ECLI:NL:RBDHA:2014:6066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
16 mei 2014
Zaaknummer
09-820408-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, vernieling en bedreiging met een schroevendraaier in Leiden

Op 4 maart 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 december 2013 in Leiden meerdere strafbare feiten heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1968 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van mishandeling, vernieling en bedreiging. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden en kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. Gruppelaar, en de verdediging door mr. C.P. Zwaanswijk. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon genaamd [aangever 1], het vernielen van goederen van [aangever 1], en het verzetten tegen de aanhouding door politieambtenaren [aangever 2] en [aangever 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op agressieve wijze heeft gedragen, waarbij hij onder andere met een schroevendraaier dreigde en geweld heeft gebruikt tegen meerdere personen, waaronder politieambtenaren. De rechtbank heeft de feiten als vaststaand aangemerkt en geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is, omdat hij ten tijde van de feiten lijdt aan een schizofreniforme stoornis en volledig ontoerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en een maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat de verdachte niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/820408-13
Datum uitspraak: 4 maart 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats],
adres: [adres], 2312 NN te [woonplaats]
thans gedetineerd in[Penitentiaire inrichting].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 maart 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Gruppelaar en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. C.P. Zwaanswijk, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 december 2013 te Leiden ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever 1],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [aangever 1] tegen
het hoofd heeft geschopt (terwijl ze op een trap stonden), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 december 2013 te Leiden opzettelijk een persoon (te
weten [aangever 1]), tegen het hoofd heeft geschopt, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 06 december 2013 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk
een raam en/of een afzuigkap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk tegen het raam en/of de afzuigkap
te schoppen/slaan;
3.
hij op of omstreeks 06 december 2013 te Leiden toen de aldaar dienstdoende
politieambtenaren [aangever 2] en/of [aangever 3] verdachte - buiten heterdaad - op
verdenking van het overtreden van (meerdere) mishandelingen, in elk geval op
verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit waarvoor voorlopige
hechtenis is toegelaten, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast
had(den) teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van
justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten
een verhoorkamer en/of ophoudcel, zich met geweld heeft verzet tegen
bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige
uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig met een
stoel in de richting van die [aangever 2] en/of [aangever 3] te zwaaien en/of in de
linkerwijsvinger van die [aangever 2] te bijten, tengevolge waarvan de
opsporingsambtenaar [aangever 2] enig lichamelijk letsel (een bijtwond) bekwam;
4.
hij op of omstreeks 06 december 2013 te Leiden opzettelijk een persoon (te
weten [aangever 4]),(met een vlakke hand) een klap in het gezicht heeft
gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
hij op of omstreeks 06 december 2013 te Leiden opzettelijk een persoon (te
weten [aangever 5] (politieambtenaar)), (met zijn vuist) in het gezicht heeft
gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
6.
hij op of omstreeks 06 december 2013 te Leiden [aangever 6] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is
verdachte opzettelijk dreigend met een schroevendraaier in zijn handen op die
[aangever 6] toegelopen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Feiten en omstandigheden [1]
Verdachte huurde op 6 december 2013 een kamer in een pand gelegen aan de [adres] te Leiden. Dit pand waarvan [aangever 1] mede-eigenaar en huurbaas is, bestaat uit meerdere kamers die afzonderlijk worden verhuurd. [2] [aangever 1] is op 6 december 2013 door een huurster gebeld omdat verdachte zich vreemd en agressief gedroeg, door het huis rende en allerlei vernielingen pleegde.
[medebewoonster (getuige)], medebewoonster van de [adres] te Leiden, heeft verklaard dat zij zag dat verdachte een schroevendraaier in zijn hand had en mensen om hem heen wilde steken. Ook zag [medebewoonster (getuige)] dat verdachte tegen een ruit aanschopte waardoor een grote ster in het glas ontstond. [3] Verdachte sloeg vervolgens met de vlakke hand[aangever 4], een andere medebewoonster, in het gezicht. [aangever 4] heeft hierdoor pijn ondervonden. [4] [5] Medebewoners [medebewoner 1 (getuige)] [6] en [medebewoner 2 (getuige)] [7] zagen dat het fornuis vernield was en dat de afzuigkap was vernield.
