3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Antwoordformulier op naam van [persoon C.]
In het dossier bevindt zich een antwoordformulier op naam van [persoon C.]. De rechtbank constateert dat op dit antwoordformulier met pen antwoorden zijn aangekruist. Er zijn geen kruizen bij de antwoorden op dit formulier doorgehaald. Ook zijn er geen tekenen van dat er eerst antwoorden met potlood zijn ingevuld en later zijn uitgegumd. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet kan worden vastgesteld dat
ditantwoordformulier is vervalst. Dat verdachte tijdens een verhoor heeft verklaard dat hij het antwoordformulier herkent als hem het antwoordformulier van [persoon C.] wordt voorgehouden, vat de rechtbank zo op dat verdachte toen in algemene zin sprak en het antwoordformulier als zodanig herkende als het type antwoordformulier waarover hij eerder in het verhoor sprak en waarover hij heeft verklaard dat hij dat samen met medeverdachte [medeverdachte] vervalste. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Antwoordformulier op naam van [persoon D.]
Ter verkrijging van een SCC-certificaat van TÜV SÜD diende een kandidaat 18 van de 25 examenvragen juist te beantwoorden.Op het antwoordformulier van het SCC-examen ‘Examen conform SCC [Sicherheit-Certificat-Contractor]’ van [persoon D.] van 11 april 2009, afgelegd te Den Haag en beoordeeld op 11 april 2009, staat vermeld dat er 18 juiste en 7 foute antwoorden zijn gegeven. Op voornoemd antwoordformulier is te zien dat er bij de antwoordmogelijkheden van de vragen 21, 22 en 24 kruizen zijn doorgehaald en dat er kruizen zijn gezet in andere antwoordvakjes. Achter deze antwoorden staat in een kolom met de letter ‘F’ [de rechtbank begrijpt: ‘Fout’] niets vermeld. In deze kolom staan in totaal zeven streepjes vermeld.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft het volgende verklaard. “
Alle formulieren waren met balpen ingevuld. Daar waar ook ik een correctie heb toegepast werd een foutief antwoord doorgehaald en verbeterd. Ik deed dat. U toont mij D/71-246 zijnde een antwoordformulier van [persoon D.]. Ik zie dat hierop bij de antwoorden 21, 22 en 24 doorhalingen staan en vervolgens een kruis bij het juiste antwoord. Deze doorhalingen heb ik gedaan.
Ik moest onder bedreiging van [verdachte] zorgen dat deze kandidaten zouden slagen.”
Verdachte heeft op 26 januari 2011 het volgende verklaard. “
Chris [de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]] was bij deze 5 examens degene die, namens TÜV SÜD, het examen afnam. Er namen op zaterdag maximaal 20 mensen deel aan zo’n examen. Nadat we ongeveer 4 keer een examen hadden afgenomen, wisten we hoe een en ander liep. Bij de examens daarna hebben we voor de mensen die bij het examen zakten, achteraf het examenformulier aangepast. Ik en[medeverdachte] pasten de antwoorden dusdanig aan dat degenen die in eerste instantie gezakt waren, in ieder geval voldoende goede antwoorden hadden, zodat ze alsnog geslaagd waren. Ik schat dat door deze werkwijze er in totaal ongeveer 40 mensen een certificaat van SCC van TÜV SÜD hebben behaald, terwijl ze eigenlijk gezien hun antwoorden gezakt zouden zijn.”
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte] het antwoordformulier voor het SCC-examen van [persoon D.] heeft vervalst waardoor er 18 juiste antwoorden op het formulier stonden vermeld in plaats van 15 juiste antwoorden.
De rechtbank is op grond van het voorgaande tevens van oordeel dat medeverdachte [medeverdachte] dat in nauwe en bewuste samenwerking met verdachte heeft gedaan. Verdachte was ervan op de hoogte dat examenformulieren werden vervalst en werkte daar – volgens zijn eigen verklaring en de verklaring van [medeverdachte] – actief aan mee. Dat in dit specifieke geval medeverdachte [medeverdachte] de antwoorden heeft vervalst doet aan de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] niet af. Dat verdachte ter terechtzitting heeft ontkend dat hij antwoordformulieren heeft aangepast en dat hij er niet van op de hoogte was dat [medeverdachte] dat deed, acht de rechtbank gelet op zijn eigen eerdere gedetailleerde verklaring en de ondersteunende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] niet geloofwaardig.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] met het oog op de afgifte van een SCC-certificaat het antwoordformulier van [persoon D.] heeft vervalst, zoals onder 1 primair is ten laste gelegd. Als verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dit niet hadden gedaan, dan had [persoon D.] geen certificaat van TÜV SÜD ontvangen omdat hij zelf onvoldoende juiste antwoorden had ingevuld.
Dat TÜV SÜD – naar later bleek – in het geheel geen certificaten meer afgaf aan kandidaten die op 11 april 2009 bij VOTA een examen hadden afgelegd in verband met het vermoeden van fraude, doet aan de valsheid in geschrift en het oogmerk om daarmee te bewerkstelligen dat een SCC-certificaat zou worden afgegeven niet af. Immers verdachte en zijn medeverdachte koesterden op 11 april 2009, de dag van de beoordeling, de reële verwachting dat als gevolg van hun vervalsing een certificaat zou worden afgegeven. Eerst op 20 april 2009 is, blijkens de verklaring van S.A.F. Pelgrims (G/016-01, p. 427 en 428), de samenwerking tussen TÜV SÜD en medeverdachte [medeverdachte] (en VOTA) beëindigd, met als gevolg dat er geen certificaten voor kandidaten die op 11 april 2009 examen hadden afgelegd meer zijn afgegeven. Het door de verdediging gevoerde verweer wordt daarom verworpen.
De rechtbank overweegt dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft bekend. Nu verdachte nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, kan de rechtbank met betrekking tot genoemd feit ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
(1) een proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon A.] van 20 april 2011 (G/032-01, p. 472 en 473), inhoudende de verklaring van kandidaat [persoon A.] - zakelijk weergegeven - dat hij bij VOTA een VCA-examen heeft afgelegd en dat hij de antwoorden heeft ingevuld met gebruikmaking van oplichtende lampjes op een scherm en dat hij een diploma heeft gekregen;
(2) een geschrift, te weten een Diploma Basisveiligheid VCA op naam van [persoon A.] (D/061, p. 980);
(3) een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 25 januari 2011 (V02/02, p. 135 tot en met 137), inhoudende de verklaring van verdachte - zakelijk weergegeven - dat hij tijdens VCA-examens antwoorden aan kandidaten heeft gegeven door middel van een door hem aan kandidaten uitgereikt ‘oortje’ en door middel van door hem bediende en voor kandidaten zichtbare oplichtende lampjes. Verdachte schat dat hij maximaal 200 personen op deze wijze heeft geholpen bij het behalen van een VCA-diploma;
(4) een proces-verbaal van getuige [getuige] van 12 mei 2011, G/033-01, p. 474 tot en met 476, inhoudende de verklaring van de directeur van examenbureau Algemene Exameninstelling Holland - zakelijk weergegeven - dat de diploma’s die naar aanleiding van de bij VOTA afgenomen examens niet hadden mogen worden verstrekt gelet op de gang van zaken tijdens de examens;
(5) de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 mei 2014.
Certificaat ten name van [persoon B.]
Op naam van [persoon B.] is een document afgegeven waarop het volgende staat vermeld:
[persoon B.],
geboren am 06.02.1970 in Watbrzych
hat am 29.03.2009 in s-Gravenhage an einer
Prüfung von operativ tätigen Mitarbeitern
gemäβ Dokument 018 des Unter-Sektorkomitees SCC der TGA teilgenommen
und bestanden.
Sicherheits
Certifikat
Contraktoren
TÜV SÜD Akademie SCC-Zertifikatsnummer 0912#310965959
(…)
s’-Gravenhage, 29.03.2009
Uit een deelnemerslijsten het door [persoon B.] ingevulde examenformulier, die door TÜV SÜD ter beschikking zijn gesteld, volgt dat [persoon B.] op
18 april 2009in Den Haag een SCC-examen van TÜV SÜD heeft afgelegd. Haar naam komt niet voor op de deelnemerslijst van
29 maart 2009.Gelet hierop en nu het certificaat is gedateerd vóór de examendatum, is de rechtbank van oordeel dat het certificaat vals is.
Certificaat ten name van [persoon C.]
