ECLI:NL:RBDHA:2014:9461
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot verbod op overlevering aan Polen op basis van medische klachten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2014 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, thans gedetineerd in een penitentiaire inrichting, vorderde dat hij niet zou worden overgeleverd aan Polen. Eiser heeft diverse medische klachten, waaronder hartklachten en een hoge bloeddruk, en stelt dat hij in Polen niet de noodzakelijke medische zorg kan krijgen. De officier van justitie heeft echter in redelijkheid kunnen oordelen dat er geen humanitaire redenen zijn die de feitelijke overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft overwogen dat de medische klachten van eiser ook in Polen kunnen worden gediagnosticeerd en behandeld. Eiser heeft op 25 november 2013 gedaagde gedagvaard en de zaak is behandeld op 7 januari 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op basis van de beschikbare informatie, waaronder een brief van de Poolse autoriteiten, heeft kunnen concluderen dat eiser de benodigde medische zorg in Polen zal ontvangen. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de beoordeling van de humanitaire redenen exclusief aan de officier van justitie is voorbehouden en dat zijn oordeel slechts marginaal kan worden getoetst in kort geding. De uitspraak bevestigt dat de zorg voor de gezondheid van de eiser in Polen gewaarborgd kan worden, en dat er geen reden is om aan te nemen dat zijn gezondheid in gevaar komt bij overlevering.