ECLI:NL:RBDHA:2014:5753
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bopz
Op 8 mei 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorwaardelijke machtiging, ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Den Haag. De betrokkene, die op dat moment vrijwillig verbleef in het psychiatrisch ziekenhuis Rivierduinen, had eerder een voorwaardelijke machtiging die op 11 april 2014 was verlopen. De rechtbank heeft de betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, en heeft zich laten voorlichten door de behandelend arts en andere zorgverleners.
De advocaat van de betrokkene voerde verweer tegen het verzoek, met de stelling dat de betrokkene inmiddels niet meer thuis verbleef en dat de situatie zodanig was veranderd dat een voorwaardelijke machtiging niet meer aan de orde kon zijn. De rechtbank overwoog dat de betrokkene op 22 april 2014 opnieuw anders dan op vrijwillige basis was opgenomen, waardoor het verzoek om een voorwaardelijke machtiging niet meer kon worden ingewilligd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanleiding was om het verzoek terug te geven aan de officier van justitie voor een ander soort machtiging.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten het verzoek om de voorwaardelijke machtiging te weigeren, met de overweging dat de omstandigheden van de zaak en de verklaring van de behandelaars voldoende vertrouwen gaven in de bereidheid van de betrokkene om op vrijwillige basis in het ziekenhuis te blijven. De beschikking werd uitgesproken door rechter G.J.H. Doornewaard, bijgestaan door griffier S.P.M. Flipse, tijdens de openbare zitting op 8 mei 2014.