ECLI:NL:RBDHA:2014:7843
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot verbod op tenuitvoerlegging vervangende hechtenis na schadevergoedingsmaatregel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2014 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, die in een problematische financiële situatie verkeert, vorderde om de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis te verbieden. Eiser was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, en had schadevergoedingsmaatregelen opgelegd gekregen ter hoogte van € 25.319,96, die bij gebreke van betaling konden worden vervangen door hechtenis. Eiser had inmiddels een aanzienlijk deel van de schadevergoedingen afgelost, maar verzocht om een lagere betalingsregeling van € 75,- per maand, omdat hij in financiële problemen verkeerde.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiser niet kon worden toegewezen. De rechter stelde vast dat de wetgeving vereist dat schadevergoedingsmaatregelen zo spoedig mogelijk ten uitvoer worden gelegd, ook al verkeert de veroordeelde in betalingsonmacht. De rechter benadrukte dat de door eiser voorgestelde betalingsregeling van € 75,- per maand onrealistisch was, omdat dit zou betekenen dat de schadevergoedingen pas na meer dan 12 jaar voldaan zouden zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet onrechtmatig was, ondanks de positieve wendingen in het leven van eiser en zijn inspanningen om zijn schulden af te lossen.
De rechter wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving omtrent schadevergoedingsmaatregelen en de beperkte ruimte voor de rechter om af te wijken van de regels, zelfs in gevallen van betalingsonmacht.