De gearriveerde huisbaas is verdachte op de trap tegen gekomen waarna het tot een fysieke confrontatie kwam.. [8] [medebewoner 1 (getuige)] heeft verklaard dat zij zag dat [aangever 1] en twee andere mannen verdachte op de trap vastpakte en dat die mannen met zijn allen van de trap vielen. Verdachte zwaaide met zijn armen om zich heen en raakte [aangever 1] in het gezicht. [9]
Verdachte is vervolgens door [aangever 1] naar het politiebureau gebracht. Toen [aangever 1] weer terugkwam in het pand gelegen aan de [adres] te Leiden, zag hij dat er een ruit was vernield en dat er een deuk in de afvoerbuis van de keuken was geslagen. [10] [11]
Op 6 december 2013 hadden politieambtenaren [aangever 2] en [aangever 3] dienst en bevonden zich in het politiebureau aan de Langegracht te Leiden toen verdachte daar met[aangever 1] arriveerde. [aangever 1] heeft verklaard aangifte te willen doen tegen verdachte. [aangever 3] en [aangever 2] probeerden verdachte daarop mee te delen dat hij was aangehouden. Verdachte begon vervolgens met zijn armen om zich heen te zwaaien. Verdachte stapte vervolgens de pantry binnen waar hij [aangever 5], een niet dienstdoende politieambtenaar met gebalde vuist op haar kaak sloeg.[aangever 5] ondervond hierdoor een stekende pijn aan haar kaak. [12] Verbalisanten [aangever 2], [aangever 3] en [verbalisant] zijn op verdachte gesprongen. [aangever 2] voelde dat verdachte in zijn linker wijsvinger beet. [aangever 2] voelde daardoor een stekende pijn in zijn linker wijsvinger.
Over bovengenoemde feiten, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, heeft ter terechtzitting geen discussie plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten als vaststaand kunnen worden aangemerkt en dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten is verwezen.
De vraag waar de rechtbank zich voor ziet gesteld is of verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair tot en met 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 6 ten laste is gelegd.
Ten aanzien de tenlastegelegde feiten 2, 3, 4 en 5 heeft de raadsman gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het eerste ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat er op grond van de in het dossier bevindende getuigenverklaringen alsook uit de verklaring van verdachte, geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte minst genomen de kans heeft gehad om [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel dat hij het opzet heeft gehad om hem te mishandelen. De verklaring van [aangever 1] dat hij is geschopt wordt ook niet ondersteund door andere getuigen.
Ten aanzien van het onder feit 6 ten laste gelegde voert de raadsman aan dat enkel Ptak heeft verklaard dat hij werd bedreigd door verdachte. Uit de verklaring van [medebewoonster (getuige)] volgt dat verdachte ten tijde van de vermeende bedreiging werd vastgehouden door vijf mannen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij op 6 december 2013 de trap van het pand gelegen aan de [adres] te Leiden opliep en dat verdachte de trap naar beneden kwam afgestormd. Volgens [aangever 1] trapte verdachte hem toen met kracht tegen zijn hoofd waardoor [aangever 1] een stekende pijn ter hoogte van zijn rechter oog voelde. [aangever 1] heeft verdachte vervolgens vastgepakt en zij zijn samen van de trap gevallen. [13] In het dossier bevindt zich een foto, gedateerd op 7 december 2013, waarop is te zien dat [aangever 1] onder zijn rechteroog een blauwe plek heeft. [14]
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [aangever 1] dat hij door verdachte op de trap in zijn gezicht is getrapt c.q. geschopt, wordt ondersteund door een foto in het dossier waarop te zien is dat [aangever 1] een blauwe plek onder zijn rechteroog heeft alsook door de verklaring van getuigen dat er op de trap een confrontatie is geweest tussen verdachte en [aangever 1]. Anders dan de raadsman heeft betoogd, blijkt uit de verklaring van [medebewoonster (getuige)] [15] slechts dat een aantal mannen hebben
geprobeerdom verdachte vast te houden. Uit het verder verloop, leidt de rechtbank af dat die poging niet succesvol is geweest. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [aangever 1]. Het feit dat de trap/schop niet door anderen is waargenomen, kan daar gelet op de snelheid en hectiek waarin dit is voorgevallen, niet aan af doen.
