ECLI:NL:RBDHA:2014:7904
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verbod op strafrechtelijke ontruiming van een gekraakt pand
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Staat der Nederlanden. [eiser] vorderde een verbod op de strafrechtelijke ontruiming van het pand dat hij sinds 20 februari 2014 bewoont, samen met drie anderen. De eigenaar van het pand had aangifte gedaan van kraken en de officier van justitie had aangekondigd het pand te willen ontruimen. [eiser] stelde dat de Staat pas gerechtigd is tot ontruiming als er een onherroepelijk vonnis van de strafrechter is dat zijn verblijf in het pand als wederrechtelijk kwalificeert. Hij voerde aan dat de wettelijke regeling in strijd is met de onschuldpresumptie en dat er onvoldoende individuele belangenafweging plaatsvond.
De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] onvoldoende feiten of omstandigheden had aangevoerd die rechtvaardigden dat zijn belang bij bewoning van het pand moest prevaleren boven het belang van de Staat en de eigenaar. De rechter benadrukte dat de eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil en dat de wetgeving omtrent kraken en ontruiming rechtmatig is. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.424,--.