ECLI:NL:RBDHA:2014:6449
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Noord-Koreaanse vluchteling met beroep op vestigingsalternatief Zuid-Korea
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2014 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Noord-Koreaanse eiser die zijn asielaanvraag had ingediend op basis van vrees voor vervolging in zijn thuisland. De eiser, geboren in 1968, had gevlucht naar China en stelde dat hij te vrezen had voor de Noord-Koreaanse autoriteiten, vooral na de arrestatie en executie van zijn vader. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de asielaanvraag afgewezen, omdat de eiser niet kon aantonen dat hij niet veilig in Zuid-Korea kon verblijven, waar hij ook staatsburger van is. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de eiser zich op zijn Zuid-Koreaanse staatsburgerschap kon beroepen en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat zijn familie in Noord-Korea gevaar liep door zijn vestiging in Zuid-Korea. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser over de geloofwaardigheid van zijn relaas en de risico's voor zijn familieleden. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000, en verklaarde het beroep ongegrond.