ECLI:NL:RBDHA:2015:11142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
25 september 2015
Zaaknummer
09/807165-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting via datingsite met gebruik van valse voorwendselen en diefstal van bankpassen en geldbedragen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten van oplichting, diefstal en verduistering. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het oplichten van verschillende vrouwen via de datingsite Tinder. De modus operandi bestond uit het zich voordoen als een aantrekkelijke man, waarna hij de slachtoffers overtuigde om hun bankpas en pincode af te geven onder valse voorwendselen, zoals het betalen van administratiekosten of het helpen van een vriend wiens auto was weggesleept. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verschillende gevallen samen met een medeverdachte handelde, waarbij zij gebruik maakten van een samenweefsel van verdichtsels om de slachtoffers te misleiden. De rechtbank heeft de verdachte in totaal schuldig bevonden aan 15 feiten, waaronder diefstal door twee of meer verenigde personen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/807165-15
Datum uitspraak: 25 september 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, locatie Zoetermeer,
te Zoetermeer.

1.Het onderzoek ter terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 30 april 2015 (pro forma), 3 juli 2015 (pro forma) en 11 september 2015 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R. van Geloven en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[ZD 2][ZD 2B][ZD 10]
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 oktober 2014 tot en met 19 januari 2015 te 's-Gravenhage en/of Leidschendam en/of Rijnsburg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk
- een personenauto, merk Peugeot, kenteken [kenteken 1] en/of
- jas (merk Woolrich) en/of
- een personenauto, merk Renault Clio, kenteken [kenteken 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten met toestemming van de gebruiker en/of huurder, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
[ZD 5]
hij op of omstreeks 06 december 2014 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung) en/of een bankpas (Rabobank), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
[ZD 5]
hij op of omstreeks 06 december 2014 te 's-Gravenhage en/of Leidschendam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer geldautoma(a)t(en) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), te weten een geldbedrag van 250 euro en/of 1000 euro en/of 1500 euro en/of 950 euro en/of 300 euro (totaal een bedrag van 4000 euro) in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die Alsemgeest en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
4.
[ZD 6]
hij op of omstreeks 28 december 2014 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas en/of een bedrag van 50 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich op een datingsite (Tinder) voorgedaan als [bijnaam] en/of (vervolgens)
- met die [slachtoffer 4] afgesproken om samen wat te gaan eten en/of (vervolgens)
- aan die [slachtoffer 4] verklaard dat zijn auto was weggesleept en/of dat hij eerst zijn auto moest ophalen en/of
- aan die [slachtoffer 4] verklaard dat hij geen bankpas bij zich had en/of (vervolgens) haar bankpas gevraagd om 50 euro te pinnen, waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 december 2014 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een bankpas en/of een bedrag van 50 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten met toestemming, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
[ZD 6]
hij op of omstreeks 28 december 2014 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag (tot een bedrag van 690 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van een bankpas op naam van die [slachtoffer 4] en/of de (bij die bankpas behorende) pincode;
6.
[ZD 7]
hij op of omstreeks 04 januari 2015 te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas (en de daarbij behorende pincode), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het aan [slachtoffer 5] voornoemd toevoegen van de woorden (op steeds bozer wordende toon): "Geef me je bankpas" en/of "Nu je pincode anders heb je een probleem", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
7.
[ZD 7]
hij op of omstreeks 04 januari 2015 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen 500 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van de bankpas op naam van die [slachtoffer 5] en/of de (bij die bankpas behorende) pincode;
8.
[ZD 8]
hij op of omstreeks 12 januari 2015 te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (Samsung) en/of een bankpas en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
9.
[ZD 9]
hij op of omstreeks 27 januari 2015 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen, zijnde een pistool (merk FEG, model 37M) en/of (daarbij behorende) munitie van categorie III, te weten vijf, althans een of meer (volmantel) kogelpatro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
10.
[ZD 11]
hij op of omstreeks 19 oktober 2014 te Oosterhout, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 1] , heeft weggenomen 900 euro en/of 10 euro en/of een tablet (Samsung) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
11.
[ZD 12]
hij op of omstreeks 20 december 2014 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas en/of 300 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich op een datingsite (Tinder) voorgedaan als [bijnaam] en/of
- met die [slachtoffer 8] afgesproken om samen wat te gaan drinken en/of (vervolgens)
- aan die [slachtoffer 8] verklaard dat zijn auto in beslag was genomen en/of
- aan die [slachtoffer 8] verklaard dat er alleen maar met de pin betaald kon worden om de auto terug te krijgen en/of
- aan die [slachtoffer 8] verklaard dat hij geen bankpas bij zich had en/of (vervolgens)
- haar bankpas gevraagd om 300 euro te pinnen, waardoor voornoemde [slachtoffer 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 december 2014 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een bankpas en/of een bedrag van 300 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten met toestemming, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
12.
[ZD 12]
hij op of omstreeks 20 december 2014 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag (tot een bedrag van 1450 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van een bankpas op naam van die [slachtoffer 8] en/of de (bij die bankpas behorende) pincode;
13.
[ZD 13]
hij op of omstreeks 13 januari 2015 te Zoetermeer en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas en/of 15 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich op een datingsite (Tinder) voorgedaan als [bijnaam] en/of
- met die [slachtoffer 9] afgesproken uit eten te gaan en/of
- aan die [slachtoffer 9] verklaard dat een auto was weggesleept en/of
- aan die [slachtoffer 9] verklaard dat er 15 euro voor administratiekosten gepind moest worden en/of
- aan die [slachtoffer 9] verklaard dat hij geen bankpas bij zich had en/of
- ( vervolgens) haar bankpas gevraagd om 15 euro te pinnen, waardoor voornoemde [slachtoffer 9] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 januari 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een bankpas en/of een bedrag van 15 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten met toestemming, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
14.
[ZD 13]
hij op of omstreeks 13 januari 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (tot een bedrag van EUR 8.265,88), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van een bankpas op naam van die [slachtoffer 9] en/of de (bij die bankpas behorende) pincode;
15.
[ZD 14]
hij op of omstreeks 18 januari 2015 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich op een datingsite (Tinder) voorgedaan als [bijnaam] en/of (vervolgens)
- aan die [slachtoffer 10] verklaard dat hij zonder benzine langs de snelweg stond en/of
- aan die [slachtoffer 10] verklaard dat hij geen bankpas bij zich had en/of (vervolgens)
- aan die [slachtoffer 10] gevraagd om 50 euro te pinnen en/of (vervolgens)
- aan die [slachtoffer 10] gevraagd die 50 euro af te geven aan een vriend, waardoor voornoemde [slachtoffer 10] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

3.Bewijsoverwegingen.

3.1
Inleiding. [1]
In november 2014 is bij de politie een aantal aangiftes van oplichting, afdreiging, diefstal en afpersing binnengekomen, waarbij steeds sprake leek te zijn van dezelfde verdachten en dezelfde handelswijze. Hierop is een onderzoek gestart, waarbij de politie op nog een aantal soortgelijke aangiftes heeft betrokken betreffende gevallen waarin [medeverdachte 1] en [verdachte] als verdachten naar voren zijn gekomen. Op 27 januari 2015 zijn [medeverdachte 1] en verdachte aangehouden. Verdachte wordt thans verweten dat hij zich ten aanzien van elf verschillende aangeefsters heeft schuldig gemaakt aan één of meer strafbare feiten, al dan niet in vereniging gepleegd. Het betreft verdenkingen van oplichting, diefstal, verduistering, afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen.
De vraag die als eerste aan de rechtbank ter beantwoording voorligt, is of verdachte en [medeverdachte 1] de personen zijn geweest die door de verschillende aangeefsters worden omschreven. Indien het antwoord op die vraag bevestigend luidt, dient de rechtbank vervolgens een oordeel te geven over de vraag of bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een of meer strafbare feiten.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft, zoals verwoord in haar schriftelijk requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen verklaart dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan alle (primair) ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich, zoals verwoord in zijn schriftelijke pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van feit 9. De raadsman komt hiertoe nu voor deze ten laste gelegde feiten onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Ten aanzien van feit 9 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging.
3.4.1
Vrijspraak inzake feiten 4, 5, 6, 8 en 14.
Feit 4 en 5 – [slachtoffer 4]
Aangaande feit 4 overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van [slachtoffer 4] zoals zij deze heeft afgelegd bij de rechter-commissaris niet is gebleken dat zij tot afgifte van haar pas en € 50,- is overgegaan door een van de ten laste gelegde oplichtingsvormen. [slachtoffer 4] heeft daarentegen verklaard dat zij door de dwingende sfeer die in de auto hing is bewogen tot afgifte van haar pas en geld. Gelet hierop komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde oplichting. Nu de pinpas niet vrijwillig is afgegeven, kan dit evenmin leiden tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde verduistering, omdat medeverdachte de bankpas aldus niet rechtmatig onder zich had. Verdachte wordt derhalve reeds op deze grond van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken.
Inzake feit 5 (diefstal) is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om vast te stellen dat verdachte bij dit feit betrokken is geweest.
Feit 6 - [slachtoffer 5]
Hoewel de zich in het dossier bevindende aangifte een aanwijzing is voor betrokkenheid van verdachte bij de aan hem onder 6 ten laste gelegde afdreiging, biedt het dossier verder geen ondersteuning voor de verklaring van aangeefster. Derhalve kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld wat zich heeft afgespeeld in de auto waarin verdachte en aangeefster [slachtoffer 5] zich bevonden, zodat de rechtbank verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs van dit feit zal vrijspreken.
Feit 8 – [slachtoffer 6]
Ten aanzien van feit 8 overweegt de rechtbank dat uit de aangifte van [slachtoffer 6] is gebleken dat zij in eerste instantie vrijwillig haar telefoon heeft meegegeven aan de vriend van verdachte. Dit brengt met zich dat geen sprake is van wegnemingshandelingen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het rijbewijs en de pas, die in het hoesje van de telefoon zaten. Derhalve dient ook voor dit feit vrijspraak te volgen.
Feit 14 – [slachtoffer 9]
De rechtbank is van oordeel dat niet vast is komen te staan of en zo ja welk aandeel verdachte heeft gehad in het pinnen met de pinpas van [slachtoffer 9] , zodat ook ten aanzien van dit feit vrijspraak dient te volgen.
3.4.2
Bewijsmotivering
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting allereerst vast dat de persoon die zich tegenover aangeefsters op Facebook, Tinder, Badoo en WhatsApp heeft voorgedaan als [bijnaam] , [medeverdachte 1] betreft. Zij overweegt hiertoe als volgt. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de bijnaam van [medeverdachte 1] [bijnaam] is; hij noemt zich zo omdat hij gek is op een kledingmerk genaamd Philipp Plein. [2] Voorts hebben meerdere aangeefsters foto’s van verschillende profielen van Facebook, Tinder, Badoo en WhatsApp bij hun aangiftes gevoegd, op welke foto’s verdachte te zien is. Op grond hiervan stelt de rechtbank tevens vast dat waar wordt gesproken over [Profielnaam 1] , [Profielnaam 2] , [Profielnaam 3] en [Profielnaam 3] , eveneens verdachte wordt bedoeld.
Feit 1 – [slachtoffer 1] / [slachtoffer 2]
Peugeot, kenteken [kenteken 1]De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat de betreffende Peugeot is verduisterd door verdachte. In het dossier bevindt zich de aangifte van [slachtoffer 1] die heeft verklaard dat verdachte samen met [medeverdachte 1] gebruik gemaakt heeft van de Peugeot. Verdachte heeft dit feit ontkend. De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn nu deze haaks op de verklaringen van [aangeefster] staan. Als gevolg hiervan dienen de verklaringen van [slachtoffer 1] te worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank overweegt ten aanzien hiervan als volgt. Hoewel de verklaringen zoals die door [slachtoffer 1] zijn afgelegd op onderdelen verschillen van de door [aangeefster] afgelegde verklaringen, volgt daaruit niet zonder meer dat de verklaringen van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar zijn en derhalve van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De verklaringen zijn namelijk op hoofdlijnen en wezenlijke onderdelen consistent en vinden steun in overige objectieve bewijsmiddelen. Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard over een wapen bij [verdachte] , waarna bij [verdachte] een wapen is aangetroffen. De rechtbank gaat dan ook bij de waardering van het bewijs uit van de verklaringen van [slachtoffer 1] .
Het gegeven dat de Peugeot in de tenlastegelegde periode twee keer wegens een snelheidsovertreding geflitst is op de Van Alkemadelaan, op circa 1,2 kilometer afstand van de woning van de zus van verdachte aan de [adres 2] , is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte de gebruiker van de Peugeot is geweest. Op de foto’s is immers niet te zien wie de Peugeot bestuurt en ook verder is niet vastgesteld wie de bestuurder respectievelijk gebruiker van de auto is geweest. Verder is de afstand tussen [adres 2] en de locatie van de flitser te groot om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de Peugeot afkomstig was dan wel op weg was naar de [adres 2] . Dit geldt te meer nu de Van Alkemadelaan een doorgaande weg is. De rechtbank zal verdachte derhalve van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de verduistering van de Peugeot, vrijspreken.
Renault Clio, kenteken [kenteken 2]
Inzake de Renault Clio is onvoldoende vast komen te staan dat verdachte, afgezien van zijn aanwezigheid bij het huren van de Renault en de omstandigheid dat hij als bijrijder in de Renault heeft meegereden, anderszins betrokken is geweest bij het gebruik van de Renault. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen dat verdachte gedurende een bepaalde periode als heer en meester beschikt heeft over de Renault, zodat zij verdachte ook zal vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de verduistering van de Renault.
Jas Woolrich
Aangifte [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij via Tinder een jongen genaamd ‘ [medeverdachte 1] ’ heeft leren kennen. Op 26 september 2014 heeft zij hem voor het eerst ontmoet. Ook heeft zij toen kennis gemaakt met een vriend van [medeverdachte 1] , genaamd [betrokkene 1] , een Marokkaanse jongen die met een zachte G sprak. Aangeefster heeft een aantal keer met de jongens afgesproken. Ook rond 21 oktober 2014 had aangeefster afgesproken met [betrokkene 1] bij de Ikea in Haarlem. [betrokkene 1] vroeg of hij de jas van aangeefster even mee kon nemen. Om de hoek in de buurt stond een meisje die zo’n zelfde jas wilde kopen en die de jas van aangeefster graag even wilde passen. Aangeefster heeft haar jas afgegeven aan [betrokkene 1] , op voorwaarde dat hij deze direct terug zou brengen. Het betrof een zwarte Woolrich jas. [betrokkene 1] is niet meer terug gekomen. [3] Hiervoor heeft de rechtbank reeds overwogen dat zij de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht. Ten aanzien van de uitdrukking ‘om de hoek’ overweegt zij dat zij deze uitdrukking niet dusdanig interpreteert dat Amsterdam daarmee uitgesloten wordt.
Aantreffen jas
Tijdens de doorzoeking van de woning van [zus van verdachte] , is een zwarte donzen jas van het merk Woolrich met een bruine bontkraag aangetroffen. [4]
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat aangeefster inderdaad haar jas aan hem heeft meegegeven. Verdachte heeft de jas uiteindelijk bij [zus van verdachte] , gelaten. [5]
Alternatief scenario
Het door verdachte aangevoerde alternatieve scenario dat hij de jas van aangeefster heeft gekregen omdat zij die wilde verkopen, acht de rechtbank onaannemelijk. Het alternatieve scenario laat immers onbeantwoord waarom verdachte, nu de verkoop geen doorgang meer vond, de jas niet direct heeft teruggegeven aan aangeefster en waarom de jas vervolgens bij de zus van verdachte terecht gekomen is.
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de verduistering van de jas van het merk Woolrich van aangeefster.
Feiten 2 en 3 – [slachtoffer 3]
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 3]
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 3] onbetrouwbaar en daardoor onbruikbaar zijn voor het bewijs nu, zo begrijpt de rechtbank, er verschillen zijn in de tijdstippen zoals daarover door aangeefster is verklaard en de pintransacties en nu aangeefster ongeloofwaardig heeft verklaard over de wijze waarop zij haar telefoon hanteert. Het enkele feit dat er kleine discrepanties bestaan tussen de verschillende tijdstippen maakt de verklaringen van aangeefster nog niet onbetrouwbaar nu deze op hoofdlijnen en cruciale onderdelen consistent zijn en bovendien steun vinden in overige objectieve bewijsmiddelen. De rechtbank gaat dan ook bij de waardering van het bewijs uit van de verklaringen van [slachtoffer 3] . De rechtbank ziet niet in waarom de verklaring van aangeefster over het ontbreken van een pincode op haar telefoon of het bewaren van de pincode van haar bankpas in haar telefoon, zou moeten leiden tot uitsluiting van deze verklaring.
Aangifte [slachtoffer 3]
heeft verklaard dat zij via datingsite Tinder ene [bijnaam] had leren kennen. Op 6 december 2014 heeft zij met [bijnaam] afgesproken. Toen zij in de auto zaten werd [bijnaam] gebeld door een vriend dat hij een wielklem had. De telefoon stond ten tijde van dit gesprek op de luidspreker. Ze zijn naar die vriend gereden en ze hebben de vriend opgepikt. Op een gegeven moment heeft aangeefster even de auto verlaten omdat zij in een kroeg onderweg naar de wc ging. Zij heeft haar tasje in de auto laten liggen. Toen zij ’s avonds thuiskwam en zij haar telefoon van het merk Samsung uit haar tasje wilde halen, zag zij dat deze weg was, evenals haar bankpas. Toen zij de volgende ochtend haar rekening controleerde zag zij dat er vijf bedragen waren afgeschreven van in totaal € 4000,-. De pincode van de bankpas behorende bij deze rekening, stond in de notities in de telefoon van aangeefster. Deze telefoon is niet beveiligd met een pincode. Aangeefster heeft niets meer van [bijnaam] gehoord. Zij heeft foto’s van [bijnaam] bij het proces-verbaal van haar aangifte laten voegen. [6]
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 6 december 2014 met de pas van aangeefster een bedrag van € 2.750,- heeft gepind bij Holland Casino. [7] Bij de rechter-commissaris en de politie heeft verdachte verklaard dat hij drie opnames heeft gedaan van respectievelijk € 1.500,-, € 950,- en € 300,-. Op alle foto’s van de camerabeelden van Holland Casino van de betreffende pintransacties die bij de aangifte gevoegd zijn, heeft verdachte zichzelf herkend. [8]
Overzicht banktransacties
Een overzicht van de Rabobank, overgelegd door [slachtoffer 3] , geeft blijk van de volgende banktransacties:
  • 6 december 2014 een bedrag van € 300,- gepind om 23:22 uur op de Kurhausweg te Den Haag;
  • 6 december 2014 een bedrag van € 950,- gepind om 23:20 uur NSC SCH Den Haag;
  • 6 december 2014 een bedrag van € 1.500,- gepind om 23:14 uur NSC SCH Den Haag;
  • 6 december 2014 een bedrag van € 1.000,- gepind om 22:44 uur RABO Regio Den Haag.
