ECLI:NL:RBDHA:2015:10904

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2015
Publicatiedatum
21 september 2015
Zaaknummer
09/767146-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte in een strafzaak met terroristische elementen

Op 21 september 2015 heeft de Rechtbank Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, een beslissing genomen over de schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte die in verband wordt gebracht met terroristische activiteiten. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, werd op 28 augustus 2014 in verzekering gesteld en op 29 augustus 2014 in voorlopige hechtenis genomen. De raadsman van de verdachte heeft op 15 september 2015 verzocht om opheffing of subsidiaire schorsing van de voorlopige hechtenis. De officier van justitie, mr. Minks, heeft zich tegen dit verzoek verzet.

De rechtbank heeft in eerdere zittingen geconcludeerd dat er ernstige bezwaren zijn ten aanzien van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten, te weten opruiing tot terroristische misdrijven en deelneming aan een criminele terroristische organisatie. Na de inhoudelijke behandeling van de feiten op 14 en 15 september 2015, heeft de rechtbank geoordeeld dat de rol van de verdachte in de beweerdelijke organisatie zodanig is dat er niet langer vrees bestaat voor maatschappelijke onrust bij invrijheidstelling. Hoewel er nog steeds ernstige bezwaren zijn, is de rechtbank van mening dat de voorlopige hechtenis niet langer noodzakelijk is.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte meer dan een jaar in voorlopige hechtenis heeft gezeten, onder zware omstandigheden. Het persoonlijk belang van de verdachte om de uitspraak in vrijheid af te wachten is groot. De rechtbank heeft besloten de voorlopige hechtenis te schorsen met ingang van 22 september 2015, onder strikte voorwaarden, waaronder het verbod op contact met medeverdachten en getuigen, en het inleveren van reisdocumenten. De rechtbank benadrukt dat haar waardering van de rol van de verdachte voorlopig is en dat de beslissing niet vooruitloopt op een mogelijke straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAGZITTING HOUDENDE TE AMSTERDAM
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767146-14

Schorsing voorlopige hechtenis

Beslissing van de rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [plaats] op [datum] 1989,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, De Schie Bijzondere Afdeling, te Rotterdam.
in verzekering gesteld op: 28 augustus 2014,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 29 augustus 2014.
Op 15 september 2015 heeft de raadsman namens verdachte opheffing subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht.
Officier van justitie mr. Minks is op dit verzoek gehoord en heeft zich tegen toewijzing van het verzoek tot opheffing subsidiair schorsing verzet.
De rechtbank geeft nu de beslissing op het verzoek.
De rechtbank heeft op de vorige zittingen steeds geconcludeerd dat er sprake was van ernstige bezwaren ten aanzien van beide aan verdachte ten laste gelegde strafbare feiten, te weten (i) opruiing (tot terroristische misdrijven) en (ii) deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie. De rechtbank blijft – na de inhoudelijke behandeling van de feiten op 14 en 15 september 2015 – van oordeel dat ook thans voor deze beide feiten ernstige bezwaren aanwezig zijn.
De rechtbank heeft tot nu toe ook steeds geoordeeld dat (de voortduring van) de voorlopige hechtenis noodzakelijk is omdat er
ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich bij invrijheidstelling wederom schuldig zal maken aan dezelfde soort strafbare feiten en
sprake is van een verdenking waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt.
Ten aanzien van de tweede grond heeft de rechtbank in het bijzonder overwogen dat de verdenking bestond dat verdachte een substantiële rol heeft gespeeld in een criminele terroristische organisatie. Zij heeft daaraan de conclusie verbonden dat zijn invrijheidstelling tot maatschappelijke onrust zou leiden. In het licht van het verhandelde ter zitting op 14 en 15 september 2015 komt de rechtbank thans tot het
voorlopigeoordeel dat de rol van verdachte in de beweerdelijke organisatie een dusdanige is geweest dat hiervoor niet langer vrees behoeft te bestaan. Hoewel er dus nog steeds ernstige bezwaren zijn dat verdachte een misdrijf heeft gepleegd waarop de wetgever een gevangenisstraf heeft gesteld van meer dan twaalf jaar, kan daarom niet langer geoordeeld worden dat de voorlopige hechtenis noodzakelijk is vanwege de door dat misdrijf geschokte rechtsorde.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte zich reeds meer dan een jaar in voorlopige hechtenis bevindt en dat hij deze moet ondergaan op een afdeling met een zeer zwaar regime (de Terroristen Afdeling in P.I. De Schie). Ook in eerdere beslissingen heeft de rechtbank aangegeven dat de duur en de zwaarte van de detentie dienen te worden betrokken in de afweging tussen enerzijds het persoonlijk belang van verdachte en anderzijds het strafvorderlijk belang. Het persoonlijk belang van verdachte om de uitspraak in zijn zaak in vrijheid af te wachten is groot. Voor wat betreft het (resterende) strafvorderlijk belang geldt dat het gevaar dat verdachte zich bij invrijheidstelling wederom schuldig zal maken aan ernstige strafbare feiten in afdoende mate kan worden beperkt door het stellen van enkele stringente voorwaarden.
Dit één en ander brengt de rechtbank ertoe de voorlopige hechtenis met ingang van dinsdag 22 september 2015 te schorsen tot aan de dag van de uitspraak in de zaak van verdachte, welke voorlopig voorzien is op 3 december 2015.
De rechtbank hecht er aan hierbij op te merken dat haar waardering van de mogelijke rol van verdachte in de beweerdelijke criminele (terroristische) organisatie een voorlopige is, en dat zij met haar beslissing van heden op geen enkele wijze vooruit loopt op een mogelijk aan verdachte op te leggen straf.

Beslissing

De rechtbank schorst de voorlopige hechtenis van verdachte, met ingang van 22 september 2015, onder de navolgende voorwaarden:
- dat verdachte zich gedurende de schorsing niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken dan wel zich op andere wijze zal misdragen;
- dat verdachte op generlei wijze, middellijk noch onmiddellijk, contact zal opnemen met de in het dossier voorkomende medeverdachten en de ter zitting gehoorde getuigen;
- dat verdachte zich zal onthouden van contacten met de vertegenwoordigers van de media;
- dat verdachte zich zal onthouden van uitingen en/of publicaties in het publieke domein, waaronder op het internet en (sociale) media;
- dat verdachte niet zal deelnemen aan demonstraties;
- dat verdachte Nederland niet zal verlaten en zijn paspoort, identiteitskaart en andere reisdocumenten bij de officieren van justitie zal inleveren;
- dat verdachte - indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen - zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis zal onttrekken;
- dat verdachte, in geval hij wegens de feiten waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen, mocht worden veroordeeld tot andere dan vervangende vrijheidsstraffen, zich niet aan de tenuitvoerlegging daarvan zal onttrekken;
- dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan (eventueel) nader onderzoek;
- dat verdachte van iedere adreswijziging tevoren zal kennis geven aan de officieren van justitie;
- dat verdachte aan iedere oproeping in deze zaak vanwege de officieren van justitie of de politie gevolg zal geven;
- dat verdachte zal verschijnen ter terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank.