In deze zaak vordert de man, die eerder strafrechtelijk is veroordeeld en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd heeft gekregen, schorsing van de tenuitvoerlegging van een arrestatiebevel dat is uitgevaardigd wegens het niet voldoen aan zijn betalingsverplichtingen. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en twee weken voor bankbreuk en oplichting, met een schadevergoeding van in totaal € 110.057,40. Het CJIB heeft hem herhaaldelijk aangemaand tot betaling, maar de man heeft slechts beperkte betalingen kunnen doen. Hij heeft een betalingsregeling voorgesteld, maar deze is niet nagekomen door omstandigheden, waaronder het verlies van een baan. De voorzieningenrechter oordeelt dat de handelwijze van het CJIB niet onrechtmatig is en wijst de vordering van de man af. Wel wordt het CJIB aangeraden om de man een kans te geven om alsnog tot betaling te komen, gezien zijn inspanningen en de belangen van de benadeelde partijen. De voorzieningenrechter benadrukt dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet onrechtmatig is, ook al is de man niet in staat om het volledige bedrag te betalen binnen de gestelde termijn. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de man af en veroordeelt hem in de proceskosten.