Op 5 oktober 2015 heeft de Rechtbank Den Haag, zittende in Amsterdam, een beslissing genomen over de schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte, geboren in 1996 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De verdachte was in verzekering gesteld op 24 juni 2014 en in voorlopige hechtenis op 27 juni 2014. De rechtbank had eerder geconcludeerd dat er ernstige bezwaren waren tegen de verdachte, die onder andere werd verdacht van ronselen, opruiing tot terroristische misdrijven en deelname aan een criminele terroristische organisatie. Tijdens de zittingen op 29 september en 1 en 5 oktober 2015 werd de rol van de verdachte in de organisatie besproken.
De officier van justitie, mr. H.A.C. Banning, verzet zich tegen de schorsing van de voorlopige hechtenis, maar de rechtbank oordeelt dat de rol van de verdachte in de organisatie niet langer de vrees rechtvaardigt dat zijn invrijheidstelling tot maatschappelijke onrust zou leiden. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte al meer dan een jaar in voorlopige hechtenis zit en dat hij deze ondergaat in een zwaar regime. De rechtbank besluit de voorlopige hechtenis te schorsen met ingang van 6 oktober 2015, onder strikte voorwaarden, waaronder het verbod op contact met medeverdachten en getuigen, en het inleveren van reisdocumenten.
De rechtbank benadrukt dat haar waardering van de rol van de verdachte voorlopig is en dat de beslissing niet vooruitloopt op een eventuele straf. De zitting van de meervoudige kamer is voorlopig gepland op 3 december 2015, waar de zaak verder zal worden behandeld.