In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de William Schrikker Groep, een gecertificeerde instelling, met betrekking tot de minderjarige [minderjarige], geboren in 2004. Het verzoek strekte primair tot het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek. De minderjarige verblijft feitelijk in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en heeft recentelijk ernstige verwondingen opgelopen door een vuurwerkongeluk. De vader van de minderjarige, die het eenhoofdig ouderlijk gezag heeft, was niet in staat om toestemming te geven voor een noodzakelijke medische ingreep, wat aanleiding gaf tot het verzoek van de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld op 20 januari 2015, waarbij de vader, de moeder, vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader niet weigert toestemming te geven, waardoor het primaire verzoek niet voor toewijzing vatbaar is. Echter, gezien de omstandigheden en de noodzaak voor tijdige medische beslissingen, heeft de kinderrechter besloten dat het gezag van de vader gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de William Schrikker Groep voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing. Dit houdt in dat de gecertificeerde instelling toestemming kan geven voor medische behandelingen van de minderjarige met betrekking tot de genezing van zijn handwond en de daaropvolgende revalidatie.
De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. J.E.M.G. van Wezel en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.