Uitspraak
Omgang
Beschikking op het op 20 december 2013 ingekomen verzoek van:
[naam 1] ,
[naam 2] ,
Procedure
- de brief d.d. 25 maart 2014 van de zijde van de vader;
- de brief d.d. 26 maart 2014 van de zijde van de moeder.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2014 een beschikking gegeven met betrekking tot de omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2008, in het kader van een echtscheiding tussen de ouders. De moeder, vertegenwoordigd door mr. M.K. de Menthon Bake, had op 20 december 2013 een verzoek ingediend tot vaststelling van een omgangsregeling voor het jaar 2014. De vader, vertegenwoordigd door mr. T. van den Bout, voerde verweer en deed een zelfstandig verzoek om een omgangsregeling vast te stellen conform een eerder door hem voorgesteld basisschema. Tijdens de zitting op 19 maart 2014 zijn beide partijen verschenen, vergezeld door hun advocaten en een tolk. Na de zitting zijn er aanvullende stukken ingediend door beide partijen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen er niet in zijn geslaagd om in onderling overleg tot een omgangsregeling te komen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om een omgangsregeling vast te stellen conform haar voorstel toegewezen, met uitzondering van de week van 21 tot en met 27 juni 2014, waarin de minderjarige bij de vader zal verblijven. De rechtbank heeft de omgangsregeling voor 2014 vastgesteld conform het aangehechte schema, waarbij de zorg voor de minderjarige bij helfte wordt verdeeld. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vader met betrekking tot de buitenschoolse opvang en de reisdocumenten afgewezen, en bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de omgangsregeling onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij de rechtbank de eerdere afspraken tussen partijen in acht heeft genomen.