In deze zaak vorderde eiser, een activist, een verbod op het gebruik van de nekklem door ambtenaren van de politie, bijzondere opsporingsdiensten en de Koninklijke Marechaussee. Eiser stelde dat het gebruik van de nekklem onrechtmatig is, omdat er geen duidelijke wettelijke basis voor zou zijn en omdat het risico op ernstige schade, zelfs de dood, aanwezig is. De zaak kwam voort uit een incident waarbij een man, [A], overleed na gebruik van de nekklem tijdens zijn aanhouding. Eiser voerde aan dat de Basic Principles, opgesteld door de VN, vereisen dat geweld alleen mag worden gebruikt als andere middelen niet effectief zijn en dat er een duidelijke wettelijke basis moet zijn voor het gebruik van geweld.
De Staat der Nederlanden, als gedaagde, voerde verweer en stelde dat de Politiewet 2012 een voldoende wettelijke basis biedt voor het gebruik van de nekklem. De voorzieningenrechter oordeelde dat de nekklem in individuele gevallen kan worden toegepast, mits het gebruik gerechtvaardigd, proportioneel en subsidiar is. De rechter concludeerde dat er geen algeheel verbod op het gebruik van de nekklem kan worden opgelegd, omdat het gebruik ervan niet in alle gevallen onrechtmatig is. De rechter wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging bij het gebruik van geweld door de politie en de rol van de rechter in het beoordelen van individuele gevallen van geweldstoepassing. De voorzieningenrechter merkte op dat de discussie over het gebruik van de nekklem, vooral in het licht van recente incidenten, aandacht behoeft, maar dat dit niet betekent dat er in deze zaak een verbod kan worden opgelegd.