3.4.2Bewijsmotivering
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting allereerst vast dat de persoon die zich tegenover aangeefsters op Facebook, Tinder, Badoo en WhatsApp heeft voorgedaan als [bijnaam] , [medeverdachte 1] betreft. Zij overweegt hiertoe als volgt. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de bijnaam van [medeverdachte 1] [bijnaam] is; hij noemt zich zo omdat hij gek is op een kledingmerk genaamd Philipp Plein.Voorts hebben meerdere aangeefsters foto’s van verschillende profielen van Facebook, Tinder, Badoo en WhatsApp bij hun aangiftes gevoegd, op welke foto’s verdachte te zien is. Op grond hiervan stelt de rechtbank tevens vast dat waar wordt gesproken over [Profielnaam 1] , [Profielnaam 2] , [Profielnaam 3] en [Profielnaam 3] , eveneens verdachte wordt bedoeld.
Feit 1 – [slachtoffer 1] / [slachtoffer 2]
Peugeot, kenteken [kenteken 1]De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat de betreffende Peugeot is verduisterd door verdachte. In het dossier bevindt zich de aangifte van [slachtoffer 1] die heeft verklaard dat verdachte samen met [medeverdachte 1] gebruik gemaakt heeft van de Peugeot. Verdachte heeft dit feit ontkend. De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn nu deze haaks op de verklaringen van [aangeefster] staan. Als gevolg hiervan dienen de verklaringen van [slachtoffer 1] te worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan als volgt. Hoewel de verklaringen zoals die door [slachtoffer 1] zijn afgelegd op onderdelen verschillen van de door [aangeefster] afgelegde verklaringen, volgt daaruit niet zonder meer dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn en derhalve van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De verklaringen zijn namelijk op hoofdlijnen en wezenlijke onderdelen consistent en vinden steun in overige objectieve bewijsmiddelen. Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard over een wapen bij [verdachte] , waarna bij [verdachte] een wapen is aangetroffen. De rechtbank gaat dan ook bij de waardering van het bewijs uit van de verklaringen van [slachtoffer 1] .
Het gegeven dat de Peugeot in de tenlastegelegde periode twee keer wegens een snelheidsovertreding geflitst is op de Van Alkemadelaan, op circa 1,2 kilometer afstand van de woning van de zus van verdachte aan de [adres 2] , is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte de gebruiker van de Peugeot is geweest. Op de foto’s is immers niet te zien wie de Peugeot bestuurt en ook verder is niet vastgesteld wie de bestuurder respectievelijk gebruiker van de auto is geweest. Verder is de afstand tussen [adres 2] en de locatie van de flitser te groot om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de Peugeot afkomstig was dan wel op weg was naar de [adres 2] . Dit geldt te meer nu de Van Alkemadelaan een doorgaande weg is. De rechtbank zal verdachte derhalve van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de verduistering van de Peugeot, vrijspreken.
Renault Clio, kenteken [kenteken 2]
Inzake de Renault Clio is onvoldoende vast komen te staan dat verdachte, afgezien van zijn aanwezigheid bij het huren van de Renault en de omstandigheid dat hij als bijrijder in de Renault heeft meegereden, anderszins betrokken is geweest bij het gebruik van de Renault. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat verdachte gedurende een bepaalde periode als heer en meester beschikt heeft over de Renault, zodat zij verdachte ook zal vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de verduistering van de Renault.
Jas Woolrich
Aangifte [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij via Tinder een jongen genaamd ‘ [medeverdachte 1] ’ heeft leren kennen. Op 26 september 2014 heeft zij hem voor het eerst ontmoet. Ook heeft zij toen kennis gemaakt met een vriend van [medeverdachte 1] , genaamd [betrokkene 1] , een Marokkaanse jongen die met een zachte G sprak. Aangeefster heeft een aantal keer met de jongens afgesproken. Ook rond 21 oktober 2014 had aangeefster afgesproken met [betrokkene 1] bij de Ikea in Haarlem. [betrokkene 1] vroeg of hij de jas van aangeefster even mee kon nemen. Om de hoek in de buurt stond een meisje die zo’n zelfde jas wilde kopen en die de jas van aangeefster graag even wilde passen. Aangeefster heeft haar jas afgegeven aan [betrokkene 1] , op voorwaarde dat hij deze direct terug zou brengen. Het betrof een zwarte Woolrich jas. [betrokkene 1] is niet meer terug gekomen.Hiervoor heeft de rechtbank reeds overwogen dat zij de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht. Ten aanzien van de uitdrukking ‘om de hoek’ overweegt zij dat zij deze uitdrukking niet dusdanig interpreteert dat Amsterdam daarmee uitgesloten wordt.
Aantreffen jas
Tijdens de doorzoeking van de woning van [zus van verdachte] , is een zwarte donzen jas van het merk Woolrich met een bruine bontkraag aangetroffen.
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat aangeefster inderdaad haar jas aan hem heeft meegegeven. Verdachte heeft de jas uiteindelijk bij [zus van verdachte] , gelaten.
Alternatief scenario
Het door verdachte aangevoerde alternatieve scenario dat hij de jas van aangeefster heeft gekregen omdat zij die wilde verkopen, acht de rechtbank onaannemelijk. Het alternatieve scenario laat immers onbeantwoord waarom verdachte, nu de verkoop geen doorgang meer vond, de jas niet direct heeft teruggegeven aan aangeefster en waarom de jas vervolgens bij de zus van verdachte terecht gekomen is.
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de verduistering van de jas van het merk Woolrich van aangeefster.
Feiten 2 en 3 – [slachtoffer 3]
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 3]
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 3] onbetrouwbaar en daardoor onbruikbaar zijn voor het bewijs nu, zo begrijpt de rechtbank, er verschillen zijn in de tijdstippen zoals daarover door aangeefster is verklaard en de pintransacties en nu aangeefster ongeloofwaardig heeft verklaard over de wijze waarop zij haar telefoon hanteert. Het enkele feit dat er kleine discrepanties bestaan tussen de verschillende tijdstippen maakt de verklaringen van aangeefster nog niet onbetrouwbaar nu deze op hoofdlijnen en cruciale onderdelen consistent zijn en bovendien steun vinden in overige objectieve bewijsmiddelen. De rechtbank gaat dan ook bij de waardering van het bewijs uit van de verklaringen van [slachtoffer 3] . De rechtbank ziet niet in waarom de verklaring van aangeefster over het ontbreken van een pincode op haar telefoon of het bewaren van de pincode van haar bankpas in haar telefoon, zou moeten leiden tot uitsluiting van deze verklaring.
