ECLI:NL:RBDHA:2015:11473

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
09/767038-14 en 09/767313-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Pestman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorlopige hechtenis in een strafzaak met terroristische elementen

Op 5 oktober 2015 heeft de Rechtbank Den Haag, zittende in Amsterdam, een beslissing genomen over de schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte, geboren in 1996 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De verdachte was in verzekering gesteld op 24 juni 2014 en in voorlopige hechtenis op 27 juni 2014. De rechtbank had eerder geconcludeerd dat er ernstige bezwaren waren tegen de verdachte, die onder andere werd verdacht van ronselen, opruiing tot terroristische misdrijven en deelname aan een criminele terroristische organisatie. Tijdens de zittingen op 29 september en 1 en 5 oktober 2015 werd de rol van de verdachte in de organisatie besproken.

De officier van justitie, mr. H.A.C. Banning, verzet zich tegen de schorsing van de voorlopige hechtenis, maar de rechtbank oordeelt dat de rol van de verdachte in de organisatie niet langer de vrees rechtvaardigt dat zijn invrijheidstelling tot maatschappelijke onrust zou leiden. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte al meer dan een jaar in voorlopige hechtenis zit en dat hij deze ondergaat in een zwaar regime. De rechtbank besluit de voorlopige hechtenis te schorsen met ingang van 6 oktober 2015, onder strikte voorwaarden, waaronder het verbod op contact met medeverdachten en getuigen, en het inleveren van reisdocumenten.

De rechtbank benadrukt dat haar waardering van de rol van de verdachte voorlopig is en dat de beslissing niet vooruitloopt op een eventuele straf. De zitting van de meervoudige kamer is voorlopig gepland op 3 december 2015, waar de zaak verder zal worden behandeld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAGZITTING HOUDENDE TE AMSTERDAM
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/767038-14 en 09/767313-14

Schorsing voorlopige hechtenis

Beslissing van de rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te Den Haag op [geboortedag] 1996,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [p.i.]
,
in verzekering gesteld op: 24 juni 2014,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 27 juni 2014.
Op 5 oktober 2015 heeft mr. M. Pestman namens verdachte schorsing subsidiair opheffing van de voorlopige hechtenis verzocht.
Officier van justitie mr. H.A.C. Banning is op dit verzoek gehoord en heeft zich tegen toewijzing van het verzoek tot opheffing subsidiair schorsing verzet.
De rechtbank geeft nu de beslissing op het verzoek.
De rechtbank heeft op de vorige zittingen steeds geconcludeerd dat er sprake was van ernstige bezwaren ten aanzien van de aan verdachte ten laste gelegde strafbare feiten, te weten (i) ronselen, (ii) opruiing (tot terroristische misdrijven) en (iii) deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie. De rechtbank blijft – na de inhoudelijke behandeling van de feiten op 29 september alsook 1 en 5 oktober 2015 – van oordeel dat ook thans voor deze feiten ernstige bezwaren aanwezig zijn.
De rechtbank heeft tot nu toe ook steeds geoordeeld dat (de voortduring van) de voorlopige hechtenis noodzakelijk is omdat er
ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich bij invrijheidstelling wederom schuldig zal maken aan dezelfde soort strafbare feiten en
sprake is van een verdenking waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt.
Ten aanzien van de tweede grond heeft de rechtbank in het bijzonder overwogen dat de verdenking bestond dat verdachte een substantiële rol heeft gespeeld in een criminele terroristische organisatie. Zij heeft daaraan de conclusie verbonden dat zijn invrijheidstelling tot maatschappelijke onrust zou leiden. In het licht van het verhandelde ter zitting op 29 september alsook 1 en 5 oktober 2015 komt de rechtbank thans tot het
voorlopigeoordeel dat de rol van verdachte in de beweerdelijke organisatie een dusdanige is geweest dat hiervoor niet langer vrees behoeft te bestaan. Hoewel er dus nog steeds ernstige bezwaren zijn dat verdachte een misdrijf heeft gepleegd waarop de wetgever een gevangenisstraf heeft gesteld van meer dan twaalf jaar, kan daarom niet langer geoordeeld worden dat de voorlopige hechtenis noodzakelijk is vanwege de door dat misdrijf geschokte rechtsorde.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte zich reeds meer dan een jaar in voorlopige hechtenis bevindt en dat hij deze moet ondergaan op een afdeling met een zeer zwaar regime (de Terroristen Afdeling in P.I. De Schie). Ook in eerdere beslissingen heeft de rechtbank aangegeven dat de duur en de zwaarte van de detentie dienen te worden betrokken in de afweging tussen enerzijds het persoonlijk belang van verdachte en anderzijds het strafvorderlijk belang. Het persoonlijk belang van verdachte om de uitspraak in zijn zaak in vrijheid af te wachten is groot. Voor wat betreft het (resterende) strafvorderlijk belang geldt dat het gevaar dat verdachte zich bij invrijheidstelling wederom schuldig zal maken aan ernstige strafbare feiten in afdoende mate kan worden beperkt door het stellen van enkele stringente voorwaarden.
Dit één en ander brengt de rechtbank ertoe de voorlopige hechtenis met ingang van dinsdag 6 oktober 2015 te schorsen tot aan de dag van de uitspraak in de zaak van verdachte, welke voorlopig voorzien is op 3 december 2015.
De rechtbank hecht er aan hierbij op te merken dat haar waardering van de mogelijke rol van verdachte in de beweerdelijke criminele (terroristische) organisatie een voorlopige is, en dat zij met haar beslissing van heden op geen enkele wijze vooruit loopt op een mogelijk aan verdachte op te leggen straf.

Beslissing

De rechtbank schorst de voorlopige hechtenis van verdachte, met ingang van 6 oktober 2015, onder de navolgende voorwaarden:
- dat verdachte zich gedurende de schorsing niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken dan wel zich op andere wijze zal misdragen;
- dat verdachte op generlei wijze, middellijk noch onmiddellijk, contact zal opnemen met de in het dossier voorkomende medeverdachten en de ter zitting gehoorde getuigen;
- dat verdachte zich zal onthouden van contacten met de vertegenwoordigers van de media;
- dat verdachte zich zal onthouden van uitingen en/of publicaties in het publieke domein, waaronder op het internet en (sociale) media;
- dat verdachte niet zal deelnemen aan demonstraties;
- dat verdachte Nederland niet zal verlaten en zijn paspoort, identiteitskaart en andere reisdocumenten bij de officieren van justitie zal inleveren;
- dat verdachte - indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen - zich niet aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis zal onttrekken;
- dat verdachte, in geval hij wegens de feiten waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen, mocht worden veroordeeld tot andere dan vervangende vrijheidsstraffen, zich niet aan de tenuitvoerlegging daarvan zal onttrekken;
- dat verdachte zijn medewerking zal verlenen aan (eventueel) nader onderzoek;
- dat verdachte van iedere adreswijziging tevoren zal kennis geven aan de officieren van justitie;
- dat verdachte aan iedere oproeping in deze zaak vanwege de officieren van justitie of de politie gevolg zal geven;
- dat verdachte zal verschijnen ter terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank.
Aldus gedaan te Amsterdam op 5 oktober 2015