ECLI:NL:RBDHA:2014:9986
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot aanhouding in vreemdelingenrechtelijke detentie met schending van inspanningsverplichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van een vreemdeling. Eiser, geboren op een niet gespecificeerde datum en van (gestelde) Amerikaanse nationaliteit, was op 19 februari 2014 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft het verzoek van verweerder tot aanhouding van de behandeling afgewezen, omdat de ontbrekende stukken essentieel zijn voor het bewaringsdossier en niet in een later stadium ingebracht kunnen worden. De rechtbank constateert dat het niet duidelijk is welk strafrechtelijk traject aan de vreemdelingrechtelijke detentie voorafging en of eiser in voorlopige hechtenis verbleef of een gevangenisstraf uitzat. Dit raakt het verdedigingsbeginsel, omdat de gemachtigde van eiser geen kans heeft gehad om over relevante zaken te overleggen.
De rechtbank oordeelt dat verweerder de inspanningsverplichting heeft geschonden, omdat er geen handelingen zijn verricht om te voorkomen dat eiser na zijn strafrechtelijke detentie in bewaring werd gesteld. De rechtbank concludeert dat de gronden voor de maatregel onvoldoende zijn onderbouwd en dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd met de wet is. De rechtbank beveelt de onmiddellijke opheffing van de bewaring en kent eiser een schadevergoeding toe van € 1010,-- voor de onterecht ondergane vrijheidsontneming. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 974,--.