Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De naamloze vennootschap Deutsche Bank Nederland N.V;
[verweerder],
BESLISSING
advocaat te 's-Gravenhage;
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2014 uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure. Verzoekers, Deutsche Bank Nederland N.V. en ABN AMRO BANK N.V., hebben een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van verweerder, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, aangezien hij aanzienlijke vorderingen van de verzoekers onbetaald laat. De verzoekers hebben vorderingen ingediend ter hoogte van respectievelijk € 3.386.858,01, GBP 3.100.000, en € 5.097.762,36. De rechtbank heeft geoordeeld dat het centrum van de voornaamste belangen van verweerder in Nederland ligt, ondanks dat hij zich in augustus 2001 heeft laten uitschrijven uit de Gemeentelijke Basisadministratie van Wassenaar en sindsdien in verschillende landen heeft verbleven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder onvoldoende feiten heeft aangedragen om aan te tonen dat zijn centrum van voornaamste belangen elders ligt. De rechtbank heeft de verzoeken van de banken toegewezen en verweerder failliet verklaard. Tevens zijn mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers benoemd tot rechter-commissaris en mr. M.C.J.A. Schröeder-van Waes als curator aangesteld. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier mr. J.J.P. van Wieringen.