ECLI:NL:RBDHA:2015:1080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2015
Publicatiedatum
4 februari 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5425
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eervol ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van de functie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (BSGR) om eiser eervol ontslag te verlenen wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie. Eiser, die van 1 november 2000 tot 1 januari 2011 werkzaam was bij een andere organisatie, had zijn dienstverband per 1 januari 2011 overgedragen aan BSGR. Na verschillende gesprekken en rapportages over zijn functioneren, werd geconcludeerd dat eiser niet over de benodigde vaardigheden beschikte voor zijn functie als medior medewerker frontoffice. Ondanks pogingen tot re-integratie en aanpassingen in zijn taken, bleek eiser niet in staat om zijn functie naar behoren uit te oefenen. Het ontslagbesluit werd genomen na een periode van ziekte en herhaaldelijke evaluaties van zijn geschiktheid. Eiser maakte bezwaar tegen het ontslag, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder. De rechtbank oordeelde dat het ontslag terecht was verleend, omdat eiser niet in staat was om zijn functie te vervullen en er geen passende alternatieven beschikbaar waren binnen de organisatie. De rechtbank volgde de argumentatie van verweerder dat het bieden van een verbeterkans niet zinvol was, gezien de rapportages van deskundigen die de ongeschiktheid van eiser bevestigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van het ontslag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 14/5425 AW

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te[X], eiser

(gemachtigde: mr. A.A.G. Balkenende),
en

het bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (BSGR), verweerder

(gemachtigde: mr. G.G.E.A. Frederix-Gianotten).

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2013 heeft verweerder eiser met ingang van 1 augustus 2014 eervol ontslag verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking, anders dan op grond van ziekten of gebrek. De re-integratiefase van
8 maanden treedt in op de eerste werkdag na verzending van het ontslagbesluit.
Het re-integratieplan, waarin afspraken worden gemaakt over de manier waarop de re-integratie tot stand komt en hoe hieraan uitvoering zal worden gegeven, wordt voorts vastgesteld.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 20 mei 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2014.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts zijn van de zijde van verweerder verschenen [A], [B], en [C 1]