Op naam van [persoon C.] is een document afgegeven waarop het volgende staat vermeld:
[persoon C.],
geboren am 30.10.1986 in Rotterdam
hat am 29.03.2009 in s-Gravenhage an einer
Prüfung von operativ tätigen Mitarbeitern
gemäβ Dokument 018 des Unter-Sektorkomitees SCC der TGA teilgenommen
und bestanden.
Sicherheits
Certifikat
Contraktoren
TÜV SÜD Akademie SCC-Zertifikatsnummer 0912#310966116
(…)
s’-Gravenhage, 29.03.2009
Uit een deelnemerslijsten het door [persoon C.] ingevulde examenformulierdie door TÜV SÜD ter beschikking zijn gesteldvolgt dat [persoon C.] op
11 april 2009in Den Haag een SCC examen van TÜV SÜD heeft afgelegd. Zijn naam komt niet voor de deelnemerslijst van
29 maart 2009.Gelet hierop en nu het certificaat is gedateerd vóór de examendatum, is de rechtbank van oordeel dat het certificaat vals is.
Certificaat ten name van [persoon E.]
Op naam van [persoon E.] is een document afgegeven waarop het volgende staat vermeld:
[persoon E.],
geboren am 11.08.1979 in Izmir
hat am 07.11.2009 in Rotterdam an einer
Prüfung von operativ tätigen Mitarbeitern
gemäβ Dokument 018 des Unter-Sektorkomitees SCC der TGA teilgenommen
und bestanden.
Sicherheits
Certifikat
Contraktoren
TÜV SÜD Akademie SCC-Zertifikatsnummer 0912#3502358
(…)
Rotterdam, 07.11.2009
TÜV SÜD heeft geen certificaat ten name van [persoon E.] afgegeven.De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat het certificaat vals is.
Certificaat ten name van [persoon F.]
Op naam van [persoon F.] is een document afgegeven waarop het volgende staat vermeld:
[persoon F.],
geboren am 06.12.1981 in Bielawa
hat am 13.11.2009 in s-Gravenhage an einer
Prüfung von operativ tätigen Mitarbeitern
gemäβ Dokument 018 des Unter-Sektorkomitees SCC der TGA teilgenommen
und bestanden.
Sicherheits
Certifikat
Contraktoren
TÜV SÜD Akademie SCC-Zertifikatsnummer 0912#310969296
(…)
s'-Gravenhage, 13.11.2009
TÜV SÜD heeft geen certificaat ten name van [persoon F.] afgegeven.De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat het certificaat vals is.
Certificaat ten name van [persoon G.]
Op naam van [persoon G.] is een document afgegeven waarop het volgende staat vermeld:
[persoon G.],
geboren am 18.01.1968 in Sapes
hat am 21.11.2009 in Rotterdam an einer
Prüfung von operativ tätigen Mitarbeitern
gemäβ Dokument 018 des Unter-Sektorkomitees SCC der TGA teilgenommen
und bestanden.
Sicherheits
Certifikat
Contraktoren
TÜV SÜD Akademie SCC-Zertifikatsnummer 0912#3705045
(…)
Rotterdam, 21.11.2009
TÜV SÜD heeft geen certificaat ten name van [persoon G.] afgegeven.De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat het certificaat vals is.
Certificaat ten name van [persoon H.]
Op naam van [persoon H.] is een document afgegeven waarop het volgende staat vermeld:
[persoon H.],
geboren am 08.08.1984 in ‘s-Gravenhage
hat am 19.12.2009 in Rotterdam an einer
Prüfung von operativ tätigen Mitarbeitern
gemäβ Dokument 018 des Unter-Sektorkomitees SCC der TGA teilgenommen
und bestanden.
Sicherheits
Certifikat
Contraktoren
TÜV SÜD Akademie SCC-Zertifikatsnummer 0912#40030223
(…)
Rotterdam, 19.12.2009
TÜV SÜD heeft geen certificaat ten name van [persoon H.] afgegeven.De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat het certificaat vals is.
Heeft verdachte de certificaten vervalst of doen vervalsen?
[persoon C.] heeft verklaard dat hij op 11 april 2009 in Den Haag de cursus Basisveiligheid VCA heeft behaald en dat hij in afwachting van het diploma een formulier van VOTA Advies B.V. meekreeg, waarop stond vermeld dat hij voornoemde cursus met goed gevolg had afgerond.De werkgever van [persoon C.], [getuige], heeft verklaard dat VOTA de certificaten per post toestuurde en dat hij met verdachte heeft gebeld toen hij had begrepen dat er iets mis was met de certificaten, waarop verdachte heeft voorgesteld om [persoon C.] opnieuw examen te laten doen.