Alternatief scenario
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat aangeefster vrijwillig haar pas heeft afgegeven aan beide verdachten omdat zij graag wilde dat zij voor haar zouden gaan pinnen. Om bij Holland casino te kunnen pinnen was namelijk legitimatie vereist en aangeefster had haar ID-kaart niet bij zich. Nog daargelaten dat de rechtbank van oordeel is dat het door verdachte aangevoerde scenario volstrekt onaannemelijk is - immers waarom zou iemand een dergelijk bedrag door twee personen die zij nauwelijks kent laten opnemen - verklaart dit scenario niet waarom verdachten dan bij de Rabobank voor aangeefster gepind zouden hebben, nu voor het pinnen bij de Rabobank geen identiteitsbewijs vereist is. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging nu ook aan aangeefster het verhaal over een vriend met de wielklem op de mouw is gespeld.
Medeplegen
De vraag of sprake is van een voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij als relevante factoren onder andere te noemen zijn de intensiteit van de samenwerking, de uitvoering of afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. [10] De verdachten hebben samen bewust de indruk gewekt dat [verdachte] een wielklem had. Daarna hebben zij samen met aangeefster in de auto gezeten en hebben zij samen met de pinpas van aangeefster gepind. Het handelen van beide verdachten kan dan ook niet anders worden gekenmerkt dan als een gezamenlijk optreden waarbij de verdachten willens en wetens hebben samengewerkt, welke samenwerking was gericht op de diefstal van de telefoon, de bankpas en geld van aangeefster, waarbij beide verdachten een significante en wezenlijke bijdrage aan het feit hebben geleverd.
Voor de diefstal van het geldbedrag van € 250,00 bij ING in Leidschendam om 22.19 uur ontbreekt echter bewijs nu deze pintransactie gezien het tijdstip en de locatie niet aan verdachten kan worden gerelateerd.
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het medeplegen van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7 – [slachtoffer 5]
Aangifte [slachtoffer 5]
heeft verklaard dat zij via Tinder in contact is gekomen met een jongen genaamd [bijnaam] . Op 4 januari 2015 heeft zij met [bijnaam] afgesproken. Vanuit Noordwijk zijn zij in de auto van [bijnaam] , een grijze Renault Clio naar Den Haag gereden. Onderweg werd [bijnaam] gebeld door een vriend die vertelde dat zijn auto was weggesleept. Tijdens dit gesprek stond de telefoon op handsfree zodat aangeefster het gesprek kon meeluisteren. [bijnaam] vertelde aan aangeefster dat deze auto op zijn naam stond en dat hij de boete zou moeten betalen. Ergens in Den Haag hebben zij de vriend van [bijnaam] opgepikt, waarna zij naar de plek waar de auto stond, zijn gereden. De auto’s zouden achter een hek staan en [bijnaam] verliet de auto om een en ander te gaan regelen. Vlak daarna kwam [bijnaam] terug met de mededeling dat er alleen gepind kon worden en dat hij geen bankpas bij zich had. Vervolgens vroeg [bijnaam] aan aangeefster of hij gebruik mocht maken van haar pinpas. Hij zou haar het geld contant teruggeven. Uiteindelijk heeft aangeefster haar pinpas en de pincode aan [bijnaam] gegeven. [bijnaam] is weer weggelopen en zij bleef achter met de vriend van [bijnaam] . Op een gegeven moment werd zij gebeld door [bijnaam] dat zij naar hem toe moest komen om hem te helpen met betalen. Aangeefster is uitgestapt en op zoek gegaan naar het autobedrijf. Dit bedrijf was echter nergens te vinden. Toen zij terugkwam bij de auto, was de auto van [bijnaam] weg. Aangeefster heeft toen direct haar rekening gecontroleerd en zij zag dat er € 500,- was afgeschreven. [11]
Controle auto 4 januari [verdachte] en [medeverdachte 1]
Op 4 januari 2015 omstreeks 21:55 uur is door de politie een controle uitgevoerd op een Renault Clio met kenteken [kenteken 2] die zich op dat moment bevond ter hoogte van het Boogaardplein te Rijswijk. In deze auto zaten [medeverdachte 1] als bestuurder en verdachte als bijrijder. [12]
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] hem € 300,- heeft gegeven. Dat was een geval waar ook een dame bij was. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij in de Renault Clio zat die op 4 januari 2015 is gecontroleerd door de politie. [13]
Pintransactie
De pintransactie die door [medeverdachte 1] is uitgevoerd met de pinpas van [slachtoffer 5] heeft plaatsgevonden op 4 januari 2015 om 21:16 uur te Den Haag. [14] De beelden van deze transactie zijn door de politie uitgekeken en daarop is te zien dat [medeverdachte 1] om 21:17 uur een transactie verricht. [15]
Medeplegen
Bezien in het reeds hierboven onder feit 2 en 3 geschetste juridische kader inzake medeplegen, acht de rechtbank op grond van het volgende wettig en overtuigend bewezen dat in het onderhavige geval sprake is van medeplegen. De verdachten hebben samen bewust de indruk gewekt dat een auto was weggesleept, terwijl zij samen met [slachtoffer 5] in de auto zaten. Vervolgens zijn de verdachten vlak nadat er door [medeverdachte 1] een bedrag van € 500,- met de pinpas van [slachtoffer 5] was gepind, samen aangehouden en gecontroleerd in de Renault Clio. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte ook tijdens het pinnen aanwezig is geweest.
Dit handelen van beide verdachten kan dan ook niet anders worden gekenmerkt dan als een gezamenlijk optreden waarbij de verdachten willens en wetens hebben samengewerkt, welke samenwerking was gericht op de diefstal van geld van [slachtoffer 5] , waarbij beide verdachten een significante en wezenlijke bijdrage aan het feit hebben geleverd en daarvan hebben geprofiteerd.
Het door verdachte ter zitting vertelde verhaal, dat hij € 300,- van [medeverdachte 1] heeft gekregen om het takelbedrijf te betalen dat de auto van verdachte, die zelf geen rijbewijs heeft, heeft weggesleept, is op geen enkele wijze aannemelijk geworden en wordt daarom niet door de rechtbank gevolgd.
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het medeplegen van de onder feit 7 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Feit 9 – Voorhanden hebben vuurwapen
Aantreffen vuurwapen
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 3] te Leidschendam is achter een van de plinten in de keuken een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen met daarin vijf patronen. [16] Onderzoek van de politie heeft uitgewezen dat het gaat om een pistool, merk FEG (Feoyver-es Gepgyar), model 37 M, kaliber .380 auto (9mm x 17), een vuurwapen categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. De munitie betrof een vijftal volmantel kogelpatronen, merk NNY (Pvri Partizan), kaliber .380 auto (9 mm x 17). [17]
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het in de woning aan de [adres 3] te Leidschendam aangetroffen vuurwapen van hem is. [18]
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder feit 9 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie wettig en overtuigend bewezen.
Feit 10 – [slachtoffer 7]
Aangifte [slachtoffer 7]
heeft verklaard dat zij op Badoo een jongen genaamd [Profielnaam 3] heeft leren kennen. Zij heeft [Profielnaam 3] bij haar thuis ontmoet. Ze hebben wat gedronken, gerookt en gepraat. Hij was er rond 22:00 uur en ongeveer een kwartier later kwam zijn vriend ook langs. Aangeefster is met [Profielnaam 3] naar boven gegaan om seks te hebben. De andere jongen bleef beneden. Op een gegeven moment kwam de vriend van [Profielnaam 3] boven met de mededeling dat hij was gebeld. [Profielnaam 3] zou even met hem meegaan en daarna weer terugkomen. Aangeefster heeft [Profielnaam 3] en zijn vriend daarna echter niet meer gezien. Toen zij een kwartier tot een half uur later ook naar beneden kwam, zag ze dat haar tablet van het merk Samsung en een geldbedrag van € 10,- uit haar portemonnee weg waren. Ook zag zij dat de enveloppe waarin haar spaargeld had gezeten, een bedrag van € 900,-, leeg op een stoel lag. Deze enveloppe had eerst in de kast gelegen en aangeefster had niet tegen de jongens gezegd dat er een enveloppe met € 900,- in de kast lag. Voorts is er een roze Nokia en een grijze Samsung telefoon weggenomen. [19]
Aantreffen vingerafdruk [verdachte]
Op 5 november 2014 zijn in de woning van aangeefster op de enveloppe waaruit blijkens de aangifte geld is weggenomen, dactyloscopische sporen aangetroffen. Na veiligstelling van deze sporen is middels onderzoek gebleken dat deze vingerafdrukken een match vormde met de linker wijsvinger van verdachte. [20]
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 7] kent. Hij is samen met [medeverdachte 1] bij haar thuis geweest. Verdachte is zeker een uur bij haar in huis geweest en heeft de hond uitgelaten terwijl [medeverdachte 1] en [slachtoffer 7] boven seks hadden. [21]
Alternatief scenario
Het door verdachte ter zitting aangevoerde alternatieve scenario dat zijn vingerafdruk op de enveloppe is gekomen omdat hij de enveloppe die op tafel lag, aan de kant heeft geschoven omdat hij zijn joint wilde draaien, is onaannemelijk, nu aangeefster verklaard heeft dat de enveloppe opgeborgen lag in een kast in de woonkamer. Nu een goede verklaring voor de aanwezigheid van de vingerafdruk op de enveloppe ontbreekt en verdachte alleen in de woonkamer is geweest kort voordat aangeefster geconstateerd heeft dat haar spaargeld en andere goederen zijn weggenomen uit de woonkamer, concludeert de rechtbank dat verdachte degene is geweest die de enveloppe in handen heeft gehad en de inhoud daarvan heeft weggenomen, samen met de andere goederen.
