zich op ongepaste wijze. De rechtbank sprak de man vrij van poging tot verkrachting of aanranding van de tweede vrouw, omdat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om haar te verkrachten. De eis van het Openbaar Ministerie was drie jaar celstraf, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verminderd toerekeningsvatbare toestand. De man moet ook een behandeling ondergaan en mag gedurende negen maanden na zijn vrijlating niet in het recreatiegebied komen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/827089-13
Datum uitspraak: 9 april 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [P.I.].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 maart 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Lijnse en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte
-zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 1] gedaan en/of laten nemen
en/of
-zijn hand in de rok van die [slachtoffer 1] gebracht en/of
-die [slachtoffer 1] haar billen en/of vagina betast en/of
-zijn hand via haar slip langs haar billen naar haar vagina bewogen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin
-dat die [slachtoffer 1] verdachte zag staan met zijn geslachtsdeel uit zijn
broek en/of
-dat verdachte de weg voor [slachtoffer 1] versperde en/of
-dat die [slachtoffer 1] langs verdachte fietste en verdachte daarbij[slachtoffer 1]
met zijn geslachtsdeel trachtte aan te raken en/of
-dat verdachte vervolgens (hard) achter die [slachtoffer 1] aan fietste en/of
-dat verdachte die [slachtoffer 1] vastpakte bij haar schouder of
linkerbovenarm, waardoor die [slachtoffer 1] gedwongen werd te stoppen en van
haar fiets te stappen en/of
-dat verdachte tegen die [slachtoffer 1] zei "ik heb ook wel zin in een kutdag",
althans woorden van gelijke strekking en/of
-het uittrekken van en/of naar beneden trekken van en/of trekken aan de rok
van die [slachtoffer 1] en/of
-het dreigend de woorden toevoegen "doe hem maar in je mond" en/of "als je dat
niet doet dan doe ik ergere dingen", althans woorden van gelijke strekking,
en/of
-dat verdachte tegen die [slachtoffer 1] heeft bevestigd dat hij haar dan zou
laten gaan
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 04 augustus 2013 te Pijnacker, gemeente
Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of andere feitelijkheden
[slachtoffer 2] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (mede)
bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2],
immers
-heeft verdachte genoemde [slachtoffer 2] dicht achter haar rijdend achtervolgd op de
fiets en/of
-heeft verdachte zich tijdens het voorbijrijden van die [slachtoffer 2] afgetrokken en/of
-is verdachte vervolgens voor die [slachtoffer 2] gestopt en heeft verdachte zich in het
zicht van die [slachtoffer 2] afgetrokken en/of
-is die [slachtoffer 2] door aanraking van verdachte op de grond gevallen en/of in de
sloot beland en/of
-heeft verdachte zich naar die [slachtoffer 2] gekeerd en bleef hij zich aftrekken
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 augustus 2013 te Pijnacker, gemeente
Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een
of meer ontuchtige handeling(en),
immers
-heeft verdachte genoemde [slachtoffer 2] dicht achter haar rijdend achtervolgd op de
fiets en/of
-heeft verdachte zich tijdens het voorbijrijden van die [slachtoffer 2] afgetrokken en/of
-is verdachte vervolgens voor die [slachtoffer 2] gestopt en heeft verdachte zich in het
zicht van die [slachtoffer 2] afgetrokken en/of
-is die [slachtoffer 2] door aanraking van verdachte op de grond gevallen en/of in de
sloot beland en/of
-heeft verdachte zich naar die [slachtoffer 2] gekeerd en bleef hij zich aftrekken
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 augustus 2013 te Pijnacker, gemeente
Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid, immers heeft/is
verdachte opzettelijk dreigend
- genoemde [slachtoffer 2] dicht achter haar rijdend achtervolgd op de fiets en/of
- zich tijdens het voorbijrijden van die [slachtoffer 2] afgetrokken en/of
- vervolgens voor die [slachtoffer 2] gestopt en heeft verdachte zich in het zicht van
die [slachtoffer 2] afgetrokken en/of
-heeft verdachte zich naar die [slachtoffer 2] gekeerd en bleef hij zich aftrekken en/of
-(onder voornoemde omstandigheden) die [slachtoffer 2] aangeraakt waardoor zij op de
grond is gevallen en/of in de sloot is beland en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 augustus 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
althans in Nederland, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor
het openbaar verkeer bestemd, te weten in of nabij de Dobbeplas, met ontbloot
geslachtsdeel heeft bevonden;
en/of
hij op of omstreeks 04 augustus 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
althans in Nederland, opzettelijk (met kracht) mishandelend een persoon, te
weten [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 2] op de fiets zat) bij de arm heeft gegrepen
en/of heeft geduwd en/of heeft aangeraakt, waardoor die [slachtoffer 2] op de grond en/of