M. Yasar heeft verklaard dat hij teamleider is bij Teamwork Infra B.V. en dat in 2007, 2008 en 2009 37 werknemers een VCA-cursus bij VOTA Advies B.V. hebben gevolgd. Toen er begin maart 2009 meer dan de helft van de (voornamelijk Turkse) werknemers zakte voor het examen, heeft Yasar contact opgenomen met verdachte. Verdachte stelde toen voor om een SCC-certificaat, af te geven door TÜV SÜD, te laten behalen door de werknemers. Vervolgens hebben 33 werknemers op 27, 28 en 29 maart 2009 een opleiding bij VOTA gehad en examen gedaan. Medeverdachte [medeverdachte] nam de examens af. Vervolgens hebben groepen werknemers in november 2009 en december 2009 bij VOTA Advies B.V. een SCC-opleiding gevolgd en examen afgelegd. Alle 58 werknemers zijn geslaagd en hebben een SCC-certificaat, afgegeven door TÜV SÜD, ontvangen.Yasar heeft met verdachte afgesproken dat de SCC-certificaten per post zouden worden opgestuurd. Hij heeft SCC-certificaten vervolgens telkens ontvangen in een envelop waarop het logo van VOTA stond.
[persoon H.] heeft verklaard dat hij werkzaam is voor Teamwork Infra B.V. en dat hij in opdracht van Yasar een Nederlandse veiligheidscursus heeft gevolgd en aansluitend een examen heeft afgelegd in Rotterdam.
[aangever], directeur van TÜV SÜD Benelux BVBA, heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] namens TÜV SÜD SCC-examens zou afnemen bij VOTA Advies B.V. in Den Haag. Er zijn vijf examendata aan TÜV SÜD doorgegeven: 28 maart, 29 maart, 4 april, 11 april en 18 april 2009. Tot en met 4 april 2009 zijn er certificaten afgegeven. Daarna niet meer omdat TÜV SÜD geen betalingen van VOTA had ontvangen en een vermoeden had dat er iets niet helemaal klopte. Medeverdachte [medeverdachte] heeft erkend dat er gerommeld was met de examenformulieren. Vervolgens heeft Michiels met verdachte afgesproken dat als de certificaten van 28 en 29 maart 2009 zouden worden betaald, de certificaten met betrekking tot de examens van 11 april en 18 april 2009 zouden worden afgegeven. TÜV SÜD Benelux BVBA heeft geen betalingen van VOTA ontvangen.
Door B. Hanemann, werkzaam bij TÜV SÜD Akademie, is verklaard dat het laatste in Nederland afgenomen SCC-examen plaatsvond op 4 april 2009. Als er na die datum SCC-certificaten door VOTA zijn uitgereikt, dan kan het alleen maar om vervalsingen gaan.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van deze bewijsmiddelen als volgt.
De examendata die op de certificaten zijn vermeld, zijn alle van na 4 april, de datum waarop in Nederland het laatste SCC-examen is afgenomen en na welke datum TÜV SÜD geen SCC-certificaten meer heeft afgegeven. Van die laatste omstandigheid was verdachte op de hoogte; hij is immers zelf naar TÜV SÜD Benelux BVBA afgereisd voor een - in zijn ogen teleurstellend verlopen - gesprek over de beëindiging van de samenwerking.Uit de verklaringen van de werkgevers van [persoon C.] en [persoon H.] volgt voorts dat zij met verdachte contact over de SCC-certificaten hadden, ook over de gebreken daaraan, en dat, in samenspraak met verdachte, de certificaten per post (in een envelop van VOTA) werden verstuurd.
Uit dit alles volgt dat verdachte nauw betrokken is geweest bij het (doen) opmaken van de valse SCC-certificaten en de afgifte daarvan. Het verweer dat de valsheid ook elders in de keten kan zijn gepleegd, stuit reeds hierop af, nog daargelaten dat hiervoor in het dossier geen concrete aanknopingspunten zijn te vinden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 vermelde SCC-certificaten heeft vervalst. Hoewel de rechtbank het niet onaannemelijk acht dat verdachte dit tezamen in vereniging met een ander of anderen heeft gedaan, bevat het dossier hiervoor onvoldoende concreet bewijs, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.