In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een in Portugal gevestigde onderneming, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, over een naheffingsaanslag loonbelasting. Eiseres heeft werknemers ter beschikking gesteld aan een zustervennootschap in Nederland en betwist dat de naheffingsaanslag tijdig is bekendgemaakt. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag niet binnen de termijn van vijf jaar is ontvangen, maar dat verweerder geen verwijt kan worden gemaakt voor de onjuiste adressering van het aanslagbiljet. De rechtbank stelt vast dat de aanslag tijdig is vastgesteld en dat het heffingsrecht ter zake van de lonen aan Nederland toekomt op basis van het belastingverdrag met Portugal. Eiseres wordt aangemerkt als inhoudingsplichtige omdat zij een vaste inrichting in Nederland heeft gehad. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep van eiseres ongegrond, maar veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 974. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.