in de sloot viel,
waardoor deze [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(zaak 2.3)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 juni 2013 t/m
17 september 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp en/of te Den Haag,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal zich opzettelijk oneerbaar op
of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in of nabij de
Dobbeplas en/of het Bieslandsebos en/of op of nabij het Hazepad en/of
Veenbespad en/of dr. Bakkerenlaan, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Tegen verdachte is de verdenking gerezen dat hij zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan verkrachting (feit 1) en een poging verkrachting (feit 2 primair, subsidiair ten laste gelegd als een poging tot aanranding, meer subsidiair ten laste gelegd als een bedreiging en meest subsidiair ten laste gelegd als schennis van de eerbaarheid en/of mishandeling). Tevens is aan de orde of verdachte zich – kort gezegd – meermalen schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van de onder 1, 2 eerste primair en alternatief en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 2 verweten verkrachting, poging aanranding en bedreiging vrijspraak bepleit, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van de overige verwijten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1 en feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen:
- De verklaringen van verdachte ter terechtzitting; [2]
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1]; [3]
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3]; [4]
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 4]; [5]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5]; [6]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6]; [7]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7]; [8]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8]; [9]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9]; [10]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10]; [11]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11]; [12]
- en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 12]. [13]
Ten aanzien van feit 2
Op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte staat vast dat aangeefster in de vroege ochtend van 4 augustus 2013 fietste langs de Dobbeplas, gemeente Pijnacker-Nootdorp. Verdachte is aangeefster toen voorbij gefietst terwijl hij zich aftrok. Hij is verderop gestopt, van zijn fiets gestapt en op het pad gaan staan terwijl hij zich nog steeds aftrok. Toen aangeefster langs verdachte wilde fietsen, gebeurde er iets waardoor zij op de grond viel en in de sloot terecht kwam. Aangeefster heeft hierbij pijn aan haar rug en een wondje op haar scheenbeen opgelopen. Verdachte draaide zich vervolgens naar aangeefster toe en bleef zichzelf aftrekken. Aangeefster is er in geslaagd uit de sloot te klimmen en is daarna weggerend. [14]
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte iets deed waardoor zij viel. Zij kan niet aangeven wat hij heeft gedaan. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij aangeefsters arm heeft vastgepakt dan wel dat hij aan haar arm zat, omdat zij langs hem fietste en dat hij niet weet waarom hij haar wilde laten stoppen. [15] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij nooit het opzet heeft gehad aangeefster aan te raken. [16]
Vrijspraak
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 4 augustus 2013 schuldig heeft gemaakt aan een poging verkrachting danwel een poging tot aanranding of bedreiging (feit 2 primair, subsidiair en meer subsidiair). Ook als ervan wordt uitgegaan dat verdachte de arm van aangeefster heeft vastgepakt toen zij hem wilde passeren op de fiets, rechtvaardigt dit nog niet de conclusie dat de opzet van verdachte daarbij gericht was op verkrachting of aanranding of bedreiging van aangeefster. Andere handelingen of omstandigheden die daarop zouden kunnen duiden, zijn niet gebleken. Verdachte zal dan ook van deze verwijten worden vrijgesproken.
Schennis van de eerbaarheid
Gelet op de aangifte en de verklaringen van verdachte acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid (feit 2 meest subsidiair eerste cumulatief/alternatief) door zich op de openbare weg te bevinden met een ontbloot geslachtsdeel.
Mishandeling
Zoals reeds overwogen, heeft verdachte tegenover de politie verklaard dat hij aangeefster, terwijl zij langs hem wilde fietsen, bij de arm gegrepen dan wel bij de arm aangeraakt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. Door dit te doen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster van haar fiets op de grond zou komen te vallen en pijn of letsel zou oplopen – hetgeen in casu het geval is geweest. De rechtbank acht om die reden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 4 augustus 2013 schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] (feit 2 meest subsidiair tweede cumulatief/alternatief).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
1.
op 29 juli 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte:
  • zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer 1] gedaan en/of laten nemen en;
  • zijn hand in de rok van die [slachtoffer 1] gebracht en;
  • die [slachtoffer 1] haar billen en vagina betast en;
  • zijn hand via haar slip langs haar billen naar haar vagina bewogen;
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin:
  • dat die [slachtoffer 1] verdachte zag staan met zijn geslachtsdeel uit zijn broek en;
  • dat verdachte de weg voor [slachtoffer 1] versperde en;
  • dat die [slachtoffer 1] langs verdachte fietste en verdachte daarbij [slachtoffer 1] met zijn geslachtsdeel trachtte aan te raken en;
  • dat verdachte vervolgens (hard) achter die [slachtoffer 1] aan fietste en;
  • dat verdachte die [slachtoffer 1] vastpakte bij haar schouder of linkerbovenarm, waardoor die [slachtoffer 1] gedwongen werd te stoppen en;
  • dat verdachte tegen die [slachtoffer 1] zei "ik heb ook wel zin in een kutdag", althans woorden van gelijke strekking en;
  • trekken aan de rok van die [slachtoffer 1] en;
  • het dreigend de woorden toevoegen "doe hem maar in je mond" en "als je dat niet doet dan doe ik ergere dingen", althans woorden van gelijke strekking, en;
  • dat verdachte tegen die [slachtoffer 1] heeft bevestigd dat hij haar dan zou laten gaan;
en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
op 04 augustus 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in of nabij de Dobbeplas, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
en,
op 04 augustus 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2] (terwijl die [slachtoffer 2] op de fiets zat) bij de arm heeft gegrepen
en/of heeft aangeraakt, waardoor die [slachtoffer 2] op de grond en in de sloot viel, waardoor deze [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
op tijdstippen in de periode 15 juni 2013 t/m 17 september 2013 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp en te Den Haag, althans in Nederland, meermalen zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten in of nabij de Dobbeplas en het Bieslandsebos en op of nabij het Hazepad en Veenbespad en dr. Bakkerenlaan, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ook de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht kan worden.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Dr R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, geeft in zijn rapportage d.d. 3 december 2013 aan dat hij verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar voor zijn delictgedrag beschouwt. De rechtbank neemt dit oordeel over en zal hiermee rekening houden in haar strafoplegging.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een locatieverbod voor de Dobbeplas en reclasseringstoezicht met een meldingsgebod en een behandelverplichting.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank – kort gezegd – verzocht rekening te houden met verdachtes persoonlijke omstandigheden en gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die voor wat betreft de duur gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder dit deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De afgelopen zomer heeft verdachte heeft zich in gedurende ruim 3 maanden, meermalen – vaak in de avond/nacht en vroege ochtend - schuldig gemaakt aan exhibitionisme op de fietspaden bij en in de omgeving van de Dobbeplas. Dit betreft een natuur/recratiegebied waar mensen vaak alleen door heen fietsen. Het is dan ook heel begrijpelijk dat het optreden van verdachte veel onrust en gevoelens van onveiligheid bij omwonenden heeft opgeroepen. Angst die niet onterecht bleek want bij één van de ongevraagde en ongewenst confrontaties is verdachte verder gegaan en heeft hij een fietsster niet alleen tot staan gebracht maar ook gedwongen zijn penis in haar mond te nemen. Daarmee heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en psychische integriteit. Uit haar verklaring blijkt dat zij hiervan nog dagelijks last ondervindt en nog steeds onder behandeling is voor haar psychische klachten. Bij een andere confrontatie heeft het slachtoffer pijn en letsel opgelopen doordat zij door toedoen van verdachte van haar fiets is gevallen en in de sloot terecht is gekomen.
De persoon van verdachte
Verdachte was 19 en ten tijde van de laatste feiten net 20 jaar oud. Uit zijn strafblad blijkt dat hij wel eerder (2010) is veroordeeld voor mishandeling maar nog nooit voor een zedendelict.
Dr Bullens heeft aangegeven dat verdachte op zwakbegaafd niveau functioneert. Hij is egocentrisch en weinig geïnteresseerd in gevoelens van anderen hetgeen kan duiden op een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het handelen van verdachte is vooral impulsief van aard en verdachte heeft nauwelijks oog gehad voor de gevolgen van zijn handelen op de slachtoffers. De impulsiviteit van verdachte en zijn gebrekkig ontwikkeld empathisch vermogen houden, naast zijn zwakbegaafdheid, verband met de ten laste gelegde feiten. Het cannabisgebruik van verdachte lijkt te zorgen voor verdere ontremming. Er kan echter niet zonder meer worden gesteld dat verdachte zonder gebruik van cannabis niet tot de strafbare feiten zou zijn gekomen. Hij moet daarom, zoals reeds aangegeven, als licht verminderd ontoerekeningsvatbaar worden aangemerkt en het is van belang dat hij een behandeling ondergaat gericht op het aanleren en versterken van adequate coping vaardigheden en het leren beheersen van impulsen waarbij hij ook inzicht krijgt in zijn eigen gevoelens en die van anderen en wat zijn handelen voor gevolgen voor anderen kan hebben.
De reclassering schat het recidiverisico als hoog/gemiddeld in omdat verdachte onvoldoende inzicht heeft in zijn delictgedrag. De reclassering adviseert de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting.
