Op 5 oktober 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een rekestprocedure tussen de Stichting Compensatieregeling Grenspomphouders 'De Grens Bereikt' en de Staat der Nederlanden. De Stichting verzocht de Staat om ter terechtzitting te verschijnen voor een preprocessuele comparitie, met als doel een overeenkomst te beproeven naar aanleiding van de accijns- en BTW-verhogingen die de pomphouders in de grensstreek onevenredig zwaar zouden treffen. De Stichting stelde dat deze verhogingen leidden tot een dramatische omzetdaling en dat de Staat onrechtmatig handelde door geen compensatieregeling te treffen, wat in strijd zou zijn met het discriminatieverbod en het vertrouwensbeginsel.
De Staat voerde gemotiveerd verweer en stelde dat toewijzing van het verzoek zinloos was, omdat hij niet bereid was om een schikking te treffen. De rechtbank oordeelde dat de taak van de comparitierechter slechts faciliterend was en dat er eerst een principiële beslissing moest worden genomen over de rechtmatigheid van de accijns- en BTW-verhogingen voordat er gesproken kon worden over schadevergoeding of compensatie. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor toewijzing van het verzoek en wees het verzoek van de Stichting af, met veroordeling van de Stichting in de proceskosten.
Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en betreft een belangrijke uitspraak voor de pomphouders in de grensstreek, die zich benadeeld voelen door de fiscale maatregelen van de Staat.