ECLI:NL:RBDHA:2014:9007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
C-09-466581 - JE RK 14-1266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. Het verzoek tot verlenging is ingediend door het Leger des Heils, namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, met als doel de minderjarige te begeleiden naar een thuisplaatsing bij de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat het traject naar thuisplaatsing van groot belang is en dat hulpverlening gecoördineerd moet worden. Tijdens de zitting is gebleken dat het logeerhuis waar de minderjarige verblijft, in december 2014 sluit, wat de noodzaak van een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing onderstreept. De rechtbank heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen van 12 juli 2014 tot 12 juli 2015 en de machtiging tot uithuisplaatsing van 12 juli 2014 tot 12 december 2014. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en benadrukt dat er stapsgewijs naar een thuisplaatsing gewerkt moet worden, met de nodige ondersteuning en hulpverlening. De moeder heeft zich bereid verklaard om samen te werken aan dit traject, terwijl de vader verweer heeft gevoerd tegen de verlenging, maar niet is verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: JE RK 14-1266
Zaaknummer: C/09/466581
Datum beschikking: 11 juli 2014

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op het op 23 mei 2014 ingekomen verzoekschrift van:

het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (verder: het Leger des Heils), namens de Stichting Bureau Jeugdzorg (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2002 te[geboorteplaats],
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[A],
de vader,
wonende te [woonplaats],
en
[B],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk in [X].

Procedure

De enkelvoudige kamer van deze rechtbank heeft deze zaak op de voet van artikel 15, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verwezen naar de meervoudige kamer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, met als bijlage het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling;
  • het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg d.d. 7 januari 2014 met de daarbij behorende aanvraag;
  • de brief d.d. 12 juni 2014 van de zijde van de moeder;
  • het faxbericht d.d. 10 juli 2014, van de zijde van Bureau Jeugdzorg, met als bijlage het verslag beslissingsdiagnostiek van de Opvoedpoli.
Op 11 juli 2014 is de zaak ter terechtzitting door de meervoudige kamer van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • mevrouw [Y], namens het Leger des Heils,
  • de moeder, vergezeld door de heer [Z], gezinsbegeleider,
  • mr. H. Devkinandan-Premchand, advocaat van de vader.
De minderjarige is op 11 juli 2014 in raadkamer gehoord.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 13 september 2013 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 12 oktober 2013 tot 12 juli 2014.
Voorts heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking d.d. 1 april 2014 aan Bureau Jeugdzorg machtiging verleend voornoemde minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 1 april 2014 tot 12 juli 2014.
Bureau Jeugdzorg heeft de uitvoering van de maatregel gemandateerd aan het Leger des Heils.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige voor de periode van een half jaar. De grond voor het verzoek van het Leger des Heils is, blijkens de overgelegde stukken, gelegen in het volgende. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek door de Opvoedpoli zal worden toegewerkt naar thuisplaatsing van de minderjarige bij de moeder, dan wel zal een andere geschikte plek voor de minderjarige gezocht worden. Het Leger des Heils is voornemens beide trajecten binnen een half jaar af te ronden. Verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig om het traject te kunnen blijven coördineren en waar nodig hulpverlening in te zetten en ondersteuning te bieden.
Ter terechtzitting is namens het Leger des Heils in aanvulling op het verzoek naar voren gebracht dat uit het rapport van de Opvoedpoli is gebleken dat er mogelijkheden zijn voor terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder. De komende periode zal dan ook worden toegewerkt naar de thuisplaatsing van de minderjarige. Nu [X] in december 2014 zal sluiten en een korte plaatsing elders niet in het belang is van de minderjarige, zal het traject naar thuisplaatsing van de minderjarige binnen vijf maanden moeten worden afgerond. De moeder en de minderjarige dienen daarbij goed begeleid te worden. Gelet op het vorenstaande wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van vijf maanden. Er is sprake van een zeer positieve ontwikkeling en met de moeder is een structurele samenwerking mogelijk. Het is wel van belang dat ook naar alternatieven wordt gekeken indien thuisplaatsing niet zou slagen.
De moeder heeft zich ter terechtzitting niet verzet tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van vijf maanden. Het traject is besproken en de moeder zal zich daarvoor inzetten. Zij ziet in dat hulpverlening nodig is. Het is van belang dat met de minderjarige stapsgewijs wordt toegewerkt naar thuisplaatsing, met behulp van hulpverlening en therapie. Tussen de huidige gezinsvoogd en de moeder bestaat een goede samenwerking.
De advocaat van de vader heeft namens de vader verweer gevoerd en primair verzocht de verzoeken van het Leger des Heils af te wijzen, nu de hulpverlening in het vrijwillige kader wordt vormgegeven. Subsidiair heeft de advocaat verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van drie maanden.

Beoordeling

De vader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch niet verschenen.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat de minderjarige nog in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Het is van belang dat het traject – waarbij wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing van de minderjarige bij de moeder – wordt gevolgd, dat hulpverlening kan worden ingezet, gecoördineerd en gewaarborgd, en dat ondersteuning kan worden geboden waar nodig.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat ter terechtzitting is gebleken dat [X] waar de minderjarige verblijft in december 2014 zal gaan sluiten. Nu het niet in het belang van de minderjarige is dat hij daaropvolgend voor korte duur elders wordt geplaatst, zal de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd voor de duur van vijf maanden, zoals ter zitting verzocht door het Leger des Heils. Binnen deze periode zal stapsgewijs worden toegewerkt naar een thuisplaatsing van de minderjarige bij de moeder.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige van 12 juli 2014 tot 12 juli 2015 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg,
en
verlengt de aan de Stichting Bureau Jeugdzorg verleende machtiging de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 12 juli 2014 tot 12 december 2014, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 7 januari 2014.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M. Borkent, M. Dam en A.J.J.M. Weijnen, allen kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2014 in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag..