Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van 9 april 2014
mevrouw [de dochter],
de heer [de oudste zoon],
de heer [de jongste zoon],
De procedure
- de twee dagvaardingen van 20 september 2013 tegen de eerste rolzitting van 2 oktober 2013, met de producties 1 t/m 15 van de dochter;
- de conclusie van antwoord in conventie en van voorwaardelijke eis in reconventie van 13 november 2013 met de producties 1 en 2 van de oudste zoon;
- de ter rolzitting van 13 november 2013 door de rolgriffier aan de advocaat van de jongste zoon “verleende akte van niet-dienen van conclusie van antwoord”;
- het comparitievonnis van 27 november 2013 en de beschikking datumbepaling van 20 december 2013 van de rechtbank;
- het door de rechtbank opgemaakte proces-verbaal van de comparitie van partijen van dinsdag 11 februari 2014.
De door de rechtbank vastgestelde feiten
De te beoordelen geschillen van partijen
in conventieten eerste dat de rechtbank de oudste en de jongste zoon hoofdelijk zal veroordelen om de in de dagvaardingen opgesomde informatie met behoorlijke bewijsstukken aan de dochter te verstrekken over samengevat de omvang van de nalatenschappen en de waarden van de daartoe behorende vermogensbestanddelen, over de door het beheer genoten vruchten waaronder vooral de huurinkomsten van de twee onroerende zaken aan de [straat met adres 1 en adres 2] en de op de banktegoeden ontvangen rente met kopie van alle bankafschriften vanaf 4 november 2008, en over de inhoud van de kluis, de waarde van de (gouden en zilveren) sieraden, de overlijdensrisicoverzekeringen en de spaarverzekering. Ten tweede vordert de dochter dat de rechtbank daarna in deze procedure de wijze van verdeling van de nalatenschappen tussen partijen zal vaststellen met de hoogte van ieders erfdeel, zo veel mogelijk op de wijze zoals nader in de dagvaardingen gesteld, alles met nevenvorderingen. De oudste zoon heeft daartegen schriftelijk verweer in conventie gevoerd bij conclusie van antwoord en mondeling ter zitting. De jongste zoon heeft tot dusver alleen mondeling verweer ter zitting gevoerd wegens onder meer de eerder door de rolgriffier aan zijn advocaat verleende “akte van niet-dienen”.
in voorwaardelijke reconventie, op voorwaarde dat de rechtbank zal beslissen dat de onroerende zaak aan de [adres 1] te [woonplaats] ondanks zijn verweer in conventie niet zonder nadere verrekening aan hem zal worden toegedeeld, dat de rechtbank de dochter zal veroordelen om aan de oudste zoon te betalen een bedrag van € 12.666,67 voor de door hem sinds 4 november 2008 betaalde beheerskosten voor de [adres 1]. Daartegen heeft de dochter ter zitting mondeling verweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
circa € 6.000,-;
De beslissingen
dinsdag 17 juni 2014 om 13.00 uurin één van de zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de comparitierechter mr. H. Wien;