ECLI:NL:RBDHA:2015:1062

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
C-09-480926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vervangende toestemming medische behandeling en toewijzing gedeeltelijke gezagsuitoefening door de William Schrikker Groep

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de William Schrikker Groep, een gecertificeerde instelling, met betrekking tot de minderjarige [minderjarige], geboren in 2004. Het verzoek strekte primair tot het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek. De minderjarige verblijft feitelijk in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en heeft recentelijk ernstige verwondingen opgelopen door een vuurwerkongeluk. De vader van de minderjarige, die het eenhoofdig ouderlijk gezag heeft, was niet in staat om toestemming te geven voor een noodzakelijke medische ingreep, wat aanleiding gaf tot het verzoek van de gecertificeerde instelling.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld op 20 januari 2015, waarbij de vader, de moeder, vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader niet weigert toestemming te geven, waardoor het primaire verzoek niet voor toewijzing vatbaar is. Echter, gezien de omstandigheden en de noodzaak voor tijdige medische beslissingen, heeft de kinderrechter besloten dat het gezag van de vader gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de William Schrikker Groep voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing. Dit houdt in dat de gecertificeerde instelling toestemming kan geven voor medische behandelingen van de minderjarige met betrekking tot de genezing van zijn handwond en de daaropvolgende revalidatie.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. J.E.M.G. van Wezel en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 15-64
Zaaknummer: C/09/480926
Datum beschikking: 20 januari 2015
Afwijzing vervangende toestemming medische behandeling en toewijzing gedeeltelijke gezagsuitoefening door de William Schrikker Groep

Beschikking op het op 14 januari 2015 ingekomen verzoekschrift van:

de William Schrikker Groep (verder: de gecertificeerde instelling),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats],
kind van:
[A],
de vader,
wonende te [woonplaats],
die belast is met het eenhoofdig ouderlijk gezag,
en
[B],
de moeder,
wonende te [woonplaats].
De minderjarige verblijft thans feitelijk in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp
[Y].

Procedure

De kinderrechter heeft bij beschikking van 14 januari 2015 aan de gecertificeerde instelling vervangende toestemming verleend tot het verrichten van een medische behandeling bij de minderjarige en heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot de zitting van heden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek;
- de voornoemde beschikking d.d. 14 januari 2015, waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd.
Op 20 januari 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank op locatie, te weten in de gesloten accommodatie voor jeugdhulp [Y], met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • de heer [X], namens de gecertificeerde instelling;
  • mevrouw[X], namens de Raad;
  • de vader;
  • de moeder.
Tevens is mr. L. van Dijk verschenen, die in de zaak bekend onder zaaknummer C/09/479109 / JE RK 14-2758 bij beschikking van 6 januari 2015 benoemd is tot bijzondere curator over de minderjarige.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 15 september 2014 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 18 september 2014 tot
18 september 2015.
De kinderrechter heeft voorts bij (separate) beschikking van heden een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend van 21 januari 2015 tot 18 september 2015.

