ECLI:NL:RBDHA:2015:10403
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Kort geding over omzetschade na ontbinding huisartsenmaatschap
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiser [X] van gedaagde [Y] een voorschot op omzetschade na de ontbinding van hun huisartsenmaatschap. De maatschap, die op 1 juli 2002 werd aangegaan, is per 13 oktober 2014 ontbonden, waarna [X] naar een andere praktijk is overgestapt. In het maatschapscontract was overeengekomen dat bij ontbinding een verdeling van de patiënten zou plaatsvinden, maar [X] stelt dat hij financieel benadeeld is omdat er meer patiënten bij [Y] zijn achtergebleven. [Y] voert gemotiveerd verweer en betwist de vordering van [X]. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van [X] niet voor toewijzing vatbaar is, omdat de uitkomst van een bodemprocedure niet met voldoende waarschijnlijkheid kan worden voorspeld. Er is nader onderzoek nodig om de feiten en omstandigheden te kunnen beoordelen, en [X] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van onverwijlde spoed die een onmiddellijke voorziening vereist. De vordering wordt afgewezen en [X] wordt veroordeeld in de proceskosten.