ECLI:NL:RBDHA:2014:4537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
14 april 2014
Zaaknummer
C-09-463457 - FA RK 14-2488
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B. Hagendoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van inbewaringstelling in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, die verblijft in het psychiatrisch ziekenhuis Rivierduinen. Het verzoek is ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Den Haag, naar aanleiding van een eerdere beschikking van de burgemeester van Alphen aan den Rijn, die op 2 april 2014 de inbewaringstelling had gelast. De betrokkene, geboren op [geboortedatum] en gehuwd met [naam], was op het moment van de zitting in het ziekenhuis, maar had eerder aangegeven dat zij het liefst naar huis wilde. Haar echtgenoot stelde voor dat zij vrijwillig behandeld zou worden, waarbij zij overdag thuis bij de kinderen zou verblijven.

De rechtbank heeft de betrokkene op 8 april 2014 gehoord, bijgestaan door haar advocaat mr. J. Kreumer. Tijdens de zitting heeft de rechtbank zich laten voorlichten door de behandelend psychiater Q. Samim en de echtgenoot van de betrokkene. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er een ernstig vermoeden bestond van een stoornis van de geestvermogens bij de betrokkene, en dat zij een gevaar voor zichzelf en anderen vormde.

De rechtbank concludeerde dat het gevaar zo onmiddellijk dreigend was dat een voorlopige machtiging noodzakelijk was. Ondanks het verzoek van de betrokkene om vrijwillig te blijven, oordeelde de psychiater dat de betrokkene onvoldoende was opgeknapt en dat een vrijwillig verblijf in de thuissituatie niet succesvol zou zijn. De rechtbank heeft uiteindelijk de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verleend, met een geldigheid tot en met 29 april 2014.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 14-2488
Zaaknummer: C/09/463457
Datum beschikking: 8 april 2014
P- nummer: 1062614

Machtiging tot voortzetting inbewaringstelling

Beschikking op het op 4 april 2014 ingekomen verzoek van:

de officier van justitie in het arrondissement Den Haag, met betrekking tot:
[naam], gehuwd (geweest) met [naam],
de betrokkene,
geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres],
doch verblijvende in het psychiatrisch ziekenhuis Rivierduinen, locatie GGZ Rijnaarde, te Alphen aan den Rijn,
advocaat: mr. J. Kreumer te Den Haag.

Procedure

Bij het verzoekschrift zijn de volgende stukken – voor zover van belang – overgelegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Alphen aan den Rijn waarbij op 2 april 2014 de inbewaringstelling van de betrokkene is gelast;
  • een geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz).
De rechtbank heeft de betrokkene op 8 april 2014 gehoord. De betrokkene werd bijgestaan
door haar advocaat.
De rechtbank heeft zich in aanwezigheid van de betrokkene en haar advocaat laten voorlichten door de behandelend psychiater Q. Samim en de echtgenoot van de betrokkene.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in een psychiatrisch ziekenhuis van betrokkene.
De betrokkene voert verweer. Zij wil het liefst naar huis. Haar echtgenoot heeft nog naar voren gebracht zij meer zien in een vrijwillige behandeling waarbij de betrokkene overdag thuis bij de kinderen verblijft en ’s-avonds terugkeert naar het psychiatrisch ziekenhuis.

Beoordeling

Op het verzoek zijn van toepassing de artikelen 20, 27, 29 en 30 van de Wet Bopz.
De rechtbank stelt voorop dat de verzochte machtiging slechts mag worden verleend wanneer de betrokkene gevaar veroorzaakt, het ernstige vermoeden bestaat dat een stoornis van de geestvermogens de betrokkene het gevaar doet veroorzaken, het gevaar zo onmiddellijk dreigend is dat een voorlopige machtiging tot het doen opnemen of doen verblijven of tot het doen voortduren van het verblijf van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis niet kan worden afgewacht en het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
De rechtbank is van oordeel dat het ernstige vermoeden bestaat dat bij de betrokkene sprake is van een stoornis van de geestvermogens als bedoeld in de Wet Bopz.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het hiervoor genoemde gevaar zich voordoet. De betrokkene levert door haar ziekte een gevaar op voor zichzelf en een of meer anderen.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
De advocaat heeft kenbaar gemaakt dat de betrokkene vrijwillig in het ziekenhuis wil blijven zodat het onderhavige verzoek dient te worden afgewezen. De psychiater heeft echter verklaard dat de betrokkene onvoldoende is opgeknapt en dat de kwetsbaarheid in de thuissituatie nog immer aanwezig is. Hij heeft er weinig vertrouwen in dat een verblijf op vrijwillige basis succesvol zal zijn.
Op grond van vorenstaand betoog van de psychiater –aan de juistheid waarvan de rechtbank geen reden heeft te twijfelen– acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat bij betrokkene de bestendige bereidheid aanwezig is en derhalve een vrijwillig verblijf van betrokkene geen kans van slagen heeft.

Beslissing

De rechtbank:
verleent machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in een psychiatrisch ziekenhuis, van:

[naam], gehuwd met [naam],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
uiterlijk tot en met 29 april 2014 .
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Hagendoorn, bijgestaan door A.U. Hatuina als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2014.