De rechtbank is van oordeel dat een trap tegen het gezicht onder omstandigheden zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben, maar dat in deze zaak het dossier geen aanknopingspunten bevat dat de enkele trap onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden. Het gedrag van verdachte is immers beperkt gebleven tot een enkele, weliswaar krachtige trap, maar dat het daar ten aanzien van [aangever 1] bij is gebleven. De rechtbank zal daarom alleen bewezen verklaren hetgeen subsidiair is tenlastegelegd, te weten mishandeling.
Feiten 2, 4 en 5
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de aan hem onder 2, 4 en 5 ten laste feiten heeft gepleegd. De rechtbank verwijst voor de bewijsmiddelen naar hetgeen de rechtbank daarover onder 3.1 heeft overwogen.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verbalisant [aangever 2] letsel heeft opgelopen doordat verdachte in de vinger van [aangever 2] heeft gebeten. De rechtbank zal verdachte in zoverre vrijspreken. De rechtbank is evenwel van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wederspannig is geweest bij zijn aanhouding. De rechtbank verwijst voor de bewijsmiddelen naar hetgeen de rechtbank daarover onder 3.1 heeft overwogen.
Feit 6
[aangever 6] heeft verklaard dat verdachte op 6 december 2013 in het pand gelegen aan de [adres] te Leiden schreeuwend en met een schroevendraaier voor zich in de hand op [aangever 6] is afgerend. [aangever 6] was bang dat verdachte hem neer zou steken.
Zoals de rechtbank hiervoor ook al heeft overwogen volgt uit de verklaring van[medebewoonster (getuige)] [16] dat mannen hebben
geprobeerdom verdachte vast te houden zodat hij niet weg kon komen. Daaruit blijkt niet dat het hen ook is gelukt om verdachte te blijven vasthouden. Integendeel, uit het voorgaande volgt dat verdachte op enig moment de trap is afgestormd en dat het niet gelukt is om verdachte vast te houden. De verklaring van [medebewoonster (getuige)] geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [aangever 6]. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunt de verklaring van [medebewoonster (getuige)] de verklaring van [aangever 6] omdat ook zij heeft verklaard een schroevendraaier te hebben gezien in de handen van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is het met een schroevendraaier voor zich in de hand houdende terwijl hij op iemand afrent naar haar uiterlijke verschijningsvorm in beginsel geschikt om een bedreiging te vormen in de zin van art. 285 Sr. In dit geval heeft een en ander zich heeft afgespeeld terwijl verdachte zich zeer verward en agressief heeft gedragen, achter mensen aanzat, vernielingen pleegde en verwarde teksten uitschreeuwde. Mede bezien tegen die achtergrond, levert het handelen van verdachte op een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen (zulks met verbetering van in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad) dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks06 december 2013 te Leiden opzettelijk
een persoon (te
weten[aangever 1]
),tegen het hoofd heeft
getrapt, waardoor deze letsel
heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;
2.
hij op
of omstreeks06 december 2013 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk
een raam en
/ofeen afzuigkap
, in elk geval enig goed, geheel often dele
toebehorende aan [aangever 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte,heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaaktdoor
toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk tegen het raam en/of de afzuigkap
te schoppen en/of te slaan;
3.