Medeplegen
Bezien in het hierboven geschetste juridische kader onder feit 2 en 3 inzake medeplegen, acht de rechtbank op grond van het volgende wettig en overtuigend bewezen dat in het onderhavige geval sprake is van medeplegen. Verdachte is samen met [medeverdachte 1] in het huis van aangeefster geweest. [medeverdachte 1] is voornamelijk boven geweest bij [slachtoffer 7] en verdachte is op dat moment alleen beneden gebleven. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn samen ook weer vertrokken. Kort daarna heeft aangeefster geconcludeerd dat haar spullen weg waren. Ook dit handelen van beide verdachten kan niet anders worden gekenmerkt dan een gezamenlijk optreden waarbij de verdachten willens en wetens hebben samengewerkt, welke samenwerking was gericht op de diefstal van geld en overige goederen van aangeefster, waarbij beide verdachten een significante en wezenlijke bijdrage aan het feit hebben geleverd. [medeverdachte 1] heeft aangeefster afgeleid zodat verdachte de gelegenheid had om ongestoord de woonkamer te doorzoeken op de aanwezigheid van geld en waardevolle zaken en deze vervolgens weg te kunnen nemen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met [medeverdachte 1] , heeft schuldig gemaakt aan de diefstal zoals die is ten laste gelegd onder feit 10.
Modus operandi oplichting en diefstal
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat sprake is van dezelfde modus operandi bij een deel van de ten laste gelegde feiten. Het betreft de reeds hiervoor behandelde feiten 2 en 3 ( [slachtoffer 3] ) en feit 7 ( [slachtoffer 5] ) en de hierna te behandelen feiten 11 en 12 ( [slachtoffer 8] ) en de feiten 13 en 14 ( [slachtoffer 9] ). Ook feit 15 ( [slachtoffer 10] ) kent een aantal sterke gelijkenissen met deze modus operandi. Via een datingsite (Tinder of Badoo) wordt contact gelegd met vrouwen onder de naam [bijnaam] . Na enige tijd te hebben gechat, wordt een afspraakje gemaakt. Vervolgens wordt de betreffende dame opgehaald door [bijnaam] . Dan wordt [bijnaam] gebeld door een vriend die een wielklem heeft of wiens auto is weggesleept, waarbij de telefoon in een aantal gevallen op de speaker staat, zodat de betrokken dame het gesprek kan horen. Eerst wordt de betreffende vriend opgepikt alvorens ze doorrijden naar de plaats waar ofwel de weggesleepte auto ofwel de auto met de wielklem staat. De auto waarin zij zitten wordt in de buurt daarvan geparkeerd, maar steeds niet dusdanig dichtbij dat de betreffende auto of het betreffende wegsleepbedrijf in zicht is. Er kan alleen met een pinpas betaald worden, maar [bijnaam] heeft zijn pinpas niet bij zich, of hij heeft alleen contant geld bij zich. Er wordt vervolgens een beroep op de dame in kwestie gedaan met de vraag of [bijnaam] met de pinpas van de dame mag betalen. Zij hoeft zich geen zorgen te maken, zij krijgt het geld immers terug. De dame gaat akkoord en geeft haar pinpas met bijbehorende pincode af. [bijnaam] verlaat vervolgens de auto om de betaling te verrichten terwijl de dame in de auto wacht met de betreffende vriend. Op een bepaald moment wordt de dame gevraagd om naar [bijnaam] toe te gaan, omdat haar assistentie nodig is bij het betalen. Wanneer de dame de auto heeft verlaten, een stukje heeft gelopen en erachter komt dat er niets is om naar toe te lopen, keert zij terug naar de auto. De auto, [bijnaam] en vriend zijn vervolgens verdwenen. Uit het bovenstaande blijkt een duidelijk en specifiek patroon van handelen met karakteristieke onderdelen.
Tapgesprek [medeverdachte 1] over werkwijze
De rechtbank wordt in haar overtuiging dat sprake is van een vaste modus operandi gesterkt door een zich in het dossier bevindend uitgeluisterd telefoongesprek dat heeft plaatsgevonden op 19 januari 2015 tussen [medeverdachte 1] en zijn vriendin. In dit gesprek legt [medeverdachte 1] uit hoe datgene wat hij doet in zijn werk gaat. Zo zegt hij ‘Ik spot met al die kanker bitches. Ik app met die wijven. Ze kennen mij niet, ik ken hun niet. Ik verkoop ze een paar mooie babbeltjes en hun vinden mij blijkbaar leuk. Kijk, als ik op een afstand geld kan regelen, dan doe ik dat. En dat kan ik goed, dat weet ik dat ik dat kan en het kan heel makkelijk.’ Later in het gesprek zegt [medeverdachte 1] ‘Dus wat ik doe, ik pak mijn app telefoon. Ik ga een beetje van die domme bitches, een beetje mee praten dit en dat. Er was er eentje bij die wou achtduizend euro betalen. (…) Zie je mij vandaag ja, regel ik effetjes snel geld.’ en ‘Als ik wil ja, dan pak ik binnen een dag weet ik veel hoeveel euro. Geen enkel probleem. Door een beetje te appen en een beetje leuk doen.’ Verderop in het gesprek zegt [medeverdachte 1] ‘Ik date met hun. (…) Helemaal stapel verliefd maken.’ en ‘Ik ga niet werken voor vijftien honderd euro wat ik ook kan verdienen in één minuut. Ga ik niet doen.’ [22]
Schakelbewijs
Bij schakelbewijs wordt voor het bewijs van een ten laste gelegd feit gebruik gemaakt van bewijs dat de verdachte een ander, soortgelijk feit heeft begaan. Bij het gebruik van schakelbewijs is de modus operandi bij het bewezenverklaarde feit (vrijwel) identiek aan die bij het soortgelijke feit. De Hoge Raad gaat over het algemeen akkoord met bewijsconstructies met schakelbewijs, zolang daaruit een gelijksoortige modus operandi volgt ten aanzien van soortgelijke delicten. Criteria die de Hoge Raad hanteert zijn a) dat de wijze waarop het ene feit is begaan, soortgelijk is aan de wijze waarop het andere feit is begaan, waarbij zij opgemerkt dat sprake moet zijn geweest van een werkwijze die op essentiële punten overeenkomt met het bewezenverklaarde feit, waarbij de materiële gedraging en niet de kwalificatie van de feiten hierin doorslaggevend is en b) dat het duidelijk is dat verdachte bij beide feiten betrokken is geweest, waarbij zij opgemerkt dat de betrokkenheid van verdachte niet slechts uit de modus operandi mag blijken. De rechtbank is van oordeel dat bij de nog te bespreken feiten het gebruik van schakelbewijs bijdraagt aan de bewezenverklaring van die feiten, aangezien ook bij die feiten voormelde modus operandi is toegepast door verdachten.
Feiten 11 en 12 – [slachtoffer 8]
Aangifte [slachtoffer 8]
heeft op 21 december 2014 afgesproken met [bijnaam] , die zij heeft leren kennen via Tinder. [bijnaam] heeft haar thuis opgehaald en onderweg werd hij gebeld door een vriend die vertelde dat een auto die nog op naam van [bijnaam] stond in beslag genomen was en die aan [bijnaam] vroeg of hij kon komen helpen. Zij hebben deze vriend in Den Haag opgehaald. Aangekomen bij een parkeerplaats vroeg [bijnaam] aan aangeefster of zij met de pin een bedrag van €300,- wilde voorschieten omdat er alleen met pin kon worden betaald. Hij zou het geld cash aan haar teruggeven en toonde aangeefster een flink bedrag contant geld dat hij in zijn broekzak had. [bijnaam] zei aangeefster dat zij in de auto kon blijven zitten en vroeg aan aangeefster haar pinpas en de pincode. Deze heeft zij uiteindelijk aan [bijnaam] meegegeven. De vriend van [bijnaam] en aangeefster bleven achter in de auto. Op een gegeven moment, na wat heen en weer gebel, vroeg [bijnaam] aan de vriend of zij naar hem toe konden lopen. [bijnaam] stond op hen te wachten. Zij liepen daar samen naartoe en op een gegeven moment was de vriend ineens verdwenen. Ook [bijnaam] was nergens meer te bekennen. Aangeefster heeft [bijnaam] nog een aantal keer gebeld maar zij heeft hem niet meer terug gezien. Aangeefster heeft direct haar rekening gecontroleerd, er bleek een bedrag van € 1.750,- te zijn afgeschreven.
Aangeefster heeft de vriend van [bijnaam] omschreven als Noord Afrikaans, 30-35 jaar oud, 180-185 cm lang, zwart krullend haar, een zwart hoedje en een Brabants accent. [23]
Hoedje
Op (een van) de Facebookaccount(s) van verdachte is een persoon te zien met een zwarte hoed. [24] Verdachteheeft verklaard dat hij de persoon op die foto is. [25]
Pintransacties
Uit het transactieoverzicht van aangeefster is gebleken dat op 21 december 2014 - onder andere - om 22:45 uur een geldbedrag van € 500,- is opgenomen bij ‘Pierre De Jonge Recr te Breda’. [26]
Van deze pintransactie zijn de camerabeelden opgevraagd. Op deze beelden is te zien dat tussen 22:43 en 22:45 uur een transactie plaatsvindt met een klant. De klant is een blanke man en draagt een jas met een bontkraag en een zwarte baseballpet met een wit ‘Raider-embleem’. [27]
Herkenning [medeverdachte 1] door verbalisant
Een bij het onderzoek betrokken verbalisant heeft [medeverdachte 1] voor 100% herkend op zowel de afbeeldingen als de bewegende beelden van de pintransactie op 21 december 2014 bij Pierre de Jong Casino’s. Ook heeft deze verbalisant het zwarte petje dat werd gedragen tijdens de transactie herkend als eenzelfde petje dat is aangetroffen bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres 3] te Leidschendam. In de periode voor zijn aanhouding verbleef [medeverdachte 1] regelmatig in deze woning. [28] Tot slot heeft de verbalisant geconstateerd dat de jas die gedragen werd tijdens de transactie dezelfde is als die op de beelden van de pintransactie op 6 december 2014 bij het Holland Casino in Scheveningen. [29]
Sms-berichten op aangetroffen SIM-kaarten
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres 3] te Leidschendam is een aantal SIM-kaarten in beslag genomen. Deze kaarten zijn uitgelezen. Op één van deze SIM-kaarten, de kaart met het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 1] is het volgende bericht ontvangen: ‘ [medeverdachte 1] batterij is bijna leeg! Ben over half uurtje thuis. Xxx Mama’.