Overwegingen

1 De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiser is van 1 november 2000 tot 1 januari 2011 werkzaam geweest bij het
[D]. In de nieuwe [C 2] is de functie medior medewerker frontoffice aangemerkt als volgfunctie voor eisers functie van medewerker informatie bij het [D]. Het dienstverband van eiser is per 1 januari 2011 overgegaan naar de BSGR.
1.2
Op 16 maart 2011 heeft afdelingshoofd Van Rijn in aanwezigheid van een P&O adviseur met eiser een gesprek gevoerd over het vastlopen in zijn werkzaamheden en het daarvoor aanbieden van professionele hulp. Daarbij is afgesproken dat eiser afgebakende taken toebedeeld krijgt en dat door middel van een expertise in kaart wordt gebracht wat de kwaliteiten van eiser zijn. Eiser heeft aangegeven dat hij zich ervan bewust is dat hij beperkingen heeft.
1.3
Op 21 maart 2011 heeft[E], psychiater, omtrent eiser een rapport uitgebracht, waarin is vermeld dat eiser voor zijn functie bepaalde vaardigheden mist en dat eiser ondersteunende werkzaamheden beter aan zal kunnen. Geconcludeerd is dat eiser voor de functie medior bepaalde vaardigheden mist. Bij het voortzetten van de huidige werksituatie en de daaraan verbonden taakstelling moet worden gevreesd voor ontwikkeling van een majore depressie.
1.4
Eiser is op 26 april 2011 uitgevallen wegens ziekte.
Eiser heeft per 7 juni 2011 voor 2 uur per dag zijn werk hervat en aangepaste taken verricht.
In de periode daarna zijn regelmatig gesprekken gevoerd met eiser door Afdelingshoofd Van Rijn, in aanwezigheid van een P&O medewerker. In de betreffende gespreksverslagen is onder meer het volgende vermeld.
Op 12 juli 2011 is eiser medegedeeld dat hij zijn taken niet goed verricht en dat naar een passende functie zal worden gezocht. Voorts is besproken dat eiser bij het [D] afgebakende taken heeft verricht die geen aansluiting hadden bij zijn functie aldaar. Dit laatste is eiser tijdens een gesprek op 13 juli 2011 nogmaals medegedeeld.
Tijdens een gesprek op 19 juli 2011 heeft eiser te kennen gegeven dat hij er zich langzaam van bewust wordt dat hij niet past in zijn huidige functie.
Tijdens een gesprek op 16 augustus 2011 heeft eiser beaamd dat hij zijn functie niet kon uitoefenen en dat hij afgebakende taken heeft verricht.
Tijdens een gesprek op 21 september 2011, door verweerder bevestigd bij brief van
22 september 2011, is eiser medegedeeld dat bij het [D] en BSGR geen passende functie beschikbaar is. Vanuit BSGR wordt een outplacementtraject ingezet, waarbij gezocht zal worden naar een passende functie buiten de organisatie.
1.5
Op 3 november 2011 is een rapportage uitgebracht door[F] ter zake van een op verzoek van verweerder gedane beroepenscan in verband met onderzoek naar passend werk. Het wordt van groot belang geacht dat eiser in een ‘beschermde omgeving’ wordt geplaatst, dit wil zeggen een begeleiding en taakinhoud die afgestemd is op zijn beperkingen. Met andere woorden een enkelvoudige taak, die duidelijk voorgestructureerd is en met duidelijke afspraken die maar voor één uitleg vatbaar zijn. Als voorbeeld worden de functies administratieve kracht controle cijfers of data, archiefmedewerker met een duidelijk toegevoegde waarde en medewerker postkamer genoemd.
1.6
Bij brief van 11 november 2011 heeft verweerder eiser zijn voorlopig oordeel dat de functie van medior niet passend is kenbaar gemaakt. Dit ligt in het feit dat eiser de taken slechts zeer beperkt (minder dan 20%) uitvoert. Ontwikkeling in deze functie wordt niet mogelijk geacht. Gezien de aard van de processen binnen BSGR worden ook op termijn geen herplaatsingsmogelijkheden binnen de organisatie gezien. Er wordt een herplaatsingsplan opgesteld dat voorziet in een plaatsing buiten de organisatie.
Eiser heeft bij brief van 20 januari 2012 zijn zienswijze op de brief van verweerder van
11 november 2011 kenbaar gemaakt.
1.7
Op 27 maart 2012 is omtrent eiser door [G] een arbeidsdeskundig rapport uitgebracht. Geconcludeerd is dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk bij zijn eigen werkgever en dat de functie niet passend is te maken. Eiser wordt mogelijk geschikt geacht voor ander werk bij de eigen werkgever (mits aangepast). Eiser wordt voorts geschikt geacht voor passende arbeid op de arbeidsmarkt. Vermeld is voorts dat op dat moment geen sprake is van ziekmelding.
1.8
Op 1 mei 2012 heeft de arbo arts verweerder, na bespreking van het arbeidsdeskundige rapport met eiser, geadviseerd eiser ziek te melden per 3 mei 2012 en eiser aan te melden voor een tweede spoor re-integratieplan. De arbo arts heeft aangegeven dat eiser tijdens zijn verzuimperiode/re-integratietraject zijn huidige aangepaste werkzaamheden kan blijven verrichten.
Eiser is vervolgens ziek gemeld per 3 mei 2012. Eiser is wel werkzaam in ondersteunende werkzaamheden.
Op 29 oktober 2012 is door de bedrijfsarts/arbo arts omtrent eiser een probleemanalyse bijstelling uitgebracht. Vermeld is dat, anders dan eerder is begrepen, eiser maximaal 60% in tijd werkzaam is. De ondersteunende activiteiten die nu door eiser worden uitgevoerd zijn geen onderdelen van zijn functie. De conclusie ter zake van de inzetbaarheid bij de huidige werkgever is onveranderd. Eiser komt het best tot zijn recht in een meer gestructureerde veilige werkomgeving. Uitgaande van de informatie van de werkgever is er geen passend werk voorhanden. De bedrijfsarts/arbo arts stelt dat aanvullend onderzoek kan worden gedaan.
