Uitspraak
Rechtbank DEN Haag
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 januari 2014 in de zaak tussen
[X] N.V., gevestigd te [P], eiseres
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 januari 2014 uitspraak gedaan in een beroep van [X] N.V. tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een geschil over de beëindiging van een loongerelateerde WGA-uitkering van [A] per 26 juni 2010, en de daaropvolgende niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar door verweerder. Eiseres, [X] N.V., heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 mei 2013, waarin werd medegedeeld dat de WGA-uitkering van [A] was geëindigd. Verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat eiseres volgens hen niet rechtstreeks in haar belangen werd getroffen, maar slechts een afgeleid belang had als garantsteller van de failliete Stichting X.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich garant had gesteld voor de verplichtingen van de Stichting, die in staat van faillissement was verklaard. Eiseres stelde dat zij als direct belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat het faillissement van de Stichting een zelfstandige rechtsverhouding met verweerder had gecreëerd. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat haar betalingsverplichting voortvloeide uit een privaatrechtelijke overeenkomst met de Stichting. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat het beroep kennelijk ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Verbeek, in aanwezigheid van griffier W. Goederee, en is openbaar uitgesproken op 8 januari 2014. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.