Tot slot is de SIM-kaart van het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 2] aangetroffen met daarop een contactenlijst met onder andere het contact ‘ [slachtoffer 8] ’ met telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 3] . Het nummer van [slachtoffer 8] is 06- [Telefoonnummer 3] . [30] [slachtoffer 8] heeft verklaard dat zij op het nummer 06- [Telefoonnummer 2] contact onderhield met [bijnaam] . [31]
Tussenconclusie betrokkenheid [medeverdachte 1] en verdachte
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 1] de persoon is geweest die zich voor [bijnaam] heeft uitgegeven. Zoals hiervoor overwogen maakt [medeverdachte 1] regelmatig gebruik van de naam [bijnaam] , is een SIM-kaart (06- [Telefoonnummer 2] ) met daarop de voornaam en het telefoonnummer van [slachtoffer 8] in de woning waarin [medeverdachte 1] regelmatig verbleef aangetroffen en staat de voornaam van [medeverdachte 1] in een ontvangen bericht op dezelfde SIM-kaart. [slachtoffer 8] heeft bovendien contact gehad met [bijnaam] via voornoemd telefoonnummer. Geconcludeerd kan worden dat [medeverdachte 1] de gebruiker van het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 2] . Verder wordt [medeverdachte 1] herkend op een foto van een pintransactie heeft gepleegd met de pinpas van aangeefster. De rechtbank acht deze herkenning betrouwbaar nu de persoon op de beelden eenzelfde jas draagt als [medeverdachte 1] droeg op 6 december 2014 en een petje droeg dat in de woning is aangetroffen waarin [medeverdachte 1] regelmatig verbleef. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt doordat de pintransacties hebben plaatsgevonden zeer kort na het afgeven van haar pinpas door [slachtoffer 8] . Zij heeft immers verklaard dat zij direct haar rekening heeft gecontroleerd en dat toen al bedragen waren afgeschreven.
Voorts stelt de rechtbank op grond van het signalement zoals dit is gegeven door aangeefster, alsmede door de hierboven beschreven modus operandi van de verdachten, ook toegepast bij dit feit, vast dat de vriend in nood die is opgehaald in Den Haag, verdachte is geweest. De rechtbank laat hierin meewegen dat de vriend volgens dat signalement Noord-Afrikaans is, 30 – 35 jaar oud is en een Brabants accent heeft. Verdachte voldoet aan deze drie kenmerken. Bovendien droeg deze persoon een zwart hoedje. Verdachte draagt wel eens zo’n hoedje nu hij ter zitting heeft verklaard dat de facebook-foto, waarop hij te zien is met een zwart hoedje, van hem is. Dat [slachtoffer 8] de lengte van verdachte niet goed inschat, doet daar niet aan af, te meer nu het donker was ten tijde van de ontmoeting en zijzelf, verdachte en [medeverdachte 1] het grootste deel van de ontmoeting zittend in de auto hebben doorgebracht. Ten slotte laat de rechtbank nog meewegen dat de modus operandi vrijwel identiek is aan die van andere zaken waarbij verdachte samen met [medeverdachte 1] betrokken geweest is.
Samenweefsel van verdichtsels
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels. Uit vaste jurisprudentie volgt dat voor het aannemen van een samenweefsel van verdichtsels een opeenstapeling van leugens voldoende is, waarbij het aankomt op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer.
In het onderhavige geval werd [medeverdachte 1] gebeld terwijl hij in de auto zat met aangeefster dat een auto die nog op naam stond van [bijnaam] in beslag was genomen. Even later is de betreffende vriend in nood, verdachte, in de auto gestapt. Vervolgens heeft Maessen een contant geldbedrag getoond als bewijs van zijn coöperatieve houding, waarmee hij aangeefster tevens direct heeft gewezen op de overmachtsituatie waarmee ook hij zich geconfronteerd zag nu enkel door een pinbetaling kon worden betaald. Om deze redenen heeft [medeverdachte 1] aangeefster om haar pas en code gevraagd en ook om deze redenen is aangeefster tot afgifte van die goederen overgegaan. Vervolgens is op gepaste afstand van de bestemming geparkeerd, waardoor aangeefster op een bepaald moment de auto heeft moeten verlaten om [medeverdachte 1] te gaan helpen. Het telefoontje over de in beslag genomen auto, het instappen van de betreffende vriend, het om hulp vragen van aangeefster omdat [medeverdachte 1] alleen contant geld had, het rijden naar de betreffende plek, het heen en weer bellen tussen de verdachten, het tonen van contant geld en de belofte het geld zo snel mogelijk terug te geven aan aangeefster, kort samengevat, de terugkerende modus operandi van verdachten, vormen naar het oordeel van de rechtbank een samenweefsel van verdichtsels. Dit samenweefsel heeft aangeefster ertoe bewogen haar pas en pincode af te geven. Dat het door de verdachten vertelde verhaal daadwerkelijk uit leugens bestond, blijkt niet alleen uit de zojuist besproken modus operandi maar ook uit het feit dat aangeefster nooit een in beslag genomen auto heeft gezien en op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat er toen echt sprake is geweest van een inbeslaggenomen auto. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat in het algemeen de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid met zich brengt dat iemand bij een eerste ontmoeting met twee tot dan toe relatief onbekende jongens niet snel overgaat tot afgifte van een pinpas en bijbehorende pincode, is de rechtbank eveneens van oordeel dat de verdachten op een dusdanig bewuste en geraffineerde wijze een - leugenachtige - setting hebben gecreëerd waarin aangeefster het idee had dat [medeverdachte 1] en zij gevoelens voor elkaar hadden dat het aangeefster niet aan te rekenen valt dat zij is overgegaan tot afgifte van pinpas en pincode.
Medeplegen
Bezien in het hierboven onder feit 2 en 3 geschetste juridische kader inzake medeplegen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat ten aanzien van feit 13 en 14 sprake is van medeplegen, hetgeen blijkt uit het feit dat [medeverdachte 1] en [verdachte] samen bij [slachtoffer 8] in de auto hebben gezeten en door de onderlinge rolverdeling beiden een essentiële bijdrage hebben geleverd aan de oplichting van [slachtoffer 8] .
Ten aanzien van de gekwalificeerde diefstal acht de rechtbank relevant dat op de SIM-kaart (06- [Telefoonnummer 2] ) die in de woning aan de [adres 3] in Leidschendam is aangetroffen, en welk telefoonnummer aan [medeverdachte 1] kan worden toegeschreven, twee ontvangen berichten staan. Het eerste bericht luidt ‘Ze kan 1500 in de min’, het tweede bericht ‘Kom we weten de code’. Deze berichten zijn respectievelijk 13 minuten en 5 minuten voordat de eerste afschrijving plaatsvond van de rekening van [slachtoffer 8] ontvangen. [32] Gezien het moment van verzenden en de inhoud van de berichten, moet het verdachte zijn geweest die deze berichten heeft verstuurd. [medeverdachte 1] is herkend op beelden van één van de pintransacties. Dit maakt dat er tussen verdachte en [medeverdachte 1] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het wegnemen van geld van de rekening van aangeefster.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting (feit 11 primair) en de gekwalificeerde diefstal in vereniging (feit 12).
Feit 13 – [slachtoffer 9]
Aangifte [slachtoffer 9]
heeft aangifte gedaan. Zij had een jongen genaamd [bijnaam] [Profielnaam 4] leren kennen via Tinder. Op 12 januari 2015 had zij met hem afgesproken. Onderweg, in de auto, werd [bijnaam] gebeld door een vriend met het verhaal dat zijn auto was weggesleept en dat hij geen pinpas bij zich had. De vriend vroeg aan [bijnaam] of hij een pas voor hem had om € 15,- administratiekosten te kunnen betalen. [bijnaam] gaf aan dat hij geen pinpas bij zich had. Ondertussen reden zij naar deze vriend toe om te vragen wat er precies aan de hand was. [bijnaam] heeft aangeefster vervolgens thuis afgezet. De volgende dag heeft [bijnaam] aangeefster opgehaald van school, de vriend was er ook bij. Met z’n drieën zijn ze naar Zoetermeer gereden om de auto van de vriend op te halen bij het takelbedrijf waar de auto zou staan. Op een gegeven moment vroeg [bijnaam] aan aangeefster of hij haar pinpas mocht lenen, want hij had zijn eigen pinpas niet kunnen vinden. Aangeefster gaf aan dat zij dat liever niet wilde. Min of meer smekend vroeg [bijnaam] haar om hem toch te helpen, want anders zou er een bedrag van € 250,- bovenop komen. Het enige dat aangeefster hoefde te doen was een bedrag van € 15,- pinnen voor de administratiekosten. Aangekomen bij het takelbedrijf vroeg [bijnaam] of aangeefster met de vriend in de auto wilde blijven, omdat hij bang was dat de vriend anders alles kort en klein zou slaan. [bijnaam] is met de pinpas van aangeefster uitgestapt. Aangeefster heeft ongeveer een uur gewacht, terwijl er ondertussen wat heen en weer gebeld werd omdat er gezeur was met de pinpas. Op een gegeven moment moest aangeefster naar het takelbedrijf toekomen om zich te legitimeren. Aangeefster is uit de auto gestapt en is naar het takelbedrijf toegelopen. Toen zij aankwam zag zij [bijnaam] nergens en ook nam hij zijn telefoon niet meer op. Aangeefster is teruggelopen naar de plek waar de auto stond, echter de auto en de vriend van [bijnaam] waren weg. Direct heeft zij ingelogd op haar bankrekening en zij zag dat er vijf transacties waren gedaan door iemand anders dan zijzelf. In totaal was er voor € 8.265,88,- geld opgenomen of overgeschreven zonder toestemming. Aangeefster heeft de telefoonnummers 06- [Telefoonnummer 4] en 06- [Telefoonnummer 5] van [bijnaam]. [33]
Telefoonnummer [bijnaam]
Het telefoonnummer dat aangeefster [slachtoffer 9] van [bijnaam] had, 06- [Telefoonnummer 5] komt overeen met het nummer van verdachte dat aangeefsters [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben opgegeven. [34]
Fotoconfrontatie
[slachtoffer 9] heeft [medeverdachte 1] herkend als de [bijnaam] met wie zij had afgesproken. Verdachte is door aangeefster geïdentificeerd als de vriend van [bijnaam]. [35]
Tap werkwijze [medeverdachte 1]
Zoals eerder omschreven bevindt zich in het dossier een uitgeluisterd telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn vriendin. In dit gesprek, dat enkele dagen na het voorval met aangeefster plaatsvindt, zegt [medeverdachte 1] op een bepaald moment tegen [betrokkene 2] ‘Ik spot met al die kanker bitches. Ik app met die wijven. Ze kennen mij niet, ik ken hun niet. Ik verkoop ze een paar mooie babbeltjes en hun vinden mij blijkbaar leuk. Kijk, als ik op een afstand geld kan regelen, dan doe ik dat. (…) Dat heb ik jou nooit verteld over die meisje die laatst achtduizend had gestort’ en ‘Er was er eentje bij die wou achtduizend euro overmaken ik zeg ish goed’. [36]
Sms-berichten op aangetroffen SIM-kaarten
Op de reeds eerder aangehaalde SIM-kaart, behorende bij het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 2] , welk nummer in gebruik was bij [medeverdachte 1] , is in de contactenlijst onder andere het contact ‘ [slachtoffer 9] ’ met telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 6] aangetroffen. Dit zijn de voornaam en het telefoonnummer van [slachtoffer 9] . [37]
Betrokkenheid [medeverdachte 1] en verdachte
De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1] de persoon is die zich als [bijnaam] heeft uitgegeven. Hiertoe overweegt zij dat [medeverdachte 1] vaker de naam [bijnaam] gebruikt, de voornaam en het telefoonnummer van aangeefster opgeslagen zijn op een SIM-kaart die aan [medeverdachte 1] kan worden toegeschreven en de modus operandi vrijwel identiek is aan die van andere zaken waarbij [medeverdachte 1] betrokken was. Bovendien vertelt [medeverdachte 1] in een getapt telefoongesprek met zijn vriendin over de afgifte van een bedrag van € 8.000,-, het bedrag dat in onderhavige zaak van de bankrekening van aangeefster is afgeschreven.
De rechtbank overweegt dat het door aangeefster [slachtoffer 9] in haar aangifte gegeven signalement van de vriend (bruin getinte jongen, 32 jaar, zwart half lang haar, baardje en bruine ogen) past bij verdachte. [38] Dat aangeefster in haar verhoor bij de rechter-commissaris, meer dan een half jaar na dato, de lengte van de persoon heeft geschat op 185 cm doet hieraan niets af, nu de persoon en aangeefster de ontmoeting hoofdzakelijk (zittend) in de auto hebben doorgebracht. Verder wordt verdachte door aangeefster herkend in een enkelvoudige foto-confrontatie, hetgeen -hoewel een dergelijke enkelvoudige fotocontrontatie beperkte bewijswaarde heeft- wel bijdraagt aan het bewijs dat verdachte de in de aangifte genoemde vriend is. De enkele omstandigheid dat deze confrontatie drie maanden na dato heeft plaatsgevonden maakt deze nog per definitie onbetrouwbaar. Bovendien is de modus operandi vrijwel identiek aan die in andere zaken waarbij verdachte betrokken geweest is. Gezien het voorgaande neemt de rechtbank aan dat verdachte de vriend is, waarover aangeefster heeft verklaard.
Samenweefsel van verdichtsels
Onder verwijzing naar het bij de bespreking van de feiten 11 en 12 overwogene inzake het samenweefsel van verdichtsels, is de rechtbank in het onderhavige geval eveneens van oordeel dat sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
Medeplegen
Bezien in het hierboven geschetste juridische kader inzake medeplegen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat ten aanzien van feit 13 primair sprake is van medeplegen. Verdachte heeft door zijn aandeel en aanwezigheid de betrouwbaarheid van het verhaal van de weggesleepte auto versterkt, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank moet worden gezien als een substantiële bijdrage aan de oplichting.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien met de hierboven opgenomen overwegingen ten aanzien van de modus operandi, het onder feit 13 primair gelegde medeplegen van oplichting wettig en overtuigend bewezen.
Feit 15 – Haring
Aangifte [slachtoffer 10]
heeft verklaard dat zij in januari 2015 via Tinder kennis had gemaakt met een jongen genaamd [bijnaam] . Ze hebben wat gechat en gebeld. [bijnaam] stelde vragen die je normaal niet direct aan iemand stelt, bijvoorbeeld over financiën. [bijnaam] wisselde steeds van telefoonnummer. Op 18 januari 2015 appte [bijnaam] naar aangeefster dat hij op de snelweg stond zonder benzine en dat hij iemand zocht met een ING-pas. Toen aangeefster niet direct reageerde, belde [bijnaam] bijna in paniek op. Hij sprak met een zachte G. Kort daarna appte [bijnaam] weer en vroeg om hulp. Hij zei dat een vriend van hem in de buurt van aangeefster woonde en uiteindelijk heeft aangeefster ermee ingestemd om [bijnaam] te helpen. [bijnaam] vroeg om € 50,-. Aangeefster is gaan pinnen. Uit het bij de aangifte gevoegde afschrift blijkt dat de pinopname heeft plaatsgevonden om 15.44 uur. Aangeefster heeft het geld aan de vriend van [bijnaam] gegeven. Aangeefster vond dat de vriend van [bijnaam] te amicaal was tegen haar zoontje, dat bij haar was. Om 15:44 uur heeft [bijnaam] haar een WhatsApp bericht gestuurd ‘Hij is er’ en om 15:51 uur heeft [bijnaam] een bericht gestuurd of het gelukt is, waarop aangeefster antwoordt dat het gelukt is. [bijnaam] zou het geld die zelfde dag nog terugbrengen. Dat heeft [bijnaam] niet gedaan. Zij hebben nog eenmaal gebeld en [bijnaam] heeft aangeefster via Snapchat nog een filmpje gestuurd. [slachtoffer 10] heeft screenshots van de profielfoto’s van verdachte, van hun WhatsAppgesprek en van het Snapchatfilmpje aan haar proces-verbaal van aangifte laten hechten. [39]
Tap werkwijze [medeverdachte 1]
Zoals eerder omschreven bevindt zich in het dossier een uitgeluisterd telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn vriendin. In dit gesprek zegt [medeverdachte 1] op een bepaald moment ‘Ik spot met al die kanker bitches. Ik app met die wijven. Ze kennen mij niet, ik ken hun niet. Ik verkoop ze een paar mooie babbeltjes en hun vinden mij blijkbaar leuk. Kijk, als ik op een afstand geld kan regelen, dan doe ik dat. (…) Snap je, net toch ook. Die vijftig euro die ik had geregeld ja… Ik had er even snel eentje aangesproken dit dat, ik had een beetje lief gedaan’. Dit gesprek heeft plaatsgevonden in de avond dan wel nacht nadat [slachtoffer 10] € 50,- heeft gepind voor verdachte. [40]
Tapgesprek [medeverdachte 1] – verdachte
Op 18 januari 2015 om 15:42:57 uur vindt een gesprek plaats tussen de gebruiker van telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 7] en de gebruiker van telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 8] . Vastgesteld is dat [medeverdachte 1] het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 7] in gebruik heeft. [41] Het andere telefoonnummer is het telefoonnummer van [medeverdachte 2] , maar verdachte, die op dat moment niet de beschikking had over een eigen telefoon, maakte ook gebruik van dit telefoonnummer. De politie herkent de stem van verdachte. [42] [medeverdachte 1] zegt tegen verdachte ‘Ik rij nu die straat in’ (…) ‘ze is gaan pinnen’. ‘Ik heb haar geappt, blijf aan de lijn.’ Verdachte zegt ‘Ik sta gewoon voor de deur bij haar he’ en ‘Oh daar staat die meisje, ja ze staat daar man, met die kleine man’. Vervolgens is te horen dat verdachte een vrouw aanspreekt, en zegt ‘Is die boefie van jou?’, ‘Wat een mooi menneke..’ en ‘Doe maar high five’. [43]
Sms-berichten op aangetroffen SIM-kaarten
Op de reeds eerder aangehaalde SIM-kaart, behorende bij het telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 2] , welk nummer in gebruik was bij [medeverdachte 1] , is in de contactenlijst onder andere het contact ‘ [slachtoffer 10] Voorburg’ met nummer 06- [Telefoonnummer 9] aangetroffen. Dit zijn de voornaam en het telefoonnummer van [slachtoffer 10] . [44]
Betrokkenheid [medeverdachte 1] en verdachte
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte en [medeverdachte 1] betrokken zijn bij de tenlastegelegde feiten, acht de rechtbank het volgende van belang: de WhatsAppconversatie met tijdstippen tussen aangeefster en [bijnaam] , het feit dat [medeverdachte 1] in andere zaken de naam [bijnaam] gebruikt heeft, het tijdstip waarop aangeefster € 50,- heeft opgenomen, het tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte en de exact overeenkomende tijdstippen, het deel van het getapte gesprek tussen een vrouw, haar kind en verdachte, dat als amicaal wordt aangemerkt, het tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en zijn vriendin waarin [medeverdachte 1] verklaart zojuist € 50,- geregeld te hebben, en het aangetroffen nummer van [slachtoffer 10] op de SIM-kaart met telefoonnummer 06- [Telefoonnummer 2] van [medeverdachte 1] , alsmede de grote gelijkenis met de eerder besproken modus operandi in andere zaken. Uit het voorgaande volgt dat [medeverdachte 1] de persoon is die zich voor [bijnaam] uitgeeft en verdachte de vriend is die het geld heeft opgehaald. Dat aangeefster verklaard heeft dat de persoon die het geld heeft opgehaald een gouden tand heeft, maakt het voorgaande niet anders nu er slechts sprake is geweest van een korte ontmoeting.