Aangifte [slachtoffer 3]
heeft verklaard dat zij via datingsite Tinder ene [bijnaam] had leren kennen. Op 6 december 2014 heeft zij met [bijnaam] afgesproken. Toen zij in de auto zaten werd [bijnaam] gebeld door een vriend dat hij een wielklem had. De telefoon stond ten tijde van dit gesprek op de luidspreker. Ze zijn naar die vriend gereden en ze hebben de vriend opgepikt. Op een gegeven moment heeft aangeefster even de auto verlaten omdat zij in een kroeg onderweg naar de wc ging. Zij heeft haar tasje in de auto laten liggen. Toen zij ’s avonds thuiskwam en zij haar telefoon van het merk Samsung uit haar tasje wilde halen, zag zij dat deze weg was, evenals haar bankpas. Toen zij de volgende ochtend haar rekening controleerde zag zij dat er vijf bedragen waren afgeschreven van in totaal € 4000,-. De pincode van de bankpas behorende bij deze rekening, stond in de notities in de telefoon van aangeefster. Deze telefoon is niet beveiligd met een pincode. Aangeefster heeft niets meer van [bijnaam] gehoord. Zij heeft foto’s van [bijnaam] bij het proces-verbaal van haar aangifte laten voegen.
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 6 december 2014 met de pas van aangeefster een bedrag van € 2.750,- heeft gepind bij Holland Casino.Bij de rechter-commissaris en de politie heeft verdachte verklaard dat hij drie opnames heeft gedaan van respectievelijk € 1.500,-, € 950,- en € 300,-. Op alle foto’s van de camerabeelden van Holland Casino van de betreffende pintransacties die bij de aangifte gevoegd zijn, heeft verdachte zichzelf herkend.
Overzicht banktransacties
Een overzicht van de Rabobank, overgelegd door [slachtoffer 3] , geeft blijk van de volgende banktransacties:
- 6 december 2014 een bedrag van € 300,- gepind om 23:22 uur op de Kurhausweg te Den Haag;
- 6 december 2014 een bedrag van € 950,- gepind om 23:20 uur NSC SCH Den Haag;
- 6 december 2014 een bedrag van € 1.500,- gepind om 23:14 uur NSC SCH Den Haag;
- 6 december 2014 een bedrag van € 1.000,- gepind om 22:44 uur RABO Regio Den Haag.
Alternatief scenario
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat aangeefster vrijwillig haar pas heeft afgegeven aan beide verdachten omdat zij graag wilde dat zij voor haar zouden gaan pinnen. Om bij Holland casino te kunnen pinnen was namelijk legitimatie vereist en aangeefster had haar ID-kaart niet bij zich. Nog daargelaten dat de rechtbank van oordeel is dat het door verdachte aangevoerde scenario volstrekt onaannemelijk is - immers waarom zou iemand een dergelijk bedrag door twee personen die zij nauwelijks kent laten opnemen - verklaart dit scenario niet waarom verdachten dan bij de Rabobank voor aangeefster gepind zouden hebben, nu voor het pinnen bij de Rabobank geen identiteitsbewijs vereist is. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging nu ook aan aangeefster het verhaal over een vriend met de wielklem op de mouw is gespeld.
Medeplegen
De vraag of sprake is van een voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij als relevante factoren onder andere te noemen zijn de intensiteit van de samenwerking, de uitvoering of afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.De verdachten hebben samen bewust de indruk gewekt dat [verdachte] een wielklem had. Daarna hebben zij samen met aangeefster in de auto gezeten en hebben zij samen met de pinpas van aangeefster gepind. Het handelen van beide verdachten kan dan ook niet anders worden gekenmerkt dan als een gezamenlijk optreden waarbij de verdachten willens en wetens hebben samengewerkt, welke samenwerking was gericht op de diefstal van de telefoon, de bankpas en geld van aangeefster, waarbij beide verdachten een significante en wezenlijke bijdrage aan het feit hebben geleverd.
Voor de diefstal van het geldbedrag van € 250,00 bij ING in Leidschendam om 22.19 uur ontbreekt echter bewijs nu deze pintransactie gezien het tijdstip en de locatie niet aan verdachten kan worden gerelateerd.
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het medeplegen van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Aangifte [slachtoffer 5]
heeft verklaard dat zij via Tinder in contact is gekomen met een jongen genaamd [bijnaam] . Op 4 januari 2015 heeft zij met [bijnaam] afgesproken. Vanuit Noordwijk zijn zij in de auto van [bijnaam] , een grijze Renault Clio naar Den Haag gereden. Onderweg werd [bijnaam] gebeld door een vriend die vertelde dat zijn auto was weggesleept. Tijdens dit gesprek stond de telefoon op handsfree zodat aangeefster het gesprek kon meeluisteren. [bijnaam] vertelde aan aangeefster dat deze auto op zijn naam stond en dat hij de boete zou moeten betalen. Ergens in Den Haag hebben zij de vriend van [bijnaam] opgepikt, waarna zij naar de plek waar de auto stond, zijn gereden. De auto’s zouden achter een hek staan en [bijnaam] verliet de auto om een en ander te gaan regelen. Vlak daarna kwam [bijnaam] terug met de mededeling dat er alleen gepind kon worden en dat hij geen bankpas bij zich had. Vervolgens vroeg [bijnaam] aan aangeefster of hij gebruik mocht maken van haar pinpas. Hij zou haar het geld contant teruggeven. Uiteindelijk heeft aangeefster haar pinpas en de pincode aan [bijnaam] gegeven. [bijnaam] is weer weggelopen en zij bleef achter met de vriend van [bijnaam] . Op een gegeven moment werd zij gebeld door [bijnaam] dat zij naar hem toe moest komen om hem te helpen met betalen. Aangeefster is uitgestapt en op zoek gegaan naar het autobedrijf. Dit bedrijf was echter nergens te vinden. Toen zij terugkwam bij de auto, was de auto van [bijnaam] weg. Aangeefster heeft toen direct haar rekening gecontroleerd en zij zag dat er € 500,- was afgeschreven.
Controle auto 4 januari [verdachte] en [medeverdachte 1]
Op 4 januari 2015 omstreeks 21:55 uur is door de politie een controle uitgevoerd op een Renault Clio met kenteken [kenteken 2] die zich op dat moment bevond ter hoogte van het Boogaardplein te Rijswijk. In deze auto zaten [medeverdachte 1] als bestuurder en verdachte als bijrijder.
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] hem € 300,- heeft gegeven. Dat was een geval waar ook een dame bij was. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij in de Renault Clio zat die op 4 januari 2015 is gecontroleerd door de politie.
Pintransactie
De pintransactie die door [medeverdachte 1] is uitgevoerd met de pinpas van [slachtoffer 5] heeft plaatsgevonden op 4 januari 2015 om 21:16 uur te Den Haag.De beelden van deze transactie zijn door de politie uitgekeken en daarop is te zien dat [medeverdachte 1] om 21:17 uur een transactie verricht.
Medeplegen
Bezien in het reeds hierboven onder feit 2 en 3 geschetste juridische kader inzake medeplegen, acht de rechtbank op grond van het volgende wettig en overtuigend bewezen dat in het onderhavige geval sprake is van medeplegen. De verdachten hebben samen bewust de indruk gewekt dat een auto was weggesleept, terwijl zij samen met [slachtoffer 5] in de auto zaten. Vervolgens zijn de verdachten vlak nadat er door [medeverdachte 1] een bedrag van € 500,- met de pinpas van [slachtoffer 5] was gepind, samen aangehouden en gecontroleerd in de Renault Clio. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte ook tijdens het pinnen aanwezig is geweest.
Dit handelen van beide verdachten kan dan ook niet anders worden gekenmerkt dan als een gezamenlijk optreden waarbij de verdachten willens en wetens hebben samengewerkt, welke samenwerking was gericht op de diefstal van geld van [slachtoffer 5] , waarbij beide verdachten een significante en wezenlijke bijdrage aan het feit hebben geleverd en daarvan hebben geprofiteerd.
Het door verdachte ter zitting vertelde verhaal, dat hij € 300,- van [medeverdachte 1] heeft gekregen om het takelbedrijf te betalen dat de auto van verdachte, die zelf geen rijbewijs heeft, heeft weggesleept, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden en wordt daarom niet door de rechtbank gevolgd.
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het medeplegen van de onder feit 7 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Feit 9 – Voorhanden hebben vuurwapen
Aantreffen vuurwapen
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 3] te Leidschendam is achter een van de plinten in de keuken een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen met daarin vijf patronen.Onderzoek van de politie heeft uitgewezen dat het gaat om een pistool, merk FEG (Feoyver-es Gepgyar), model 37 M, kaliber .380 auto (9mm x 17), een vuurwapen categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. De munitie betrof een vijftal volmantel kogelpatronen, merk NNY (Pvri Partizan), kaliber .380 auto (9 mm x 17).
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het in de woning aan de [adres 3] te Leidschendam aangetroffen vuurwapen van hem is.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder feit 9 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie wettig en overtuigend bewezen.
Feit 10 – [slachtoffer 7]
Aangifte [slachtoffer 7]
heeft verklaard dat zij op Badoo een jongen genaamd [Profielnaam 3] heeft leren kennen. Zij heeft [Profielnaam 3] bij haar thuis ontmoet. Ze hebben wat gedronken, gerookt en gepraat. Hij was er rond 22:00 uur en ongeveer een kwartier later kwam zijn vriend ook langs. Aangeefster is met [Profielnaam 3] naar boven gegaan om seks te hebben. De andere jongen bleef beneden. Op een gegeven moment kwam de vriend van [Profielnaam 3] boven met de mededeling dat hij was gebeld. [Profielnaam 3] zou even met hem meegaan en daarna weer terugkomen. Aangeefster heeft [Profielnaam 3] en zijn vriend daarna echter niet meer gezien. Toen zij een kwartier tot een half uur later ook naar beneden kwam, zag ze dat haar tablet van het merk Samsung en een geldbedrag van € 10,- uit haar portemonnee weg waren. Ook zag zij dat de enveloppe waarin haar spaargeld had gezeten, een bedrag van € 900,-, leeg op een stoel lag. Deze enveloppe had eerst in de kast gelegen en aangeefster had niet tegen de jongens gezegd dat er een enveloppe met € 900,- in de kast lag. Voorts is er een roze Nokia en een grijze Samsung telefoon weggenomen.
Aantreffen vingerafdruk [verdachte]
Op 5 november 2014 zijn in de woning van aangeefster op de enveloppe waaruit blijkens de aangifte geld is weggenomen, dactyloscopische sporen aangetroffen. Na veiligstelling van deze sporen is middels onderzoek gebleken dat deze vingerafdrukken een match vormde met de linker wijsvinger van verdachte.
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 7] kent. Hij is samen met [medeverdachte 1] bij haar thuis geweest. Verdachte is zeker een uur bij haar in huis geweest en heeft de hond uitgelaten terwijl [medeverdachte 1] en [slachtoffer 7] boven seks hadden.
Alternatief scenario
Het door verdachte ter zitting aangevoerde alternatieve scenario dat zijn vingerafdruk op de enveloppe is gekomen omdat hij de enveloppe die op tafel lag, aan de kant heeft geschoven omdat hij zijn joint wilde draaien, is onaannemelijk, nu aangeefster verklaard heeft dat de enveloppe opgeborgen lag in een kast in de woonkamer. Nu een goede verklaring voor de aanwezigheid van de vingerafdruk op de enveloppe ontbreekt en verdachte alleen in de woonkamer is geweest kort voordat aangeefster geconstateerd heeft dat haar spaargeld en andere goederen zijn weggenomen uit de woonkamer, concludeert de rechtbank dat verdachte degene is geweest die de enveloppe in handen heeft gehad en de inhoud daarvan heeft weggenomen, samen met de andere goederen.
Medeplegen
Bezien in het hierboven geschetste juridische kader onder feit 2 en 3 inzake medeplegen, acht de rechtbank op grond van het volgende wettig en overtuigend bewezen dat in het onderhavige geval sprake is van medeplegen. Verdachte is samen met [medeverdachte 1] in het huis van aangeefster geweest. [medeverdachte 1] is voornamelijk boven geweest bij [slachtoffer 7] en verdachte is op dat moment alleen beneden gebleven. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn samen ook weer vertrokken. Kort daarna heeft aangeefster geconcludeerd dat haar spullen weg waren. Ook dit handelen van beide verdachten kan niet anders worden gekenmerkt dan een gezamenlijk optreden waarbij de verdachten willens en wetens hebben samengewerkt, welke samenwerking was gericht op de diefstal van geld en overige goederen van aangeefster, waarbij beide verdachten een significante en wezenlijke bijdrage aan het feit hebben geleverd. [medeverdachte 1] heeft aangeefster afgeleid zodat verdachte de gelegenheid had om ongestoord de woonkamer te doorzoeken op de aanwezigheid van geld en waardevolle zaken en deze vervolgens weg te kunnen nemen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met [medeverdachte 1] , heeft schuldig gemaakt aan de diefstal zoals die is ten laste gelegd onder feit 10.
Modus operandi oplichting en diefstal
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat sprake is van dezelfde modus operandi bij een deel van de ten laste gelegde feiten. Het betreft de reeds hiervoor behandelde feiten 2 en 3 ( [slachtoffer 3] ) en feit 7 ( [slachtoffer 5] ) en de hierna te behandelen feiten 11 en 12 ( [slachtoffer 8] ) en de feiten 13 en 14 ( [slachtoffer 9] ). Ook feit 15 ( [slachtoffer 10] ) kent een aantal sterke gelijkenissen met deze modus operandi. Via een datingsite (Tinder of Badoo) wordt contact gelegd met vrouwen onder de naam [bijnaam] . Na enige tijd te hebben gechat, wordt een afspraakje gemaakt. Vervolgens wordt de betreffende dame opgehaald door [bijnaam] . Dan wordt [bijnaam] gebeld door een vriend die een wielklem heeft of wiens auto is weggesleept, waarbij de telefoon in een aantal gevallen op de speaker staat, zodat de betrokken dame het gesprek kan horen. Eerst wordt de betreffende vriend opgepikt alvorens ze doorrijden naar de plaats waar ofwel de weggesleepte auto ofwel de auto met de wielklem staat. De auto waarin zij zitten wordt in de buurt daarvan geparkeerd, maar steeds niet dusdanig dichtbij dat de betreffende auto of het betreffende wegsleepbedrijf in zicht is. Er kan alleen met een pinpas betaald worden, maar [bijnaam] heeft zijn pinpas niet bij zich, of hij heeft alleen contant geld bij zich. Er wordt vervolgens een beroep op de dame in kwestie gedaan met de vraag of [bijnaam] met de pinpas van de dame mag betalen. Zij hoeft zich geen zorgen te maken, zij krijgt het geld immers terug. De dame gaat akkoord en geeft haar pinpas met bijbehorende pincode af. [bijnaam] verlaat vervolgens de auto om de betaling te verrichten terwijl de dame in de auto wacht met de betreffende vriend. Op een bepaald moment wordt de dame gevraagd om naar [bijnaam] toe te gaan, omdat haar assistentie nodig is bij het betalen. Wanneer de dame de auto heeft verlaten, een stukje heeft gelopen en erachter komt dat er niets is om naar toe te lopen, keert zij terug naar de auto. De auto, [bijnaam] en vriend zijn vervolgens verdwenen. Uit het bovenstaande blijkt een duidelijk en specifiek patroon van handelen met karakteristieke onderdelen.
Tapgesprek [medeverdachte 1] over werkwijze
De rechtbank wordt in haar overtuiging dat sprake is van een vaste modus operandi gesterkt door een zich in het dossier bevindend uitgeluisterd telefoongesprek dat heeft plaatsgevonden op 19 januari 2015 tussen [medeverdachte 1] en zijn vriendin. In dit gesprek legt [medeverdachte 1] uit hoe datgene wat hij doet in zijn werk gaat. Zo zegt hij ‘Ik spot met al die kanker bitches. Ik app met die wijven. Ze kennen mij niet, ik ken hun niet. Ik verkoop ze een paar mooie babbeltjes en hun vinden mij blijkbaar leuk. Kijk, als ik op een afstand geld kan regelen, dan doe ik dat. En dat kan ik goed, dat weet ik dat ik dat kan en het kan heel makkelijk.’ Later in het gesprek zegt [medeverdachte 1] ‘Dus wat ik doe, ik pak mijn app telefoon. Ik ga een beetje van die domme bitches, een beetje mee praten dit en dat. Er was er eentje bij die wou achtduizend euro betalen. (…) Zie je mij vandaag ja, regel ik effetjes snel geld.’ en ‘Als ik wil ja, dan pak ik binnen een dag weet ik veel hoeveel euro. Geen enkel probleem. Door een beetje te appen en een beetje leuk doen.’ Verderop in het gesprek zegt [medeverdachte 1] ‘Ik date met hun. (…) Helemaal stapel verliefd maken.’ en ‘Ik ga niet werken voor vijftien honderd euro wat ik ook kan verdienen in één minuut. Ga ik niet doen.’
Schakelbewijs
Bij schakelbewijs wordt voor het bewijs van een ten laste gelegd feit gebruik gemaakt van bewijs dat de verdachte een ander, soortgelijk feit heeft begaan. Bij het gebruik van schakelbewijs is de modus operandi bij het bewezenverklaarde feit (vrijwel) identiek aan die bij het soortgelijke feit. De Hoge Raad gaat over het algemeen akkoord met bewijsconstructies met schakelbewijs, zolang daaruit een gelijksoortige modus operandi volgt ten aanzien van soortgelijke delicten. Criteria die de Hoge Raad hanteert zijn a) dat de wijze waarop het ene feit is begaan, soortgelijk is aan de wijze waarop het andere feit is begaan, waarbij zij opgemerkt dat sprake moet zijn geweest van een werkwijze die op essentiële punten overeenkomt met het bewezenverklaarde feit, waarbij de materiële gedraging en niet de kwalificatie van de feiten hierin doorslaggevend is en b) dat het duidelijk is dat verdachte bij beide feiten betrokken is geweest, waarbij zij opgemerkt dat de betrokkenheid van verdachte niet slechts uit de modus operandi mag blijken. De rechtbank is van oordeel dat bij de nog te bespreken feiten het gebruik van schakelbewijs bijdraagt aan de bewezenverklaring van die feiten, aangezien ook bij die feiten voormelde modus operandi is toegepast door verdachten.
Feiten 11 en 12 – [slachtoffer 8]
Aangifte [slachtoffer 8]
heeft op 21 december 2014 afgesproken met [bijnaam] , die zij heeft leren kennen via Tinder. [bijnaam] heeft haar thuis opgehaald en onderweg werd hij gebeld door een vriend die vertelde dat een auto die nog op naam van [bijnaam] stond in beslag genomen was en die aan [bijnaam] vroeg of hij kon komen helpen. Zij hebben deze vriend in Den Haag opgehaald. Aangekomen bij een parkeerplaats vroeg [bijnaam] aan aangeefster of zij met de pin een bedrag van €300,- wilde voorschieten omdat er alleen met pin kon worden betaald. Hij zou het geld cash aan haar teruggeven en toonde aangeefster een flink bedrag contant geld dat hij in zijn broekzak had. [bijnaam] zei aangeefster dat zij in de auto kon blijven zitten en vroeg aan aangeefster haar pinpas en de pincode. Deze heeft zij uiteindelijk aan [bijnaam] meegegeven. De vriend van [bijnaam] en aangeefster bleven achter in de auto. Op een gegeven moment, na wat heen en weer gebel, vroeg [bijnaam] aan de vriend of zij naar hem toe konden lopen. [bijnaam] stond op hen te wachten. Zij liepen daar samen naartoe en op een gegeven moment was de vriend ineens verdwenen. Ook [bijnaam] was nergens meer te bekennen. Aangeefster heeft [bijnaam] nog een aantal keer gebeld maar zij heeft hem niet meer terug gezien. Aangeefster heeft direct haar rekening gecontroleerd, er bleek een bedrag van € 1.750,- te zijn afgeschreven.
Aangeefster heeft de vriend van [bijnaam] omschreven als Noord Afrikaans, 30-35 jaar oud, 180-185 cm lang, zwart krullend haar, een zwart hoedje en een Brabants accent.
Hoedje
Op (een van) de Facebookaccount(s) van verdachte is een persoon te zien met een zwarte hoed.Verdachteheeft verklaard dat hij de persoon op die foto is.
Pintransacties
Uit het transactieoverzicht van aangeefster is gebleken dat op 21 december 2014 - onder andere - om 22:45 uur een geldbedrag van € 500,- is opgenomen bij ‘Pierre De Jonge Recr te Breda’.
Van deze pintransactie zijn de camerabeelden opgevraagd. Op deze beelden is te zien dat tussen 22:43 en 22:45 uur een transactie plaatsvindt met een klant. De klant is een blanke man en draagt een jas met een bontkraag en een zwarte baseballpet met een wit ‘Raider-embleem’.
Herkenning [medeverdachte 1] door verbalisant
Een bij het onderzoek betrokken verbalisant heeft [medeverdachte 1] voor 100% herkend op zowel de afbeeldingen als de bewegende beelden van de pintransactie op 21 december 2014 bij Pierre de Jong Casino’s. Ook heeft deze verbalisant het zwarte petje dat werd gedragen tijdens de transactie herkend als eenzelfde petje dat is aangetroffen bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres 3] te Leidschendam. In de periode voor zijn aanhouding verbleef [medeverdachte 1] regelmatig in deze woning.Tot slot heeft de verbalisant geconstateerd dat de jas die gedragen werd tijdens de transactie dezelfde is als die op de beelden van de pintransactie op 6 december 2014 bij het Holland Casino in Scheveningen.
Sms-berichten op aangetroffen SIM-kaarten
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres 3] te Leidschendam is een aantal SIM-kaarten in beslag genomen. Deze kaarten zijn uitgelezen. Op één van deze SIM-kaarten, de kaart met het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 1] is het volgende bericht ontvangen: ‘ [medeverdachte 1] batterij is bijna leeg! Ben over half uurtje thuis. Xxx Mama’.
Tot slot is de SIM-kaart van het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 2] aangetroffen met daarop een contactenlijst met onder andere het contact ‘ [slachtoffer 8] ’ met telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 3] . Het nummer van [slachtoffer 8] is 06- [Telefoonnummer 3] .[slachtoffer 8] heeft verklaard dat zij op het nummer 06- [Telefoonnummer 2] contact onderhield met [bijnaam] .
Tussenconclusie betrokkenheid [medeverdachte 1] en verdachte
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 1] de persoon is geweest die zich voor [bijnaam] heeft uitgegeven. Zoals hiervoor overwogen maakt [medeverdachte 1] regelmatig gebruik van de naam [bijnaam] , is een SIM-kaart (06- [Telefoonnummer 2] ) met daarop de voornaam en het telefoonnummer van [slachtoffer 8] in de woning waarin [medeverdachte 1] regelmatig verbleef aangetroffen en staat de voornaam van [medeverdachte 1] in een ontvangen bericht op dezelfde SIM-kaart. [slachtoffer 8] heeft bovendien contact gehad met [bijnaam] via voornoemd telefoonnummer. Geconcludeerd kan worden dat [medeverdachte 1] de gebruiker van het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 2] . Verder wordt [medeverdachte 1] herkend op een foto van een pintransactie heeft gepleegd met de pinpas van aangeefster. De rechtbank acht deze herkenning betrouwbaar nu de persoon op de beelden eenzelfde jas draagt als [medeverdachte 1] droeg op 6 december 2014 en een petje droeg dat in de woning is aangetroffen waarin [medeverdachte 1] regelmatig verbleef. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt doordat de pintransacties hebben plaatsgevonden zeer kort na het afgeven van haar pinpas door [slachtoffer 8] . Zij heeft immers verklaard dat zij direct haar rekening heeft gecontroleerd en dat toen al bedragen waren afgeschreven.
Voorts stelt de rechtbank op grond van het signalement zoals dit is gegeven door aangeefster, alsmede door de hierboven beschreven modus operandi van de verdachten, ook toegepast bij dit feit, vast dat de vriend in nood die is opgehaald in Den Haag, verdachte is geweest. De rechtbank laat hierin meewegen dat de vriend volgens dat signalement Noord-Afrikaans is, 30 – 35 jaar oud is en een Brabants accent heeft. Verdachte voldoet aan deze drie kenmerken. Bovendien droeg deze persoon een zwart hoedje. Verdachte draagt wel eens zo’n hoedje nu hij ter zitting heeft verklaard dat de facebook-foto, waarop hij te zien is met een zwart hoedje, van hem is. Dat [slachtoffer 8] de lengte van verdachte niet goed inschat, doet daar niet aan af, te meer nu het donker was ten tijde van de ontmoeting en zijzelf, verdachte en [medeverdachte 1] het grootste deel van de ontmoeting zittend in de auto hebben doorgebracht. Ten slotte laat de rechtbank nog meewegen dat de modus operandi vrijwel identiek is aan die van andere zaken waarbij verdachte samen met [medeverdachte 1] betrokken geweest is.
Samenweefsel van verdichtsels
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels. Uit vaste jurisprudentie volgt dat voor het aannemen van een samenweefsel van verdichtsels een opeenstapeling van leugens voldoende is, waarbij het aankomt op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer.
In het onderhavige geval werd [medeverdachte 1] gebeld terwijl hij in de auto zat met aangeefster dat een auto die nog op naam stond van [bijnaam] in beslag was genomen. Even later is de betreffende vriend in nood, verdachte, in de auto gestapt. Vervolgens heeft Maessen een contant geldbedrag getoond als bewijs van zijn coöperatieve houding, waarmee hij aangeefster tevens direct heeft gewezen op de overmachtsituatie waarmee ook hij zich geconfronteerd zag nu enkel door een pinbetaling kon worden betaald. Om deze redenen heeft [medeverdachte 1] aangeefster om haar pas en code gevraagd en ook om deze redenen is aangeefster tot afgifte van die goederen overgegaan. Vervolgens is op gepaste afstand van de bestemming geparkeerd, waardoor aangeefster op een bepaald moment de auto heeft moeten verlaten om [medeverdachte 1] te gaan helpen. Het telefoontje over de in beslag genomen auto, het instappen van de betreffende vriend, het om hulp vragen van aangeefster omdat [medeverdachte 1] alleen contant geld had, het rijden naar de betreffende plek, het heen en weer bellen tussen de verdachten, het tonen van contant geld en de belofte het geld zo snel mogelijk terug te geven aan aangeefster, kort samengevat, de terugkerende modus operandi van verdachten, vormen naar het oordeel van de rechtbank een samenweefsel van verdichtsels. Dit samenweefsel heeft aangeefster ertoe bewogen haar pas en pincode af te geven. Dat het door de verdachten vertelde verhaal daadwerkelijk uit leugens bestond, blijkt niet alleen uit de zojuist besproken modus operandi maar ook uit het feit dat aangeefster nooit een in beslag genomen auto heeft gezien en op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat er toen echt sprake is geweest van een inbeslaggenomen auto. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat in het algemeen de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid met zich brengt dat iemand bij een eerste ontmoeting met twee tot dan toe relatief onbekende jongens niet snel overgaat tot afgifte van een pinpas en bijbehorende pincode, is de rechtbank eveneens van oordeel dat de verdachten op een dusdanig bewuste en geraffineerde wijze een - leugenachtige - setting hebben gecreëerd waarin aangeefster het idee had dat [medeverdachte 1] en zij gevoelens voor elkaar hadden dat het aangeefster niet aan te rekenen valt dat zij is overgegaan tot afgifte van pinpas en pincode.
Medeplegen
Bezien in het hierboven onder feit 2 en 3 geschetste juridische kader inzake medeplegen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat ten aanzien van feit 13 en 14 sprake is van medeplegen, hetgeen blijkt uit het feit dat [medeverdachte 1] en [verdachte] samen bij [slachtoffer 8] in de auto hebben gezeten en door de onderlinge rolverdeling beiden een essentiële bijdrage hebben geleverd aan de oplichting van [slachtoffer 8] .
Ten aanzien van de gekwalificeerde diefstal acht de rechtbank relevant dat op de SIM-kaart (06- [Telefoonnummer 2] ) die in de woning aan de [adres 3] in Leidschendam is aangetroffen, en welk telefoonnummer aan [medeverdachte 1] kan worden toegeschreven, twee ontvangen berichten staan. Het eerste bericht luidt ‘Ze kan 1500 in de min’, het tweede bericht ‘Kom we weten de code’. Deze berichten zijn respectievelijk 13 minuten en 5 minuten voordat de eerste afschrijving plaatsvond van de rekening van [slachtoffer 8] ontvangen.Gezien het moment van verzenden en de inhoud van de berichten, moet het verdachte zijn geweest die deze berichten heeft verstuurd. [medeverdachte 1] is herkend op beelden van één van de pintransacties. Dit maakt dat er tussen verdachte en [medeverdachte 1] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het wegnemen van geld van de rekening van aangeefster.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting (feit 11 primair) en de gekwalificeerde diefstal in vereniging (feit 12).
Feit 13 – [slachtoffer 9]
Aangifte [slachtoffer 9]
heeft aangifte gedaan. Zij had een jongen genaamd [bijnaam] [Profielnaam 4] leren kennen via Tinder. Op 12 januari 2015 had zij met hem afgesproken. Onderweg, in de auto, werd [bijnaam] gebeld door een vriend met het verhaal dat zijn auto was weggesleept en dat hij geen pinpas bij zich had. De vriend vroeg aan [bijnaam] of hij een pas voor hem had om € 15,- administratiekosten te kunnen betalen. [bijnaam] gaf aan dat hij geen pinpas bij zich had. Ondertussen reden zij naar deze vriend toe om te vragen wat er precies aan de hand was. [bijnaam] heeft aangeefster vervolgens thuis afgezet. De volgende dag heeft [bijnaam] aangeefster opgehaald van school, de vriend was er ook bij. Met z’n drieën zijn ze naar Zoetermeer gereden om de auto van de vriend op te halen bij het takelbedrijf waar de auto zou staan. Op een gegeven moment vroeg [bijnaam] aan aangeefster of hij haar pinpas mocht lenen, want hij had zijn eigen pinpas niet kunnen vinden. Aangeefster gaf aan dat zij dat liever niet wilde. Min of meer smekend vroeg [bijnaam] haar om hem toch te helpen, want anders zou er een bedrag van € 250,- bovenop komen. Het enige dat aangeefster hoefde te doen was een bedrag van € 15,- pinnen voor de administratiekosten. Aangekomen bij het takelbedrijf vroeg [bijnaam] of aangeefster met de vriend in de auto wilde blijven, omdat hij bang was dat de vriend anders alles kort en klein zou slaan. [bijnaam] is met de pinpas van aangeefster uitgestapt. Aangeefster heeft ongeveer een uur gewacht, terwijl er ondertussen wat heen en weer gebeld werd omdat er gezeur was met de pinpas. Op een gegeven moment moest aangeefster naar het takelbedrijf toekomen om zich te legitimeren. Aangeefster is uit de auto gestapt en is naar het takelbedrijf toegelopen. Toen zij aankwam zag zij [bijnaam] nergens en ook nam hij zijn telefoon niet meer op. Aangeefster is teruggelopen naar de plek waar de auto stond, echter de auto en de vriend van [bijnaam] waren weg. Direct heeft zij ingelogd op haar bankrekening en zij zag dat er vijf transacties waren gedaan door iemand anders dan zijzelf. In totaal was er voor € 8.265,88,- geld opgenomen of overgeschreven zonder toestemming. Aangeefster heeft de telefoonnummers 06- [Telefoonnummer 4] en 06- [Telefoonnummer 5] van [bijnaam].
Telefoonnummer [bijnaam]
Het telefoonnummer dat aangeefster [slachtoffer 9] van [bijnaam] had, 06- [Telefoonnummer 5] komt overeen met het nummer van verdachte dat aangeefsters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben opgegeven.
Fotoconfrontatie
[slachtoffer 9] heeft [medeverdachte 1] herkend als de [bijnaam] met wie zij had afgesproken. Verdachte is door aangeefster geïdentificeerd als de vriend van [bijnaam].
Tap werkwijze [medeverdachte 1]
Zoals eerder omschreven bevindt zich in het dossier een uitgeluisterd telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn vriendin. In dit gesprek, dat enkele dagen na het voorval met aangeefster plaatsvindt, zegt [medeverdachte 1] op een bepaald moment tegen [betrokkene 2] ‘Ik spot met al die kanker bitches. Ik app met die wijven. Ze kennen mij niet, ik ken hun niet. Ik verkoop ze een paar mooie babbeltjes en hun vinden mij blijkbaar leuk. Kijk, als ik op een afstand geld kan regelen, dan doe ik dat. (…) Dat heb ik jou nooit verteld over die meisje die laatst achtduizend had gestort’ en ‘Er was er eentje bij die wou achtduizend euro overmaken ik zeg ish goed’.
Sms-berichten op aangetroffen SIM-kaarten
Op de reeds eerder aangehaalde SIM-kaart, behorende bij het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 2] , welk nummer in gebruik was bij [medeverdachte 1] , is in de contactenlijst onder andere het contact ‘ [slachtoffer 9] ’ met telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 6] aangetroffen. Dit zijn de voornaam en het telefoonnummer van [slachtoffer 9] .
Betrokkenheid [medeverdachte 1] en verdachte
De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1] de persoon is die zich als [bijnaam] heeft uitgegeven. Hiertoe overweegt zij dat [medeverdachte 1] vaker de naam [bijnaam] gebruikt, de voornaam en het telefoonnummer van aangeefster opgeslagen zijn op een SIM-kaart die aan [medeverdachte 1] kan worden toegeschreven en de modus operandi vrijwel identiek is aan die van andere zaken waarbij [medeverdachte 1] betrokken was. Bovendien vertelt [medeverdachte 1] in een getapt telefoongesprek met zijn vriendin over de afgifte van een bedrag van € 8.000,-, het bedrag dat in onderhavige zaak van de bankrekening van aangeefster is afgeschreven.
De rechtbank overweegt dat het door aangeefster [slachtoffer 9] in haar aangifte gegeven signalement van de vriend (bruin getinte jongen, 32 jaar, zwart half lang haar, baardje en bruine ogen) past bij verdachte.Dat aangeefster in haar verhoor bij de rechter-commissaris, meer dan een half jaar na dato, de lengte van de persoon heeft geschat op 185 cm doet hieraan niets af, nu de persoon en aangeefster de ontmoeting hoofdzakelijk (zittend) in de auto hebben doorgebracht. Verder wordt verdachte door aangeefster herkend in een enkelvoudige foto-confrontatie, hetgeen -hoewel een dergelijke enkelvoudige fotocontrontatie beperkte bewijswaarde heeft- wel bijdraagt aan het bewijs dat verdachte de in de aangifte genoemde vriend is. De enkele omstandigheid dat deze confrontatie drie maanden na dato heeft plaatsgevonden maakt deze nog per definitie onbetrouwbaar. Bovendien is de modus operandi vrijwel identiek aan die in andere zaken waarbij verdachte betrokken geweest is. Gezien het voorgaande neemt de rechtbank aan dat verdachte de vriend is, waarover aangeefster heeft verklaard.
Samenweefsel van verdichtsels
Onder verwijzing naar het bij de bespreking van de feiten 11 en 12 overwogene inzake het samenweefsel van verdichtsels, is de rechtbank in het onderhavige geval eveneens van oordeel dat sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
Medeplegen
Bezien in het hierboven geschetste juridische kader inzake medeplegen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat ten aanzien van feit 13 primair sprake is van medeplegen. Verdachte heeft door zijn aandeel en aanwezigheid de betrouwbaarheid van het verhaal van de weggesleepte auto versterkt, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank moet worden gezien als een substantiële bijdrage aan de oplichting.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien met de hierboven opgenomen overwegingen ten aanzien van de modus operandi, het onder feit 13 primair gelegde medeplegen van oplichting wettig en overtuigend bewezen.