Op 29 oktober 2012 is door Re-integratie Leiden omtrent eiser een intakeverslag uitgebracht in het kader van de outplacementmogelijkheden van eiser. Geconcludeerd is dat nader onderzoek duidelijk zou moeten maken welke taken en functies eiser aankan. Een second opinion met betrekking tot de arbeidsgeschiktheid is daarbij noodzakelijk.
1.9
Bij brief van 14 augustus 2013 heeft [H.] verweerder bericht dat op
14 augustus 2013 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen de bedrijfsarts en eiser. De uitgebrachte rapportage van een expertiseonderzoek, waarin is geconcludeerd dat geen medische beperkingen kunnen worden geduid en dat geen sprake (meer) is van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, is met eiser besproken. Geadviseerd wordt eiser per direct volledig hersteld te melden. Dit betekent volgens de bedrijfsarts niet dat er geen functioneringsprobleem bestaat, maar het vervolg betreft een zaak tussen verweerder en eiser.
1.1
Bij brief van 28 augustus 2013 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij met ingang van 15 augustus 2013 volledig hersteld wordt gemeld. Dit betekent niet dat eiser wordt teruggeplaatst in zijn huidige functie. Geconstateerd is dat eiser op dat moment 3 uur per dag werkzaam is en dat dit niet wordt gewijzigd omdat verweerder eiser geen andere passende werkzaamheden/functie kan bieden voor de resterende uren tot zijn volledige arbeidsduur.
Eiser heeft bij brief van 9 oktober 2013 bezwaar gemaakt tegen deze brief.
Bij brief van 8 november 2013 heeft verweerder eiser het voornemen om eiser ontslag te verlenen wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking, anders dan op grond van ziekten of gebrek, zoals bedoeld in artikel 8:6 van de CAR/UWO kenbaar gemaakt. Voorts is medegedeeld dat de re-integratiefase, in eisers geval met een duur van 8 maanden, ingaat op de eerste werkdag na verzending van het ontslagbesluit. Een concept re-integratieplan is bijgevoegd.
Eiser heeft bij brief van 8 november 2013 zijn zienswijze op dit voornemen kenbaar gemaakt. Eiser is op 22 november 2013 in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze toe te lichten.
Bij besluit van 26 november 2013 heeft verweerder eiser, als gevolg van diens houding tijdens het zienswijzegesprek op 22 november 2013, de toegang tot en het verblijf op de arbeidsterreinen van BSGR ontzegd, behoudens in het geval eiser uitdrukkelijk schriftelijk wordt uitgenodigd door de directeur.
1.11
Bij besluit van 28 november 2013 heeft verweerder eiser met toepassing van artikel 8:6 van de CAR/UWO met ingang van 1 augustus 2014 eervol ontslag verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking, anders dan op grond van ziekten of gebrek. De re-integratiefase gaat in op de eerste werkdag na verzending van dit ontslagbesluit. Het re-integratieplan wordt voorts vastgesteld. Eiser wordt ten slotte gewaarschuwd voor het geval hij direct dan wel indirect nog een keer ongewenst gedrag vertoont dat als plichtsverzuim kan worden aangemerkt. In dat geval wordt onvoorwaardelijk strafontslag niet uitgesloten.
Bij brief van 16 december 2013 heeft verweerder eiser medegedeeld dat het de vraag is in hoeverre zijn bezwaar van 9 oktober 2013, gelet op de besluiten van 26 en
28 november 2013, nog relevant is. Eiser wordt in de gelegenheid gesteld de gronden van zijn bezwaar in te dienen.
Eiser heeft bij brief van 9 januari 2014 bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 28 november 2013. Eiser is op 17 april 2014 in het kader van zijn bezwaar gehoord door de bezwarencommissie. Op 20 mei 2014 heeft de bezwarencommissie verweerder geadviseerd het bezwaar van eiser van 9 januari 2014 ongegrond te verklaren.
Bij besluit van 20 mei 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van
28 november 2013 ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 30 juni 2014 beroep ingesteld tegen dit besluit.
2 Verweerder heeft aan het bestreden besluit van 20 mei 2014 het advies van de bezwarencommissie ten grondslag gelegd. Daarin is overwogen dat eiser niet in staat is om hetgeen hem is geleerd zelfstandig toe te passen en dat verweerder niets valt te verwijten. Er is veel moeite gedaan om eiser op dagelijkse basis een aantal uren werkzaam te laten zijn. Verwezen wordt naar vier onderzoeken, uitgevoerd door verschillende instanties, waaruit volgt dat eiser ongeschikt is voor zijn functie. Overwogen is dat bij verweerder geen passende werkzaamheden respectievelijk functies voorhanden zijn.
3 Eiser heeft aangevoerd dat het besluit is genomen in strijd met de wet, omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld zijn bezwaar toe te lichten in aanwezigheid van verweerder, zoals in artikel 7:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald.
