ECLI:NL:RBDHA:2014:9027

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
23 juli 2014
Zaaknummer
C-09-377752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen vader en minderjarigen na scheiding met zorgen over opvoeding en geloof

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2014 een beschikking gegeven over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De vader had verzocht om een omgangsregeling na een periode van begeleiding door Bureau Jeugdzorg Haaglanden. De rechtbank had eerder, op 27 februari 2013, de beslissing over de omgangsregeling aangehouden en partijen verwezen naar Bureau Jeugdzorg voor begeleiding. Tijdens de zitting op 11 juni 2014 werd duidelijk dat er zorgen waren over de omgang tussen de vader en de kinderen, vooral met betrekking tot de invloed van het geloof van de vader op de kinderen en de communicatie tussen de ouders. De moeder uitte haar zorgen over de manier waarop de vader zijn nieuwe geloof aan de kinderen presenteert, wat voor verwarring zorgt. De rechtbank concludeerde dat er een ernstig verstoorde verhouding tussen de ouders bestaat en dat de vader niet altijd zijn afspraken nakomt, wat de moeder als onbetrouwbaar ervaart. Ondanks deze zorgen oordeelde de rechtbank dat de minderjarigen recht hebben op contact met beide ouders, maar dat de omgangsregeling beperkt moest blijven. Uiteindelijk werd besloten dat de kinderen eenmaal per veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de vader zullen verblijven, met de afspraak dat de moeder de kinderen brengt en de vader ze weer terugbrengt. De rechtbank verklaarde deze omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad, maar wees het verzoek van de vader om een uitbreiding van de omgangsregeling af, omdat dit niet in het belang van de kinderen werd geacht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 10-8169
Zaaknummer: C/09/377752
Datum beschikking: 9 juli 2014

Omgang

Beschikking op het op 12 oktober 2010 ingekomen verzoek van:

[de vader],

de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. R.J. Kwakkel te Diemen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder],

de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. R.A. Korver te Amsterdam.

Procedure

Bij beschikking van 27 februari 2013 van deze rechtbank is de beslissing ter zake van de omgangsregeling opnieuw aangehouden en zijn partijen wederom verwezen naar Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag Centrum/Scheveningen, voor het verkrijgen van een indicatie voor het onder begeleiding op gang brengen van de omgang tussen de vader en de minderjarigen, [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats], en [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats].
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- het faxbericht d.d. 13 januari 2014 van de zijde van de vader;
- het F-formulier d.d. 6 februari 2014 van de zijde van de vader;
- de brief d.d. 26 mei 2014 van Bureau Jeugdzorg Haaglanden met als bijlage het evaluatieverslag van de Stichting Jeugdformaat van het traject Ouderschap Blijft.
Op 11 juni 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen, vergezeld van hun advocaten, en als tolk in de Engelse taal mevrouw M. Bink. Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
De Stichting Jeugdformaat meldt in haar evaluatieverslag dat er na het startgesprek tussen partijen vijf begeleide omgangsmomenten hebben plaatsgevonden tussen de vader en de kinderen. Vervolgens hebben er drie oudergesprekken plaatsgevonden, waarbij partijen in het laatste oudergesprek niet tot vervolgafspraken zijn gekomen. Ondanks de aanvankelijke opbouw in het contact tussen de vader en de kinderen, alsmede een zich verbeterende communicatie tussen partijen, zijn de omgang tussen de vader en de kinderen en de oudergesprekken – in overleg met partijen – gestopt. Tijdens het traject bij Ouderschap Blijft zijn er geen redenen gezien die omgangsmomenten tussen de vader en de kinderen in de weg staan. In de gesprekken is echter wel gebleken dat er verschillen zijn tussen de opvoedsituaties bij partijen en dat er sprake is van onderling wantrouwen. Partijen hebben hierover gesproken tijdens de oudergesprekken, maar uiteindelijk heeft de moeder aangegeven geen vertrouwen te hebben in de vader. De vader heeft het ontbreken van vertrouwen bij de moeder niet weg kunnen nemen.
Jeugdformaat vermeldt verder in het verslag dat zij zorgen heeft over de veiligheid van de kinderen in die zin dat zij worden belast met de strijd tussen de ouders en dat het contact met hun vader thans opnieuw is verbroken.
Voorts blijkt uit het rapport dat de vader een aantal afspraken niet is nagekomen. De begeleide contacten tussen hem en de kinderen, voorafgaand aan de oudergesprekken, zijn goed verlopen, ook volgens de moeder.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij het liefst helemaal geen omgang meer ziet tussen de kinderen en de vader, omdat zij zich zorgen maakt over de manier waarop de vader de kinderen met zijn nieuwe geloof confronteert. De kinderen krijgen hierdoor te maken met nieuwe regels en veranderd gedrag van de vader, wat voor hen heel verwarrend is. Ook komt de vader geregeld afspraken niet na en communiceert hij hier niet over via de telefoon, al dan niet wegens geldgebrek. De vader neemt daarmee niet zijn verantwoordelijkheid en maakt zijn gedrag onbetrouwbaar, aldus de moeder. Zij acht omgang daarom niet in het belang van de kinderen.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij zich verantwoordelijk opstelt naar de kinderen toe. Hij heeft naar voren gebracht dat zijn geloof een belangrijk aspect van zijn leven is en dat hij zijn kinderen daarin wil laten delen. Dat hij niet altijd over voldoende financiële middelen beschikt om een afspraak na te komen of te bellen is het gevolg van een bewuste keuze van zijn nieuwe echtgenote en hem om anders te leven. Dat betekent echter niet dat zij geen stabiele basis kunnen bieden aan de minderjarigen. De vader wil en kan hen structuur bieden. Hij wil graag een omgangsregeling die voor de moeder, de vader en de kinderen duidelijkheid biedt. Voorts vindt de vader het belangrijk dat partijen zich over en weer flexibel opstellen ten behoeve van de kinderen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat ook thans nog steeds of weer sprake is van een ernstig verstoorde verhouding tussen partijen. Het traject bij Jeugdformaat heeft er niet toe geleid dat partijen structureel beter met elkaar zijn gaan communiceren. De belangrijkste aspecten hierin zijn naar het oordeel van de rechtbank de wijze waarop de man de minderjarigen betrekt in zijn nieuwe geloof en het niet nakomen van afspraken door de vader, waarmee de moeder grote moeite heeft, omdat dit de minderjarigen in verwarring brengt.
De rechtbank stelt voorop dat de minderjarigen recht hebben op contact met beide ouders. Dit is het wettelijke uitgangspunt, dat mede is gebaseerd op psychologische inzichten omtrent het belang van dergelijk contact. De rechtspraak heeft als opdracht er alles aan te doen om dit contact tot stand te brengen of in stand te houden, uiteraard behoudens sterke contra-indicaties. In dit verband overweegt de rechtbank dat van dergelijke contra-indicaties in het contact tussen de vader en de minderjarigen bij Ouderschap Blijft niet is gebleken. Dat brengt mee dat de rechtbank enige vorm van regelmatig contact tussen de vader en de minderjarigen aangewezen acht.
Wel ziet de rechtbank contra-indicaties voor al te intensieve omgang in het feit dat de moeder het beslist niet eens is met de manier waarop de kinderen van partijen met het geloof van de vader en zijn gezin in aanraking komen. Zo heeft de vader aangevoerd dat het feit dat de kinderen bij hem thuis in hun ondergoed moeten douchen bedoeld is om hen schaamte aan te leren voor hun geslachtsdelen. De moeder heeft duidelijk gemaakt dat zij daar helemaal niet achter staat. De rechtbank heeft aan deze verschillen in levensovertuiging in haar beschikking van 27 februari 2013 al een aantal overwegingen gewijd en acht ook thans voldoende aannemelijk dat de (nog zeer jonge) kinderen van dergelijke verschillen in verwarring raken. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de vader zich pas tot zijn huidige geloof heeft bekeerd na het verbreken van de relatie tussen partijen en dat de moeder dus niet voor het opvoeden van de kinderen in dit geloof heeft gekozen. De moeder hangt zelf een ander geloof aan, dat niet is veranderd sinds partijen een relatie met elkaar hadden. Voorts heeft de moeder als enige het gezag over de kinderen. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat zij ook de keuze mag maken voor het (eventuele) geloof waarin de kinderen worden grootgebracht.
Nu de kinderen in het gezin van de vader onvermijdelijk worden geconfronteerd met zijn geloof en het de ouders niet lukt hierover voor hen beiden aanvaardbare afspraken te maken, acht de rechtbank het van belang dat de kinderen steeds betrekkelijk korte tijd bij de vader thuis doorbrengen. De rechtbank ziet geen aanleiding het contact helemaal verbroken te laten, zoals de moeder wenst. Ook in gezinnen waarin ouders niet gescheiden zijn worden kinderen soms geconfronteerd met (grote) verschillen in inzicht of levensovertuiging tussen de ouders. In het algemeen beschikken kinderen over voldoende draagkracht om daarmee om te gaan en naar het oordeel van de rechtbank vormt in dit geval de moeder een voldoende stabiele uitvalsbasis voor de minderjarige kinderen van partijen om te kunnen omgaan met de andere regels en gewoonten in het huis van de vader, mits zij daaraan niet te lang worden onderworpen, zoals hiervoor overwogen.
De rechtbank merkt ten slotte op dat het in het belang van de minderjarigen is dat de omgangsmomenten voorspelbaar en continu zijn. De na te melden omgangsregeling dient dan ook van beide zijden te worden nagekomen. De vader is er verantwoordelijk voor dat hij daartoe over voldoende financiële middelen beschikt.
Partijen hebben ter terechtzitting – onder enige druk van de rechtbank – overeenstemming bereikt over een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. Deze houdt in dat de kinderen eenmaal per veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de vader zullen verblijven. Voorts hebben partijen afgesproken dat de moeder de kinderen zal brengen en de vader de kinderen weer terug zal brengen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen. Zij gaat er daarbij van uit dat de kinderen bij een verblijf alleen op zondag bij de vader niet bij hem douchen en dat de vader de kinderen bij de naam noemt die bij hun geboorte aan hen is gegeven.
Tussen partijen is nog in geschil of en hoe deze overeengekomen omgangsregeling tussen de vader en de kinderen eventueel dient te worden uitgebreid. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de afgesproken regeling naar het oordeel van de rechtbank voor de komende periode het hoogst haalbare. Een uitbreiding van de omgangsregeling zoals door de vader voorgesteld, inclusief langer verblijf gedurende de vakanties, acht de rechtbank thans in strijd met het belang van de kinderen, zodat het verzoek van de vader ter zake zal worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarigen:
- [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats];
- [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
bij de vader zullen zijn eenmaal per veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur,
waarbij de moeder de minderjarigen wegbrengt en de vader de minderjarigen terugbrengt bij de moeder;
verklaart deze omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.B. Verkleij, kinderrechter, bijgestaan door mr. J. Cazander als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2014.