Aangifte [slachtoffer 10]
heeft verklaard dat zij in januari 2015 via Tinder kennis had gemaakt met een jongen genaamd [bijnaam] . Ze hebben wat gechat en gebeld. [bijnaam] stelde vragen die je normaal niet direct aan iemand stelt, bijvoorbeeld over financiën. [bijnaam] wisselde steeds van telefoonnummer. Op 18 januari 2015 appte [bijnaam] naar aangeefster dat hij op de snelweg stond zonder benzine en dat hij iemand zocht met een ING-pas. Toen aangeefster niet direct reageerde, belde [bijnaam] bijna in paniek op. Hij sprak met een zachte G. Kort daarna appte [bijnaam] weer en vroeg om hulp. Hij zei dat een vriend van hem in de buurt van aangeefster woonde en uiteindelijk heeft aangeefster ermee ingestemd om [bijnaam] te helpen. [bijnaam] vroeg om € 50,-. Aangeefster is gaan pinnen. Uit het bij de aangifte gevoegde afschrift blijkt dat de pinopname heeft plaatsgevonden om 15.44 uur. Aangeefster heeft het geld aan de vriend van [bijnaam] gegeven. Aangeefster vond dat de vriend van [bijnaam] te amicaal was tegen haar zoontje, dat bij haar was. Om 15:44 uur heeft [bijnaam] haar een WhatsApp bericht gestuurd ‘Hij is er’ en om 15:51 uur heeft [bijnaam] een bericht gestuurd of het gelukt is, waarop aangeefster antwoordt dat het gelukt is. [bijnaam] zou het geld die zelfde dag nog terugbrengen. Dat heeft [bijnaam] niet gedaan. Zij hebben nog eenmaal gebeld en [bijnaam] heeft aangeefster via Snapchat nog een filmpje gestuurd. [slachtoffer 10] heeft screenshots van de profielfoto’s van verdachte, van hun WhatsAppgesprek en van het Snapchatfilmpje aan haar proces-verbaal van aangifte laten hechten.
Tap werkwijze [medeverdachte 1]
Zoals eerder omschreven bevindt zich in het dossier een uitgeluisterd telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn vriendin. In dit gesprek zegt [medeverdachte 1] op een bepaald moment ‘Ik spot met al die kanker bitches. Ik app met die wijven. Ze kennen mij niet, ik ken hun niet. Ik verkoop ze een paar mooie babbeltjes en hun vinden mij blijkbaar leuk. Kijk, als ik op een afstand geld kan regelen, dan doe ik dat. (…) Snap je, net toch ook. Die vijftig euro die ik had geregeld ja… Ik had er even snel eentje aangesproken dit dat, ik had een beetje lief gedaan’. Dit gesprek heeft plaatsgevonden in de avond dan wel nacht nadat [slachtoffer 10] € 50,- heeft gepind voor verdachte.
Tapgesprek [medeverdachte 1] – verdachte
Op 18 januari 2015 om 15:42:57 uur vindt een gesprek plaats tussen de gebruiker van telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 7] en de gebruiker van telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 8] . Vastgesteld is dat [medeverdachte 1] het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 7] in gebruik heeft.Het andere telefoonnummer is het telefoonnummer van [medeverdachte 2] , maar verdachte, die op dat moment niet de beschikking had over een eigen telefoon, maakte ook gebruik van dit telefoonnummer. De politie herkent de stem van verdachte.[medeverdachte 1] zegt tegen verdachte ‘Ik rij nu die straat in’ (…) ‘ze is gaan pinnen’. ‘Ik heb haar geappt, blijf aan de lijn.’ Verdachte zegt ‘Ik sta gewoon voor de deur bij haar he’ en ‘Oh daar staat die meisje, ja ze staat daar man, met die kleine man’. Vervolgens is te horen dat verdachte een vrouw aanspreekt, en zegt ‘Is die boefie van jou?’, ‘Wat een mooi menneke..’ en ‘Doe maar high five’.
Sms-berichten op aangetroffen SIM-kaarten
Op de reeds eerder aangehaalde SIM-kaart, behorende bij het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 2] , welk nummer in gebruik was bij [medeverdachte 1] , is in de contactenlijst onder andere het contact ‘ [slachtoffer 10] Voorburg’ met nummer 06- [Telefoonnummer 9] aangetroffen. Dit zijn de voornaam en het telefoonnummer van [slachtoffer 10] .
Betrokkenheid [medeverdachte 1] en verdachte
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte en [medeverdachte 1] betrokken zijn bij de tenlastegelegde feiten, acht de rechtbank het volgende van belang: de WhatsAppconversatie met tijdstippen tussen aangeefster en [bijnaam] , het feit dat [medeverdachte 1] in andere zaken de naam [bijnaam] gebruikt heeft, het tijdstip waarop aangeefster € 50,- heeft opgenomen, het tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte en de exact overeenkomende tijdstippen, het deel van het getapte gesprek tussen een vrouw, haar kind en verdachte, dat als amicaal wordt aangemerkt, het tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn vriendin waarin [medeverdachte 1] verklaart zojuist € 50,- geregeld te hebben, en het aangetroffen nummer van [slachtoffer 10] op de SIM-kaart met telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 2] van [medeverdachte 1] , alsmede de grote gelijkenis met de eerder besproken modus operandi in andere zaken. Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de persoon is die zich voor [bijnaam] uitgeeft en verdachte de vriend is die het geld heeft opgehaald. Dat aangeefster verklaard heeft dat de persoon die het geld heeft opgehaald een gouden tand heeft, maakt het voorgaande niet anders nu er slechts sprake is geweest van een korte ontmoeting.
Samenweefsel van verdichtsels
Gelet op het bij de bespreking van de feiten 11 en 12 overwogene inzake het samenweefsel van verdichtsels, is de rechtbank in het onderhavige geval eveneens van oordeel dat sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
Medeplegen
Tussen [medeverdachte 1] en verdachte is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij [medeverdachte 1] aangeefster heeft bewogen het geld af te geven en verdachte dit geld in ontvangst genomen heeft.
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting.
De rechtbank is op basis van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen, alsmede de overwegingen inzake de modus operandi, het schakelbewijs en het medeplegen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de feiten zoals deze zijn ten laste gelegd onder 1, 2, 3, 7, 9, 10, 11 primair, 12, 13 primair en 15.