hij op
of omstreeks06 december 2013 te Leiden toen de aldaar dienstdoende
politieambtenaren [aangever 2] en
/of[aangever 3] verdachte - buiten heterdaad - op
verdenking van het overtreden van
(meerdere) mishandelingen,
in elk geval op
verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit waarvoor voorlopige
hechtenis is toegelaten,had
(den
)aangehouden envastgegrepen,
althans vast
had(den) teneinde hem onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van
justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten
een verhoorkamer en/of ophoudcel, zich met geweld heeft verzet tegen
bovengenoemde opsporingsambtena
(a)r
(en
), werkzaam in de rechtmatige
uitoefening
zijner/hunner bediening, door
opzettelijk gewelddadig met een
stoel in de richting van die [aangever 2] en/of [aangever 3] te zwaaien en/ofin de
linker wijsvinger van die [aangever 2] te bijten
, tengevolge waarvan de
opsporingsambtenaar [aangever 2] enig lichamelijk letsel (een bijtwond) bekwam;
4.
hij op
of omstreeks06 december 2013 te Leiden opzettelijk
een persoon (te
weten[aangever 4]
),(met een vlakke hand
)een klap in het gezicht heeft
gegeven, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden;
5.
hij op
of omstreeks06 december 2013 te Leiden opzettelijk
een persoon (te
weten[aangever 5] (politieambtenaar)
), (met zijn vuist
)in het gezicht heeft
gestompt/geslagen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft
ondervonden;
6.
hij op
of omstreeks06 december 2013 te Leiden [aangever 6] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht
, althans met zware mishandeling,immers is
verdachte opzettelijk dreigend met een schroevendraaier in zijn handen op die
[aangever 6] toegelopen.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Bij de beslissing over de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de onderstaande rapportage.
Op 22 februari 2014 heeft psychiater B.E.A. van der Hoorn een rapport over verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt onder meer als volgt in:

(…) Dit onderzoek komt tot de conclusie dat er sprake is van een schizofreniforme stoornis en afhankelijkheid van cannabis.(…)Betrokkene wordt volledig ontoerekeningsvatbaar geacht ten aanzien van de hem ten laste gelegde feiten. Het (maniform) paranoïde psychotische beeld dat in de maanden voorafgaand aan het incident was ontstaan, overheerste het denken en handelen van betrokkene volledig. Betrokkene kon het ontoelaatbare van zijn handelen niet inzien.(…)
De rechtbank neemt de voormelde inhoud van het rapport over. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat verdachte niet strafbaar is omdat het bewezen verklaarde hem wegens zijn ziekelijke stoornis niet kan worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De oplegging van de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar, zodat verdachte ter zake van de aan hem tenlastegelegde feiten moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging en eist een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman bepleit om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, de voorlopige hechtenis op te heffen en verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen. Subsidiair bepleit de raadsman om onmiddellijk uitspraak te doen, verdachte van alle rechtsvervolging te ontslaan en om verdachte voor de duur van één jaar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op het hiervoor genoemde psychiatrische rapport.
Het rapport van psychiater B.E.A. van der Hoorn van 22 februari 2014 houdt onder meer in:
“(…)
Het risico op agressief gedrag vanuit paranoïde wanen is reëel. Temeer daar betrokkene geen enkel ziektebesef heeft en een behandeling weigert, tot op heden(…)”

(…) Dit onderzoek komt tot de conclusie dat er sprake is van een schizofreniforme stoornis en afhankelijkheid van cannabis.(…)

(…)Betrokkene heeft geen ziektebesef, hetgeen passend is bij een psychotische stoornis.
Daarnaast verzet hij zich tegen een adequate farmacotherapeutisehe behandeling. In
de afgelopen maanden in detentie is duidelijk geworden dat een gebrekkige therapietrouw
een psychotische decompensatie tot gevolg heeft. Het zijn factoren die een negatieve invloed hebben het risico op recidieve.(…)

(…)Het gebruik van drugs zoals cannabis komt zeer frequent voor in het beloop van een
psychotische stoornis zoals een schizofreniforme stoornis, en compliceert het beloopervan doorgaans fors. Het cannabisgebruik was in de periode voorafgaand aan detentie toegenomen. Cannabisgebruik kan een psychose luxeren en verergeren.(…)

(…)Geadviseerd wordt betrokkene een artikel 37 (WvSr), plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, op te leggen, waarbij betrokkene een klinische behandeling onder gaat op een psychiatrisch ziekenhuis met en hogere mate van beheersbaarheid zoals een FPA.(…)
De rechtbank leidt uit deze rapportage en de aard van de bewezen verklaarde feiten af dat de verdachte ten gevolge van zijn ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen en voor de algemene veiligheid voor personen en goederen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het psychologisch onderzoek van klinisch psycholoog W.J.L. Lander van 20 februari 2014. In dit onderzoek staat vermeld dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat de aan de klinisch psycholoog gestelde vragen niet zijn te beantwoorden. De rechtbank neemt voormelde inhoud van het rapport van de psychiater over.
Op grond hiervan zal de rechtbank aan verdachte de maatregel opleggen van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Behandeling van verdachte in een ander, minder dwingend, kader acht de rechtbank gelet op de inhoud van het rapport, bijeengenomen, niet afdoende.
De rechtbank merkt hierbij op dat artikel 37, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht voorschrijft dat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in beginsel is gebaseerd op onderzoek van twee gedragsdeskundigen. Het derde lid van voornoemd artikel maakt daar een uitzondering op in het geval de te onderzoeken persoon niet wenst mee te werken aan het onderzoek. Een dergelijke situatie doet zich in deze zaak voor.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 250,-- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 250,-- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gelet op het ontbreken van schuld aan de misdrijven dient te worden afgewezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zicht aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen [aangever 5] en [aangever 2] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding aangezien de vorderingen in verband met de ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen schroevendraaier verbeurd wordt verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, een schroevendraaier, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het onder 6 bewezenverklaarde feit is begaan. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen bijkomende straf en de maatregel zijn gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 37, 57, 180, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, subsidiair tot en met 6. tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
wederspannigheid;
ten aanzien van de feiten 4 en 5:
mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 6:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
legt op de volgende maatregel:
- plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar.
Beslissing over de vordering van de benadeelde partij [aangever 5]
- verklaart de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Beslissing over de vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
- verklaart de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een schroevendraaier.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Steenhuis, voorzitter,
mrs. M. van Seventer en A. Dantuma Hieronymus, rechters
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014.
De jongste rechter is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] met nummer PL1644 2013166025-1 van 6 december 2013, p. 22 tot en met p. 24.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [medebewoonster (getuige)], met nummer PL 1644-2013166025-5 van 6 december 2013, p. 36 tot en met p. 38.
4.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] met nummer PL1644-2013166254-1 van 7 december 2013, p. 53 tot en met p. 57.
5.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] met nummer PL1644-2013166282-1 van 7 december 2013, p. 58 tot en met p. 61.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [medebewoner 1 (getuige)], met nummer PL 1644-2013166025-13 van 7 december 2013, p. 31 tot en met p. 32.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [medebewoner 2 (getuige)], met nummer PL 1644-2013166025-12 van 7 december 2013, p. 28 tot en met p. 30.
8.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] met nummer PL1644 2013166025-1 van 6 december 2013, p. 22 tot en met p. 24.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [medebewoner 1 (getuige)], met nummer PL 1644-2013166025-13 van 7 december 2013, p. 31 tot en met p. 32.
10.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] met nummer PL1644 2013166025-1 van 6 december 2013, p. 22 tot en met p. 24.
11.Geschriften zijnde fotobladen behorende bij procesnummer 2013166025 waarop een vernielde ruit en een deuk in de afvoer van een afzuigkap zijn afgebeeld, p. 26 en p. 27.
12.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1644-2013166025-8 van 6 december 2013, p. 39 tot en met p. 42.
13.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] met nummer PL1644 2013166025-1 van 6 december 2013, p. 22 tot en met p. 24.
14.Een geschrift zijnde een foto van [aangever 1] met nummer 2013166025 van 7 december 2013, p. 25.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [medebewoonster (getuige)], met nummer PL 1644-2013166025-5 van 6 december 2013, p. 36 tot en met p. 38.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [medebewoonster (getuige)], met nummer PL 1644-2013166025-5 van 6 december 2013, p. 36 tot en met p. 38.