ECLI:NL:RBDHA:2014:5629
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot staking van tenuitvoerlegging van een executiebevel in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en de Staat der Nederlanden. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. U. Ural, vorderde de Staat te verbieden tot tenuitvoerlegging van een executiebevel en de executie te staken. Eiser was veroordeeld tot een schadevergoedingsmaatregel van € 30.448,68, welke was omgezet in vervangende hechtenis. Eiser stelde dat hij niet in staat was om aan de betalingsverplichtingen te voldoen, en dat de executie onrechtmatig was, omdat hij tijdelijke betalingsonmacht had. Eiser had meerdere pogingen ondernomen om een betalingsregeling te treffen met het CJIB, maar deze waren afgewezen.
De Staat, vertegenwoordigd door mr. W.M. Limborgh, voerde verweer en stelde dat de executie van de schadevergoedingsmaatregel wettelijk verplicht was, ook al was eiser tijdelijk niet in staat om te betalen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de weigering van het CJIB om een langere betalingstermijn toe te staan niet kennelijk onredelijk was. Eiser had een betalingsregeling van € 250,-- per maand aangeboden, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat dit bedrag niet voldoende was om binnen een redelijke termijn aan de verplichtingen te voldoen. De voorzieningenrechter wees de vordering van eiser af en veroordeelde hem in de kosten van het geding.
De uitspraak benadrukt de wettelijke verplichtingen rondom de tenuitvoerlegging van schadevergoedingsmaatregelen en de beleidsvrijheid van het CJIB in de uitvoering daarvan. De voorzieningenrechter concludeerde dat de persoonlijke omstandigheden van eiser niet voldoende waren om af te wijken van de gebruikelijke betalingsvoorwaarden, en dat de Staat voldoende rekening had gehouden met de situatie van eiser.