Eiser stelt zich op het standpunt dat geen grond aanwezig is voor het verleende ontslag. Hij meent dat hij wel geschikt is voor de functie medewerker frontoffice, hetgeen - volgens eiser - blijkt uit het feit dat hij vóór 1 november 2011 altijd in die functie heeft gefunctioneerd bij het [D]. Eiser stelt voorts dat de betreffende rapportages zijn opgesteld tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid. Hij is nimmer in de gelegenheid gesteld om te laten zien dat hij ook bij verweerder functiegeschikt is. Eiser meent dat verweerder niet met concrete feiten en omstandigheden heeft aangetoond dat hij functieongeschikt is te achten. Eiser acht het tenslotte niet aannemelijk dat er voor hem geen andere passende functies aanwezig zijn.
4 De rechtbank overweegt dat eisers standpunt dat bij de onderhavige besluitvorming sprake is van schending van artikel 7:6 van de Awb niet kan worden gevolgd. Dit artikel ziet op de situatie waarin sprake is van meer dan één belanghebbende. Hiervan is geen sprake in de onderhavige zaak.
5.1
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad, CRvB
20 oktober 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU1926; 18 april 2013, ECLI:NL:CRVB:BZ7883)
moet ongeschiktheid - zich uitend in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn - worden aangetoond aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar.
5.2
Eiser betwist dat hij functieongeschikt is te achten. De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder gestelde ongeschiktheid voor het vervullen van zijn functie toereikend en voldoende concreet is aangetoond. De rechtbank overweegt hieromtrent dat verweerder diverse deskundigen heeft geraadpleegd. Hiertoe wordt verwezen naar de rapportages van psychiater[E], [I]. en het expertiseonderzoek dat met eiser is besproken door [H.] (zie overwegingen 1.3, 1.5, 1.7 en 1.9). Gelet op deze rapportages, die zijn uitgebracht in de periode 21 maart 2011 tot en met 14 augustus 2013 en getuigen van een gedegen onderzoek naar de situatie van eiser, kan verweerder worden gevolgd in zijn opvatting dat eiser blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor zijn functie zonder dat sprake is van ziekten of gebreken. Indien eiser zijn functie zou blijven vervullen, viel te verwachten dat zich een majore depressie zou ontwikkelen. Het komt de rechtbank voor dat de ongeschiktheid van eiser voortkomt uit zijn capaciteiten en dat veeleer sprake is van een mismatch tussen eiser en zijn functie. Uit de rapportages volgt dat eiser beter tot zijn recht zal komen bij het vervullen van gestructureerde taken in een gestructureerde werkomgeving, in alle redelijkheid vrij van prikkels. In de functie van medewerker frontoffice, een publieksfunctie, is gedurende de gehele dag sprake van prikkels als gevolg van telefoontjes en e-mailberichten. Voorts is geen sprake van een eenduidige taakopdracht. Gebleken is voorts dat het eigen werk niet passend is te maken. Eiser heeft bovendien tijdens de met hem gevoerde gesprekken in 2011 (zie overweging 1.4) erkend dat hij beperkingen heeft en dat zijn functie niet passend is te achten. Voorts is tijdens de gesprekken aan de orde gekomen dat eiser bij het [D] reeds aangepaste taken verrichtte. Voorts heeft eiser sinds 7 juni 2011 bij verweerders organisatie voor enkele uren aangepaste taken verricht, die geen onderdeel vormen van zijn eigen functie. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat in de praktijk niet is gebleken dat eiser het wel in zich had om zijn functie (volledig) te vervullen. Eiser heeft dit niet weersproken. Ook anderszins bestaan geen aanwijzingen dat eiser bij het vervullen van de aangepaste taken onder zijn niveau werkzaam is geweest en dat functioneren op het niveau van zijn eigen functie een reële optie was.
6.1
Naar vaste jurisprudentie van de Raad (CRvB 23 augustus 2006, LJN AY8059 en TAR 2006, 188) is evenwel ontslag wegens ongeschiktheid voor de functie, zoals bedoeld in artikel 8:6 van de CAR, in het algemeen niet mogelijk als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren. Dit uitgangspunt lijdt volgens de jurisprudentie uitzondering indien de ambtenaar dusdanig blijk heeft gegeven niet over de vereiste eigenschappen, mentaliteit of instelling te beschikken dat het bevoegd gezag zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het bieden van een verbeterkans niet zinvol is.
6.2
Het standpunt van verweerder dat het bieden van een verbeterkans, gezien de capaciteiten van eiser en ook gelet op eerdergenoemde rapportages, achterwege kon blijven, acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden niet onjuist. Verweerder heeft daarnaast afdoende uiteengezet dat een andere passende functie niet voorhanden is, omdat door de digitalisering van verweerders organisatie werkzaamheden op het niveau van eiser niet voorhanden zijn. De door eiser vervulde aangepaste taken kunnen bovendien niet structureel in de organisatie worden belegd.
7 Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich terecht bevoegd heeft geacht eiser
eervol ontslag te verlenen wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking, anders dan op grond van ziekten of gebrek. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
8 Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Meijer, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2015.
hter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.