Samenweefsel van verdichtsels
Gelet op het bij de bespreking van de feiten 11 en 12 overwogene inzake het samenweefsel van verdichtsels, is de rechtbank in het onderhavige geval eveneens van oordeel dat sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
Medeplegen
Tussen [medeverdachte 1] en verdachte is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij [medeverdachte 1] aangeefster heeft bewogen het geld af te geven en verdachte dit geld in ontvangst genomen heeft.
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting.
De rechtbank is op basis van de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen, alsmede de overwegingen inzake de modus operandi, het schakelbewijs en het medeplegen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de feiten zoals deze zijn ten laste gelegd onder 1, 2, 3, 7, 9, 10, 11 primair, 12, 13 primair en 15.
3.5
De bewezenverklaring.
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 21 oktober 2014 in Nederland, opzettelijk een jas, merk Woolrich, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten met toestemming van de gebruiker, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op 06 december 2014 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, merk Samsung, en een bankpas (Rabobank), toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
3.
hij op 06 december 2014 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit geldautomaten heeft weggenomen geldbedragen, te weten een geldbedrag van 1000 euro en 1500 euro en 950 euro en 300 euro, totaal een bedrag van 3750 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] , zulks na de weg te nemen goederen onder hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel te weten door zonder toestemming gebruik te maken van de bankpas van die [slachtoffer 3] en de bij die bankpas horende pincode;
7.
hij op 04 januari 2015 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen 500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 5] , zulks na het weg te nemen goed onder hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van de bankpas op naam van die [slachtoffer 5] en de bij die bankpas behorende pincode;
9.
hij op 27 januari 2015 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, zijnde een pistool, merk FEG, model 37M en daarbij behorende munitie van categorie III, te weten vijf volmantel kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
10.
hij op 19 oktober 2014 te Oosterhout, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 1] , heeft weggenomen 900 euro en 10 euro en een tablet, Samsung en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 7] ;
11 primair.
hij op 20 december 2014 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas en 300 euro, hebbende zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid -
- met die [slachtoffer 8] afgesproken om samen wat te gaan drinken en vervolgens
- aan die [slachtoffer 8] verklaard dat zijn auto in beslag was genomen en
- aan die [slachtoffer 8] verklaard dat er alleen maar met de pin betaald kon worden om de auto terug te krijgen en
- aan die [slachtoffer 8] verklaard dat hij geen bankpas bij zich had en vervolgens haar bankpas gevraagd om 300 euro te pinnen, waardoor voornoemde [slachtoffer 8] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
12.
hij omstreeks 20 december 2014 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 1450 euro, toebehorende aan [slachtoffer 8] , zulks na het weg te nemen goed onder hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van een bankpas op naam van die [slachtoffer 8] en de bij die bankpas behorende pincode;
13 primair.
hij op 13 januari 2015 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een bankpas en 15 euro, hebbende zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- met die [slachtoffer 9] afgesproken uit eten te gaan en
- aan die [slachtoffer 9] verklaard dat een auto was weggesleept en
- aan die [slachtoffer 9] verklaard dat er 15 euro voor administratiekosten gepind moest worden en
- aan die [slachtoffer 9] verklaard dat hij geen bankpas bij zich had e
- vervolgens haar bankpas gevraagd om 15 euro te pinnen, waardoor voornoemde [slachtoffer 9] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
15.
hij op 18 januari 2015 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro, hebbende zijn mededader met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- aan die [slachtoffer 10] verklaard dat hij zonder benzine langs de snelweg stond en
- aan die [slachtoffer 10] verklaard dat hij geen bankpas bij zich had en vervolgens
- aan die [slachtoffer 10] gevraagd om 50 euro te pinnen en vervolgens
- aan die [slachtoffer 10] gevraagd die 50 euro af te geven aan een vriend, waardoor voornoemde [slachtoffer 10] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van verdachte.

Verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging.

7.1
De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten zoals die naar het oordeel van de officier van justitie bewezen moeten worden, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in het verdachte betreffende reclasseringsadvies.
7.2
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis zoals die is gedaan door de officier van justitie te hoog is en heeft de rechtbank verzocht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Feiten
Verdachte heeft zich -vrijwel steeds- al dan niet samen met [medeverdachte 1] op grote schaal schuldig gemaakt aan oplichting, diefstal en verduistering.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij dit op een geraffineerde en routineuze wijze heeft gedaan. De modus operandi waarmee verdachte inzake vele feiten heeft geopereerd, getuigt van brutaliteit en doortraptheid.
Verdachte heeft alleen gedacht aan zijn eigen financieel gewin. Op geen enkele wijze heeft hij zich rekenschap gegeven van de gevoelens van de slachtoffers, welke gevoelens van genegenheid en verliefdheid zijn medeverdachte doelbewust heeft opgeroepen en waar hij met zijn medeverdachte gevoelloos misbruik van heeft gemaakt. Niet alleen heeft verdachte door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op het vertrouwen van de slachtoffers, ook heeft verdachte aanzienlijke schade veroorzaakt bij een groot aantal van hen.
De rechtbank rekent het verdachte bovendien zwaar aan dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Daarbij wordt opgemerkt dat de rechtbank de houding van verdachte niet alleen een kwalijke vindt, maar dat het de rechtbank zorgen baart dat verdachte geen enkele blijk heeft gegeven het strafwaardige van zijn handelen in te zien.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Dit is een ernstig feit dat groot gevaar voor de maatschappij met zich brengt en waarop om die reden onvoorwaardelijke gevangenisstraf staat.
Persoonlijke omstandigheden verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 januari 2015, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en eerder onherroepelijk is veroordeeld tot gevangenisstraffen van lange duur voor veel vermogensdelicten.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het omtrent de persoon van verdachte opgestelde reclasseringsadvies d.d. 24 april 2015. De reclassering heeft gerapporteerd dat jarenlang sprake is geweest van een instabiele huisvestingssituatie, verdachte nooit heeft deelgenomen aan het arbeidsproces en dat hij officieel nooit inkomsten heeft gehad. Zijn leven speelde zich volledig af in de criminaliteit en verdachte heeft dan ook niet geleerd om op een positieve manier te participeren in de samenleving. Tijdens zijn laatste detentie heeft verdachte besloten een delictvrij leven te gaan leiden, hetgeen lastig is gebleken. De reclassering verwacht dat dit zonder externe structuur en begeleiding niet gerealiseerd zal worden. Na zijn detentie kan verdachte bij zijn zus verblijven, maar belangrijke criminogene factoren blijven het ontbreken van dagbesteding en inkomsten, denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat, het risico op onttrekken aan de voorwaarden is onbekend. Concluderend adviseert de reclassering aan de rechtbank om aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie in de vorm van een Training Arbeidsvaardigheden, een contactverbod met [medeverdachte 1] , een locatiegebod en een locatieverbod. Tot slot dient verdachte zijn medewerking te verlenen aan een zinvolle dagbesteding, ook als dat vrijwilligerswerk inhoudt.
Media-aandacht
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat met de onevenredige mediabelangstelling die in deze zaak heeft bestaan, in grote mate rekening moet worden gehouden in de strafmaat.
De rechtbank heeft op verzoek van verdachte en met toestemming van de verdediging en de officier van justitie in raadkamer de beelden van de desbetreffende programma’s van Opsporing verzocht en Eén Vandaag bekeken.
De rechtbank overweegt dat het gezicht van verdachte onherkenbaar in beeld gebracht. Gelet op de ernst en de omvang van de zaak heeft het openbaar ministerie respectievelijk de politie naar het oordeel van de rechtbank met deze berichtgeving niet onjuist gehandeld. De rechtbank ziet hierin dan ook geen aanleiding om tot strafvermindering over te gaan.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de term ‘digitale loverboy’ te zwaar aan is gezet door het openbaar ministerie en dat verdachte daardoor in ernstige mate in zijn belangen is geschaad. De rechtbank overweegt hieromtrent allereerst dat in de berichtgeving van de politie en het openbaar ministerie geen sprake is geweest van beschuldigingen van het in de prostitutie brengen van vrouwen, maar van beschuldigingen van het contact leggen met vrouwen en hen geld afhandig maken.
Het openbaar ministerie heeft er bij het doen van de gewraakte uitlatingen onvoldoende rekening mee gehouden dat deze term in het dagelijks gebruik associaties met gedwongen prostitutie oproept. Hoewel het openbaar ministerie niet verantwoordelijk is voor de montage van het televisieprogramma Eén Vandaag, dat beelden van prostitutie in haar uitzending als achtergrondbeelden heeft verwerkt, valt het te betreuren dat deze montage heeft plaatsgevonden. Tegelijkertijd heeft te gelden dat de kwalificatie digitale loverboy de werkzaamheden van verdachte op zichzelf juist duidt, hoewel niet in de klassieke zin, en heeft deze kwalificatie derhalve voldoende feitelijke grondslag. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de belangen van verdachte niet dusdanig geschonden zijn dat dit moet worden verdisconteerd in de strafmaat.
Anders dan de verdediging is de rechtbank ten slotte van oordeel dat de Aanwijzing opsporingsberichtgeving niet van toepassing is, nu voormelde berichtgeving en uitzendingen in het bijzonder voorlichting tot doel hadden. Derhalve faalt het verweer dat niet overeenkomstig de Aanwijzing opsporingsberichtgeving is gehandeld.
Conclusie rechtbank
De rechtbank heeft rekening gehouden met al het hiervoor overwogene. Vooropgesteld zij dat de hoeveelheid en ernst van de bewezenverklaarde feiten een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank ziet, gelet op hetgeen de reclassering heeft gerapporteerd, aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen onder de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn opgenomen in het reclasseringsadvies. De rechtbank ziet geen aanleiding om over te gaan tot oplegging van het locatiegebod en locatieverbod. Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte van een aantal feiten zal vrijspreken, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, passend en geboden.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel.

8.1
Het standpunt van de officier van justitie.
[slachtoffer 1] (feit 1)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.728,75, subsidiair 32 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] , vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 2] (feit 1)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.070,39, subsidiair 41 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] , vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 3] (feit 2 en 3)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.667,92, subsidiair 61 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] , vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 4] (feit 4 en 5)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.152,82., subsidiair 23 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4] , vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 5] (feit 6 en 7)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.454,64, subsidiair 28 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 5] , vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 6] (feit 8)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.
[slachtoffer 8] (feit 11 en 12)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.800,-, subsidiair 36 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 8] , vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 9] (feit 13 en 14)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 266,-, subsidiair 5 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 9] , vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 10] (feit 15)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 50,-, subsidiair 1 dag hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 10] , vermeerderd met de wettelijke rente.
8.2
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld alle vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer 2] zich richt tegen [medeverdachte 2] en niet tegen verdachte. Inzake de vordering [slachtoffer 5] heeft de raadsman betoogd dat de post inzake de immateriële schade erg hoog is en de raadsman heeft de rechtbank verzocht dit bedrag te matigen. De post ‘Benzine’ in de vordering van [slachtoffer 8] is niet onderbouwd en hetzelfde geldt voor de door [slachtoffer 6] gevorderde schade met betrekking tot haar telefoon.
8.3
Het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 1] (feit 1)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.728,75.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[slachtoffer 2] (feit 1)
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.070,39.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[slachtoffer 3] (feit 2 en 3)
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.667,92.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘Telefoon Samsung S5’, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Ten aanzien van de post ‘Gepind geld’ geldt dit eveneens, zij het tot een bedrag van € 3750,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 4 en 5 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 4.417,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 6 december 2014 is ontstaan.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank bepaalt dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.417,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 december 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] .
[slachtoffer 4] (feit 4 en 5)
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.152,82.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[slachtoffer 5] (feit 6 en 7)
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.454,64.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, gedeeltelijk zal worden vrijgesproken en aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[slachtoffer 6] (feit 8)
[slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 529,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[slachtoffer 8] (feit 11 en 12)
[slachtoffer 8] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.800,-.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘Geld à € 250,-’, ‘Geld à
€ 500,-’ en ‘Geld à € 1.000,-’, is door en namens verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 11 en 12 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post ‘Benzine’, de vordering niet-ontvankelijk verklaren nu deze post niet is onderbouwd.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.800,-.
De rechtbank bepaalt dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 11 en 12 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.800,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 8] .
[slachtoffer 9] (feit 13 en 14)
[slachtoffer 9] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 266,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[slachtoffer 10] (feit 15)
[slachtoffer 10] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 50,-.
De vordering, die ziet op de post ‘Geld voor benzine’ is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 15 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 50,-.
De rechtbank bepaalt dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 15 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 50,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 10] .

9.De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 47, 57, 311, 321, 326 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing.

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 4 (primair en subsidiair), 5, 6, 8 en 14 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 7, 9, 10, 11 primair, 12, 13 primair en 15 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
verduistering
ten aanzien van feit 2 en feit 10:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 3, feit 7, feit 12:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 9:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
ten aanzien van feit 11 primair, feit 13 primair, feit 15:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
26 (ZESENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (ACHT) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH, Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de forensische polikliniek De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan een gedragsinterventie, bestaande uit een Training Arbeidsvaardigheden door Reclassering Nederland of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens deze instelling aan hem worden gegeven;
- medewerking verleent aan het realiseren van een zinvolle dagbesteding, ook als dat in eerste instantie vrijwilligerswerk betreft;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
de vorderingen van de benadeelde partijen;
[slachtoffer 1] (feit 1)
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 2] (feit 1)
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 3] (feit 2 en 3)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 3] een bedrag van € 4.417,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 december 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 4.417,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 december 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 3] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 54 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[slachtoffer 4] (feit 4 en 5)
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 5] (feit 8 en 9)
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 6] (feit 10)
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 8] (feit 11 en 12)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 8] een bedrag van € 1.800,-;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.800,-ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 8] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 28 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[slachtoffer 9] (feit 13 en 14)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 9] een bedrag van € 266,- vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 januari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 266,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 januari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 9] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
[slachtoffer 10] (feit 15)
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 10] een bedrag van € 50,-;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 50,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 10] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Pereira Horta, voorzitter,
mr. R.C. Hartendorp, rechter,
mr. C.E. Voskens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Bruins, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014316089, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag/Segbroek-Haagse Hout - Scheveningen, bureau Scheveningen, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1803).
2.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 27 januari 2015, p. 182.
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , d.d. 21 november 2014, p. 637.
4.Proces-verbaal zoeking [adres 2] d.d. 7 februari 2015, p. 1188.
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 11 september 2015.
6.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] d.d. 8 december 2014, p. 884-888 en Proces-verbaal nader verhoor aangever [slachtoffer 3] d.d. 9 januari 2015, p. 892.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting 11 september 2015.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 28 januari 2015, p. 147-166.
9.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] d.d. 8 december 2014, p. 888.
10.HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474.
11.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] d.d. 7 januari 2015, p. 983-986.
12.Proces-verbaal camerabeelden Rabobank en Pro Rail Holland Spoor d.d. 26 januari 2015, p. 1030.
13.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 11 september 2015.
14.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] d.d. 7 januari 2015, p. 987.
15.Proces-verbaal camerabeelden Rabobank en Pro Rail Holland Spoor d.d. 26 januari 2015, p. 1023-1031.
16.Proces-verbaal bevindingen d.d. 27 januari 2015, p. 461.
17.Proces-verbaal bevindingen FO d.d. 27 januari 2015, p. 547-549.
18.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 11 september 2015.
19.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 7] d.d. 25 en 26 februari 2015, p. 1596-1604 en p. 1605.
20.Proces-verbaal Forensische Opsporing, verbaalnummer 2014245979, d.d. 16 december 2014, p. 1610-1612.
21.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 11 september 2015.
22.Proces-verbaal Gesprek d.d. 19 januari 2015, p. 1404-1409.
23.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 8] d.d. 23 december 2014, p. 1651-1654 en p. 1655.
24.24 Bijlage bij proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 21 november 2014, p. 642.
25.Verklaring van verdachte ter terechtzitting, 11 september 2015.
26.Proces-verbaal aanvullende verklaring [slachtoffer 1] mbt overschrijvingen d.d. 3 maart 2015, p. 1660-1661.
27.Proces-verbaal bevindingen d.d. 24 februari 2015, p. 1662-1666.
28.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , 28 januari 2015, p. 192.
29.Proces-verbaal herkenning [medeverdachte 1] camerabeelden Breda d.d. 18 maart 2015, p. 1667-1672.
30.Proces-verbaal bevindingen onderzoek inbeslaggenomen simkaarten d.d. 21 maart 2015, p. 1779-1785.
31.Proces-verbaal verhoor aangeefster [slachtoffer 8] d.d. 24 februari 2015, p. 1655.
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2015, pp. 1781-1782.
33.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 9] d.d. 13 januari 2014, p. 1673-1680.
34.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 8] d.d. 11 januari 2015, p. 955 en proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] d.d. 7 januari 2015, p. 983.
35.Proces-verbaal enkelvoudige fotobewijsconfrontatie d.d. 2 april 2015, p. 1687-1691.
36.Proces-verbaal Gesprek d.d. 19 januari 2015, p. 1404-1409.
37.Proces-verbaal bevindingen onderzoek inbeslaggenomen simkaarten d.d. 21 maart 2015, p. 1779-1785.
38.Proces-verbaal van aangifte d.d.13 januari 2015, p. 1675.
39.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 10] d.d. 22 februari 2015, p. 1692-1715.
40.Proces-verbaal Gesprek d.d. 19 januari 2015, p. 1404-1409.
41.Proces-verbaal telefoongesprek werkwijze [medeverdachte 2] p. 399-400.
42.Proces-verbaal gebruik van nummers [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] door [verdachte] d.d. 26 januari 2015, p. 410-411.
43.Proces-verbaal Gesprek [betrokkene 3] d.d. 18 januari 2015 p. 1721-1723.
44.Proces-verbaal bevindingen onderzoek inbeslaggenomen simkaarten d.d. 21 maart 2015, p. 1779-1785.