Verzoek

Het verzoek strekt primair tot het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek.
Namens de gecertificeerde instelling is ter zitting subsidiair verzocht om op basis van artikel
1:265e van het Burgerlijk Wetboek te bepalen dat het gezag - daar waar het gaat om het geven van toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige - gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling.
De grond voor de verzoeken van de gecertificeerde instelling is, blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting, gelegen in het navolgende.
De vader van de minderjarige is belast met het eenhoofdige gezag over de minderjarige. De minderjarige heeft op 1 januari 2015 bij een vuurwerkongeluk de vingers en een deel van zijn linkerhand verloren. In de nacht van 7 op 8 januari 2015 is de minderjarige in het ziekenhuis geslagen door de vader. Dit heeft tot gevolg dat de relatie tussen hen sindsdien zeer gespannen is. De minderjarige geeft aan zijn vader niet te willen zien. Op 14 januari 2015 moest de minderjarige een ingreep ondergaan, waarvoor de gezaghebbende ouder toestemming moest verlenen en waarvoor het ziekenhuis ook als voorwaarde stelde dat deze aanwezig zou zijn. De vader was echter in verband met zijn werk niet in staat om aanwezig te zijn. Zulke situaties kunnen ertoe leiden dat er problemen ontstaan rondom medische ingrepen bij de minderjarige die vanwege het vuurwerkincident noodzakelijk zijn. De gevraagde toestemming ziet op alles wat nodig is met betrekking de behandeling en genezing van de handwond en de revalidatie daarvan. Op 21 januari 2015 zal er nog een ingreep plaatsvinden bij de minderjarige. Er volgt ook nog een revalidatietraject dat naar verwachting lang zal duren. In dat kader is het belangrijk dat bij urgente behandelingen waarvoor voorafgaande toestemming van de gezaghebbende ouder noodzakelijk is, deze toestemming ook snel wordt verleend. Het is ook de vraag of de vader altijd in staat is aanwezig te zijn op zulke momenten. De vader is doorgaans wel bereikbaar voor de gecertificeerde instelling, zodat indien mogelijk altijd overleg met hem zal worden gepleegd. Een maatregel betreffende belasting van de gecertificeerde instelling met de voorlopige voogdij is volgens de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling niet noodzakelijk en op dit moment te vergaand. Op grond van het vorenstaande is de gecertificeerde instelling van mening dat het noodzakelijk is dat de verantwoordelijkheid voor het nemen van medische beslissingen aangaande de wondgenezing en revalidatie van de minderjarige als gevolg van het vuurwerkincident bij haar komt te liggen voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
De vertegenwoordiger van de Raad - die bij voornoemde beschikking van 14 januari 2015 als informant is opgeroepen ter beantwoording van de vraag of een maatregel van voorlopige voogdij niet meer in de rede ligt - heeft zich ter zitting aangesloten bij het standpunt van de gecertificeerde instelling.
De vader heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij altijd bereid is tot overleg en eraan hecht dat wordt samengewerkt.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte.
De bijzonder curator heeft aangegeven dat de aanleiding voor onderhavig verzoek de aanvaring tussen de vader en de minderjarige in het ziekenhuis is geweest en dat de relatie tussen hen inmiddels minder gespannen is. Gelet hierop vindt de bijzonder curator het niet noodzakelijk dat vanaf nu een maatregel wordt uitgesproken ter vervanging van de toestemming van de vader dan wel die het gezag van de vader op het hier betreffende medische gebied beperkt.

Beoordeling

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat het primaire verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek niet voor toewijzing vatbaar is, nu de gezaghebbende vader niet weigert dergelijke toestemming te geven.
De kinderrechter is evenwel van oordeel dat het in verband met de uitvoering de ondertoezichtstelling noodzakelijk is dat het gezag van de vader gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling voor de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter bepaalt daarbij dat deze gedeeltelijke gezagsuitoefening alleen betrekking heeft op het geven van toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige betreffende de genezing van zijn handwond en de revalidatie in dit verband. Daarbij wordt overwogen dat de vader niet altijd bereikbaar, dan wel beschikbaar is in verband met zijn werk, zodat de gecertificeerde instelling op de momenten dat het nodig is belangrijke medische beslissingen moet kunnen nemen. Daarnaast is denkbaar dat gelet op de gegeven omstandigheden en de complexe gedrags- en agressieproblematiek van de minderjarige de verhouding tussen hem en zijn vader nogmaals verstoord raakt, hetgeen in de weg zou kunnen staan aan de aanwezigheid van de vader bij noodzakelijke medische behandelingen.
Van belang is ten slotte dat namens de gecertificeerde instelling is toegezegd dat de vader zo veel als mogelijk betrokken zal blijven worden bij de beslissingen die de gecertificeerde instelling voor medische behandelingen zal gaan geven.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
bepaalt dat, met ingang van heden tot 18 september 2015, het gezag van de vader over de minderjarige gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de William Schrikker Groep en dat deze gedeeltelijke uitoefening van het gezag alleen betrekking heeft op het geven van toestemming voor een medische behandeling van de minderjarige aangaande de genezing van de handwond en de revalidatie in dit verband;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2015 in tegenwoordigheid van Y. Yöney als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.