De strafmaat
Omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie verdachte vrijspreekt van een ernstig feit, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende en met inachtneming van de strafmaat in vergelijkbare gevallen, acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dient met name om verdachte ervan te doordringen dat hij gemotiveerd dient te blijven voor de behandeling en dat hij zich in de toekomst dient te onthouden van het plegen van strafbare feiten. Teneinde de behandeling ook zoveel mogelijk kans van slagen te geven, zal de proeftijd worden gesteld op drie jaar.
De rechtbank constateert dat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte na afloop van zijn detentie weer terug zal keren naar de ouderlijke woning die dicht bij de Dobbeplas is gelegen. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat dit leidt tot hernieuwde onrust in de wijk zal tevens worden bepaald dat verdachte zich na zijn invrijheidstelling gedurende een periode van negen maanden niet zal mogen bevinden in het recreatiegebied.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

In verband met het onder 1 ten laste gelegd feit heeft [slachtoffer 1] een vordering tot schadevergoeding van € 1.000,- ingediend. [slachtoffer 2] heeft in verband met de onder 2 ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding van € 110,- ingediend. In verband met het onder 3 ten laste gelegde feit hebben [slachtoffer 3] en [slachtoffer 11] een vordering tot schadevergoeding van € 550,36 respectievelijk € 107,34 ingediend.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht alle vier de vorderingen tot schadevergoeding geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft te kennen gegeven dat verdachte bereid is de schade van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 11] in zijn geheel te vergoeden. De raadsman heeft ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] matiging van de immateriële schade bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 750,- (immateriële schade) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, nu de schade in zoverre voldoende is onderbouwd en ter zitting vast is komen te staan dat de schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering aangezien de beoordeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
[slachtoffer 3]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank dat zij deze gedeeltelijk zal toewijzen tot een bedrag van € 250,36 (waarvan
€ 200,- ten aanzien van de immateriële schade). De rechtbank acht de schade in zoverre voldoende onderbouwd en ter zitting is vast komen te staan dat de schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft bij de beoordeling rekening gehouden met de omstandigheid dat de benadeelde partij, tijdens het incident pijnlijk ten val is gekomen met haar fiets.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering aangezien de beoordeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 11]
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 11] volledig toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, nu deze schade voldoende is onderbouwd, ter zitting vast is komen te staan dat de schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 2 respectievelijk 3 bewezenverklaarde strafbare feiten en de schade door verdachte niet is betwist.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 239, 242, 300 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 meest subsidiair, 2 alternatief en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
verkrachting;
ten aanzien van feit 2 meest subsidiair eerste cumulatief/alternatief en feit 3:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd (meermalen gepleegd);
ten aanzien van feit 2 meest subsidiair tweede cumulatief/alternatief:
mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (VIERENTWINTIG) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich tijdens de proeftijd gedurende een periode van 9 (negen) maanden niet zal bevinden in het recreatiegebied de Dobbeplas te gemeente Pijnacker-Nootdorp;
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren bij de reclassering meldt zo frequent en zolang als de reclassering zulks noodzakelijk acht;
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren laat behandelen bij de Waag zolang de reclassering zulks noodzakelijk acht;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[slachtoffer 1], een bedrag van
€ 750,00;
[slachtoffer 3], een bedrag van
€ 250,36;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat zij dit gedeelte van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 11] volledig toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[slachtoffer 2], een bedrag van
€ 110,00;
[slachtoffer 11], een bedrag van
€ 107,34;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door alle benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot:

750,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1];
€ 250,36ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3];

110,00ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
€ 107,34ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 11];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van respectievelijk 15, 5, 2 en 2 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mrs. D.M. Thierry en I. Mantel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. Huliselan, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2014.
Mr. I. Mantel is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL15J2-2013149362, van de politie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 354).
2.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 26 maart 2014.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 30 juli 2013, blz. 105-107.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] d.d. 24 augustus 2013, blz. 137-140.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] d.d. 27 augustus 2013, blz. 163-165.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 10 september 2013, blz. 172-173.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 27 augustus 2013, blz. 178-180.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] d.d. 27 augustus 2013, blz. 182-184.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] d.d. 9 september 2013, blz. 187-189.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] d.d. 14 september 2013, blz. 192-194.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] d.d. 14 september 2013, blz. 196-198.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] d.d. 15 september 2013, blz. 200-202.
13.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 12] d.d. 17 september 2013 en 26 september, blz. 207-211 en 217.
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 4 augustus 2013, blz. 117-121.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 oktober 2013, blz. 295.
16.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 26 maart 2014.