In deze zaak staat de beslissing van de Commissie van beroep Wrm 1993 centraal, die betrekking heeft op een examen voor rij-instructeur dat door eiser is afgelegd. Eiser heeft op 24 november 2010 het examen afgelegd bij het Instituut Innovam Branchekwalificatie-instituut (IBKI). Tijdens het examen heeft de examinator, na 85 minuten, aangegeven dat er nog 15 minuten over waren, wat eiser als onterecht beschouwt. Eiser is voor twee onderdelen gezakt en heeft hiertegen administratief beroep ingesteld bij de Commissie, die het besluit van het IBKI heeft bevestigd. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, maar de bestuursrechter verklaarde zich onbevoegd. Eiser vordert nu dat de rechtbank verklaart dat hij het examen wel heeft behaald en dat de Staat aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden door het onrechtmatig handelen van de Commissie.
De rechtbank oordeelt dat zij als civiele rechter bevoegd is om het geschil te beoordelen, maar dat zij de beslissing van de Commissie met terughoudendheid moet toetsen. De rechtbank concludeert dat eiser, zelfs als hij gelijk zou krijgen over de examentijd, niet kan bewijzen dat een langere examentijd tot een ander resultaat had geleid. De rechtbank wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 1.512,-. De rechtbank benadrukt dat eiser zelf verantwoordelijk is voor de regie en invulling van het examen en dat de examinator niet onzorgvuldig heeft gehandeld. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 9 juli 2014.